Vrijwel alle steden van Nederland, zijn in de Middeleeuwen ontstaan, in de periode 1000 tot 1400 om precies te zijn. Niet alle dorpjes in deze periode groeiden uit tot welvarende steden, en deze...Show moreVrijwel alle steden van Nederland, zijn in de Middeleeuwen ontstaan, in de periode 1000 tot 1400 om precies te zijn. Niet alle dorpjes in deze periode groeiden uit tot welvarende steden, en deze dorpen kunnen ons meer leren over het ontstaan van steden. Brijdorpe is zo’n dorpje. Nu wonen er niet meer dan vijftig personen, maar in het verleden heeft Floris V overwogen het dorp stadsrechten te verlenen. Wat hier de reden voor was, en of het dorp ook de kenmerken van een (beginnende) stad had, wordt hier onderzocht. Kenmerken van een stad in de Middeleeuwen zijn stadsrechten, een redelijke omvang, een centrale functie in de omgeving, andere primaire inkomsten dan landbouw en visvangst en een vorm van versterking. Deze kenmerken komen zelden allemaal tegelijk voor, maar kunnen toch veel zeggen over de functie van een plaats. Brijdorpe had een centrale functie, dat blijkt uit het feit dat er een zesdedeel naar is vernoemd. Ook zijn er sterke aanwijzingen voor de aanwezigheid van een kasteel in het dorp, hoewel de locatie onduidelijk is. De aanwezigheid van een haven kon noch worden bewezen, noch worden uitgesloten. Er is ook geen bewijs van een versterking in de vorm van muren of wallen, maar er is een watertje zichtbaar op oude kaarten die het dorp omvatte. Dit kan als versterking zijn gegraven en/of gebruikt. Uiteindelijk is Brijdorpe waarschijnlijk geen stad, maar een bijzonder dorp geweest. De verzanding van een waterweg zou hiervoor de oorzaak zijn. Dit geeft aan dat in het zuidwesten van Nederland de toegang tot open water van groot belang is voor de ontwikkeling van een dorp tot stad.Show less
In deze scriptie staat de vraag centraal of de theorie van Ilan aangaande kinderen in de Midden Bronstijd in de Zuidelijke Levant kan worden toegepast op andere sites en welke sociale positie...Show moreIn deze scriptie staat de vraag centraal of de theorie van Ilan aangaande kinderen in de Midden Bronstijd in de Zuidelijke Levant kan worden toegepast op andere sites en welke sociale positie kinderen hebben in de Midden Bronstijd in de Zuidelijke Levant in de begravingen op Tel Dan en Tel Kabri. Als eerste wordt de geschiedenis beschreven van kinderen in de archeologie en daarna wordt getracht een definitie te geven van een kind. Vervolgens wordt verder uitgewijd over grafgebruiken voor kinderen. Hierbij dienen een aantal andere onderzoeken als voorbeeld. Het derde hoofdstuk behandelt een introductie over de Midden Bronstijd in de Levant en over de grafgebruiken in die tijd. De theorie van Ilan wordt dan ook verder uitgewerkt. De data van Tel Dan en Tel Kabri worden besproken in hoofdstuk vier. In dat hoofdstuk ligt de nadruk op de graven van kinderen, omdat de scriptie over kinderen gaat. Niet alleen de data zullen worden besproken, maar ook de ligging en geschiedenis van beide sites. Hoofdstuk vijf bevat de discussie over de data van Tel Dan en Tel Kabri. Daarnaast zal dieper worden ingegaan op de sociale positie van kinderen. Het laatste hoofdstuk is de conclusie. Het onderzoek heeft aangetoond dat de theorie van Ilan op sommige punten goed is, maar op andere punten niet. Zijn ideeën rondom de kosmologie kunnen worden beschouwd als discutabel. Daarnaast is zijn theorie minder betrouwbaar, doordat hij teveel redeneert richting migratie vanuit Mesopotamië naar de Levant aan het begin van de Midden Bronstijd. De ideeën rondom migratie staan al langer ter discussie. Het onderzoek heeft echter wel kunnen aantonen dat kinderen een sociale positie hadden in de Levant in de Midden Bronstijd. Het zou interessant zijn om meer onderzoek te doen naar de sociale positie van kinderen in de Levant. In dit onderzoek zijn namelijk maar twee sites gebruikt en het zou beter zijn om te kijken of de patronen van dit onderzoek ook elders te vinden zijn.Show less
Ever since its discovery, the Châtelperronian levels of the Grotte du Renne have been the subject of extensive debate. The excavations directed by André Leroi-Gourhan at the Grotte du Renne have...Show moreEver since its discovery, the Châtelperronian levels of the Grotte du Renne have been the subject of extensive debate. The excavations directed by André Leroi-Gourhan at the Grotte du Renne have yielded Châtelperronian type stone tools as well as symbolic artefacts such as pendants and pigments. The association of these finds together with multiple Neanderthal teeth and a temporal bone, led to the conclusion by Leroi-Gourhan Neanderthals were the makers of the Chatelperroian artefacts, including the ornaments. The ambiguity of this association is caused by the complex stratigraphy of the Grotte du Renne