Despite significant progress in gender equality, gender gaps in wages and labour supply persist globally, driven by occupational segregation, caregiving responsibilities, and systemic...Show moreDespite significant progress in gender equality, gender gaps in wages and labour supply persist globally, driven by occupational segregation, caregiving responsibilities, and systemic discrimination (Budig & England, 2001; Dorius & Firebaugh 2010; Blau & Kahn, 2017; Castellano & Roca, 2020). Tax policies have recently emerged as a potential tool to address these disparities, with progressive systems shown to reduce income inequality (Bargain et al., 2019; Christofides et al., 2013; Olivetti & Petrongolo, 2017) and women’s labour supply considered more responsive to tax reforms (Borjas, 2005; Evers et al., 2008, Eissa et al., 2008; Keane, 2011; Meghir & Phillips; 2010). This thesis examines the gendered effects of Argentina’s 2013 Personal Income Tax (PIT) reform, which introduced significant tax relief for workers earning below AR$15.000 (approximately USD 3.000) monthly. While the reform aimed to alleviate the tax burden on middle-income workers, its impacts on wage inequality and labour supply, particularly for women, remain underexplored. Using data from Argentina’s Longitudinal Sample of Registered Employment (MLER) and a regression discontinuity design (RDD), this study investigates the reform’s effects on two dimensions: (i) gendered impacts on net earnings and (ii) labour supply adjustments at the intensive margin. The results reveal that the tax reform had a mechanical impact on workers' net earnings, with a small but significant local effect. However, there were no significant gender differences in the reform’s impact on the tax burden or labour supply. While the results do not demonstrate significant gendered effects, the study's limitations—particularly the absence of detailed data on family composition, caregiving responsibilities, and work effort—preclude definitive conclusions. These limitations highlight the importance of richer datasets and more nuanced methodologies to fully understand how income taxes influence labor market dynamics for men and women.Show less
The financial situation of the household influences the degree of trust in the government. Individuals from households in adverse financial circumstances express lower levels of institutional trust...Show moreThe financial situation of the household influences the degree of trust in the government. Individuals from households in adverse financial circumstances express lower levels of institutional trust. Subjective measures of poverty capture this effect better than objective measures do.Show less
Met de introductie van het leenstelsel in Nederland, is de start van standaard lenen ingezet. Een lening geeft meerder problemen met zich mee in de vorm van lagere hypotheek en hogere maandlasten....Show moreMet de introductie van het leenstelsel in Nederland, is de start van standaard lenen ingezet. Een lening geeft meerder problemen met zich mee in de vorm van lagere hypotheek en hogere maandlasten. Dit kan een nadelig effect hebben op de samenleving. Studenten kunnen hierin een afweging maken of ze wel of niet gaan lenen, dit ligt deels aan hun tijdsvoorkeur. Dit onderzoek gaat dan ook in op het effect van tijdsvoorkeuren op het leengedrag van studenten. In het onderzoek wordt geduld gebruikt als tijdsvoorkeur. De hypothese die gesteld wordt is dat geduld een negatief effect heeft op het leengedrag. Het onderzoek is kwantitatief en deductief van aard. Er is gebruik gemaakt van een literatuurstudie om de conceptualisatie en hypothese op te stellen. Voor de analyse is gebruik gemaakt van de data die vrijgegeven is bij het LISS-panel. Het gebruikte model voor de analyse is dat van de logistische regressie. De steekproef bestaat uit 172 personen, dit zorgt ervoor dat de data beperkt is. De logistische regressies zijn stapsgewijs opgebouwd om de verbanden goed zichtbaar te maken. De resultaten van het onderzoek zijn als volgt. Geduld geeft een odds ratio van 0.926, wat aangeeft dat er sprake is van een negatief verband, echter de regressie is insignificant. Hierdoor is niet direct te zeggen of dit effect precies op deze manier plaatsvind. Verder waren de gevonden verbanden tussen risicoprofielen en leengedrag vergelijkbaar met de resultaten vanuit de literatuurstudie, in dit onderzoek ook niet significant. Verder is er nog gekeken naar een eventueel ander risicoprofiel, naar het profiel waar het risico zich rondom de carrière bevindt. Uit deze regressie volgde dat het verband van geduld en leengedrag sterker negatief is. De andere verbanden zwakte juist wat af, op eentje na degene van de toelage. Het verband tussen de toelage van ouders en het leengedrag van studenten ging tegen de verwachtingen. Ook vanuit de literatuur studie was de verwachting dat dit verband negatief is. De conclusie vanuit dit onderzoek is dat er niet echt gesproken kan worden over het effect van tijdsvoorkeuren op leengedrag, vanwege het gebrek aan significantie. Wel is te zeggen dat het negatieve verband weergegeven wordt in de regressie zoals de verwachting ook was vanuit de literatuurstudie. Echter het opvallende verband van de toelage van ouders doet denken dat er een externe factor is die het onderzoek ook beïnvloed. Een antwoord op de hoofdvraag is er dus niet echt en de hypothese kan ook niet direct aangenomen worden of verworpen worden vanuit dit onderzoek. Vervolg onderzoek zou hier dan ook verder op in kunnen gaan.Show less
Uit ‘’de volksgezondheid toekomstverkenning 2018’’ van het RIVM bleek dat mensen met een lagere sociaaleconomische status vaker een ongezonde leefstijl hanteren, waar consumptie van sigaretten en...Show moreUit ‘’de volksgezondheid toekomstverkenning 2018’’ van het RIVM bleek dat mensen met een lagere sociaaleconomische status vaker een ongezonde leefstijl hanteren, waar consumptie van sigaretten en alcohol een groot onderdeel van uit maakt. Het consumeren van alcohol en sigaretten drukt erg op de zorgkosten. Om de zorgkosten te verminderen zou de overheid het