due to phases of extensive destruction of the interior of the cave due to the karstic nature of the region. Furthermore, symbolic artefacts have traditionally been associated with Homo sapiens and the Upper Paleolithic. These factors have led some to conclude the Neanderthal teeth have moved up from the Mousterian levels and the ornaments down from the Aurignacian levels, which are also present at the Grotte du Renne, Conflicting radiocarbon dates have not solved this problem. In this thesis, the available data from the Grotte du Renne has been assessed which has led to the conclusion the majority of the finds have been recovered in situ. Therefore, the ornaments from the Grotte du Renne have been made by Neaderthals indicating a symbolic aspect to their material cultre and the integrity of the Châtelperronian levels at the Grotte du Renne.Show less
The archaeological remains of the Alto Magdalena region in Southwestern Colombia have been intensively investigated by different researchers in the last couple of decades. Whereas at first the...Show moreThe archaeological remains of the Alto Magdalena region in Southwestern Colombia have been intensively investigated by different researchers in the last couple of decades. Whereas at first the focus was only on the central area, San Agustín, this has expanded over the years to encompass many other sites and features located throughout the Alto Magdalena. The people living in this area began forming settlement concentrations and practicing agriculture from 1000 BC onwards. The population continued growing and various developments and changes took place, while other aspects remained more or less the same until the arrival of the Europeans in the 16th century. The research focus was, and to some extent still is, predominantly on the impressive sculptures found in this region. These sculptures, more than 400 in number and varying greatly in size, style, iconography and context, were made between AD 1 and AD 900 from stone extracted from the region. They were often part of the funerary architecture, and the effort needed for their construction, their size, and impressive, durable appearance, together with the bright colors they had, gave them most likely a central place in the lives of the ancient inhabitants. From the 18th century onwards, researchers have tried to interpret these sculptures. Together with shifting research traditions and theoretical frameworks in the general field of archaeology, the interpretations of the sculptures have changed considerably, ranging from bishops and demons to underlying jaguar-themes and beliefs of the sculptors, and cosmological structures present in the society. However, no definitive new insights have yet been reached. Applying newly developed theoretical concepts, for example from the field of memory, might offer different and enlightening ways of looking at the material remains of the Alto Magdalena, resulting in new ideas about the legitimization of power, the creation of collective beliefs, the forging of social bonds, the infusion of ideas into the sculptures by the common people, the continuing interminglement of deceased ancestors through the sculptures, and the ongoing function and role of formerly built sculptures for later inhabitants. Such new perspectives may result in better understandings of the sculptures and the role and meanings they could have had.Show less
Deze scriptie behandelt een aantal vraagstukken rondom de tonpot, een type aardewerken pot uit de Merovingische periode die hoofdzakelijk wordt aangetroffen in nederzettingen langs de Rijn. Het...Show moreDeze scriptie behandelt een aantal vraagstukken rondom de tonpot, een type aardewerken pot uit de Merovingische periode die hoofdzakelijk wordt aangetroffen in nederzettingen langs de Rijn. Het gebrek aan een synthetiserend onderzoek naar dit type pot vormt een lacune in de kennis over de vroege middeleeuwen. Dit onderzoek probeert deze lacune op te vullen en voorziet in een basis waardoor toekomstige publicaties uitgebreider en systematischer informatie kunnen verschaffen. De resultaten die het onderzoek heeft voortgebracht zijn verkregen door een combinatie van diepgaande literatuurstudie en de uitwerking van vondstmateriaal gevonden te Oegstgeest, een Merovingische nederzetting aan de Oude Rijn. Hierdoor zijn de mogelijkheden en beperkingen van het materiaal duidelijk geworden waardoor een gerichtere strategie kon worden gevormd. Historische gegevens uit de Merovingische tijd tonen periodes van stabiliteit aan, die voorzien in een basis voor interregionale uitwisseling waardoor het mogelijk werd dat tonpotten in West-Nederland kwamen. Het aanzien van deze potten uit het zuidelijke Rijnland was laag en gebruik was vooral beperkt tot het huishouden, met name voor bewaren en bereiden van voedsel. Dat de pot hier uitermate geschikt voor was blijkt uit de geringe ontwikkeling die het in 300 jaar heeft doorgemaakt. Aangenomen werd dat gebrek aan ontwikkeling en willekeurige variatie geen houvast bood voor gedetailleerde datering. Dit onderzoek heeft aangetoond dat er zich wel degelijk een dateerbare vormontwikkeling voordoet. Het gebruik en de aanvulling van de hier gepresenteerde typo-chronologie, tezamen met de overige contextuele informatie, kan meer inzicht geven in het leven in de vroege middeleeuwen.Show less
Samenvatting In deze scriptie wordt onderzocht of de neolithische veenwegen in Noord-Nederland en Noordwest- Duitsland een rituele functie hebben gehad. Daartoe werd onderzocht welke neolithische...Show moreSamenvatting In deze scriptie wordt onderzocht of de neolithische veenwegen in Noord-Nederland en Noordwest- Duitsland een rituele functie hebben gehad. Daartoe werd onderzocht welke neolithische veenwegen in het gebied voorkomen, en welke vondsten met deze wegen in verband staan. Ook werd onderzocht of er aanwijzingen waren voor selectieve depositie. De in Noord-Nederland gelegen veenweg van Nieuw-Dordrecht wordt uitgebreid besproken. Deze weg lijkt blind te eindigen in het veen. Hier werden drie voorwerpen aangetroffen, die als depositie mogen worden geduid. Een schijfwiel, een object gelijkend op een hockeystick, en een bijlsteel. In het Lengeler Moor in Niedersachsen ligt veenweg XV (Le). Deze werd reeds in de jaren tachtig van de vorige eeuw opgegraven. Hier werden twee antropomorfe palen gevonden. Bij het Duitse Campemoor zijn de afgelopen twintig jaar zes neolithische veenwegen opgegraven. Van deze zes wegen zijn bij weg 32 Pr vondsten gedaan die wijzen op depositie. Hier werden twee runderhoorns gevonden. Ook werden scherven van aardewerk gevonden onder het wegdek. De verdeling van deze scherven wijst op bewuste depositie. Weg 31 Pr valt op door zijn hoge ouderdom, rond 4600 BC, en door de voor die periode zeer complexe constructie. Een belangrijk kenmerk van veengebieden is de overgang van land naar water. Hier wordt ook een symbolische betekenis aan toegekend, namelijk de overgang van het aardse leven naar het hiernamaals. In verband hiermee wordt aan deposities in veengebieden een rituele betekenis toegeschreven. Diverse van bij de veenwegen gevonden categorieën voorwerpen zijn reeds bekend van veenopgravingen, zoals runderhoorns en schijfwielen. Gezien deze gevonden voorwerpen bij de onderzochte neolithische veenwegen mag aan deze veenwegen een rituele betekenis worden toegekend. Daarnaast kunnen de wegen ook zijn gebruikt als platform voor rituele en sacrale activiteiten.Show less
This thesis is a literature study on the sheep bearer, this image of a man carrying a sheep is used in both baptismal and funerary contexts. This theme is often used in both Roman and Christian...Show moreThis thesis is a literature study on the sheep bearer, this image of a man carrying a sheep is used in both baptismal and funerary contexts. This theme is often used in both Roman and Christian contexts, this thesis aims to explain the meaning and popularity. Written sources and material culture are used as examples.Show less
In this thesis, 19 strigils found on the Kops-Plateau in Nijmegen will be described and analyzed. A catalogue of the finds and distribution maps are to be found in the file. The strigils are...Show moreIn this thesis, 19 strigils found on the Kops-Plateau in Nijmegen will be described and analyzed. A catalogue of the finds and distribution maps are to be found in the file. The strigils are analized by means of looking at their context, distribution, and physical characteristics. A general introduction into the artefact is given and attention is paid to current research questions and methods in using this group of material.Show less
This thesis was written with the objective to re-examine the Aegyptiaca on Malta and Gozo during the Phoenician and Punic phases, in order to achieve a better understanding of the cultural exchange...Show moreThis thesis was written with the objective to re-examine the Aegyptiaca on Malta and Gozo during the Phoenician and Punic phases, in order to achieve a better understanding of the cultural exchange processes, which would have occurred during the first millennium BCE. Because of the geographic location of the islands in the middle of the Mediterranean, Malta holds a unique position, where several different cultures meet and merge. Based on previously published material (Hölbl 1989 and Sagona 2005), every object has been critically discussed and analyzed within its archaeological and cultural context. While some of the objects were created in Egypt, others were good copies of Egyptian originals, produced elsewhere. While a number of the objects might have been associated with purely aesthetic values, some of our objects allow for a deeper religious association. On Malta we see a convergence of Egyptian and Levantine influences, merged together in Phoenician art. This is not a strange phenomenon, as the Phoenicians themselves already adopted and changed many aspects of different cultures, which they again distributed across the Mediterranean. Where cultures meet they can merge together to form a new culture, but that is not always the case. People can also resist a new dominating culture by falling back on an older culture. This feat is shown in the numismatics of Malta and Gozo, as even under the new Roman domination coins were minted with Punic and Phoenician deities and motifs displayed on them.Show less
This research deals with glass objects which were found during the excavation of medieval occupation east of the Paardenmarkt in Delft. In the 15th and 16th century this was the location of the...Show moreThis research deals with glass objects which were found during the excavation of medieval occupation east of the Paardenmarkt in Delft. In the 15th and 16th century this was the location of the Saint Clara convent. Glass was found at the bottom of a cesspit. It was such an amount that the question arose whether or not the glass could belong to the inhabitants of the convent. Glass was, after all, a luxury item and this find was not expected to belong to this particular convent. In this convent the inhabitants had to make a vow, which did not allow them to have any possessions. An inventory was made of the glass and it was described in a catalogue. Among the finds were beakers, urinals, lamps, maigeleins, bottles, ‘Krautstrunken’ and (stained) window-glass. In order to answer the question whether the glass belonged to the Saint Clara convent the glass was compared with glass finds from other sites in the Netherlands of which the social context was known: convents, castles, houses of rich and poor people. The investigation has shown that the glass could have belonged to the convent. Other convents had the same types of glass in their cesspits.Show less
Reconstruction of the 15th century diet, social status and daily life in the almshouse in Delft, Netherlands based on archeobotanical data, written resources and ceramics.
In deze scriptie heb ik onderzoek gedaan naar het materiaal, met de nadruk op het aardewerk, dat in 1906 aan de Zuidweg te Naaldwijk is opgegraven. Teneinde de hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen...Show moreIn deze scriptie heb ik onderzoek gedaan naar het materiaal, met de nadruk op het aardewerk, dat in 1906 aan de Zuidweg te Naaldwijk is opgegraven. Teneinde de hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden, heb ik twee deelvragen opgesteld. De eerste deelvraag ging over de ondergrond van het grafveld ten opzichte van de bijbehorende nederzetting. Hieruit bleek dat de nederzetting en het grafveld op een verschillende plaats in het landschap lagen. De nederzetting lag op een strandduin, die vaak hoger in het landschap liggen. Het grafveld lag in het lager gelegen, wat nattere gebied achter de strandduin waar de nederzetting op lag. Het grafveld lag dus op een andere locatie in het landschap. De reden hierachter is onduidelijk. Bij het beantwoorden van de tweede deelvraag heb ik aan de hand van de chronologieën van Siegmund (1998) en Müssemeier (2003) heb ik het aardewerk van de opgraving gedateerd. Na alle stukken individueel gedateerd te hebben, ben ik gekomen tot een algemene datering van 555 tot 620 AD +/- 50 jaar. Na de beantwoording van de deelvragen, heb ik de hoofdvraag beantwoord. Hieruit is gebleken dat verder onderzoek nog veel informatie kan opleveren. Wel is het duidelijk geworden, dat mensen in de merovingische periode gecremeerd werden. Of er ook begraven werd, is niet duidelijk. Inhumaties zijn niet aangetroffen, maar het is goed mogelijk dat deze er wel zijn geweest, maar dat ze verloren zijn gegaan.Show less
In de archeologie zijn lakenloden één van de minst begrepen en meest ondergewaardeerde voorwerpen. Hoewel er vele lakenloden worden aangetroffen op allerhande opgravingen, wordt aan deze kleinoden...Show moreIn de archeologie zijn lakenloden één van de minst begrepen en meest ondergewaardeerde voorwerpen. Hoewel er vele lakenloden worden aangetroffen op allerhande opgravingen, wordt aan deze kleinoden maar weinig aandacht besteed. Lakenloden kunnen echter van grote archeologische betekenis zijn, mits een goede datering mogelijk is. Dit onderzoek is erop gericht om met behulp van vastgelegde stadswapens en -zegels uit de steden Amsterdam, Leiden en Delft lakenloden uit deze drie steden te dateren. Ook is onderzocht hoe de bestudeerde lakenloden nieuwe inzichten kunnen bieden in de dynamiek van de lakenindustrie.Show less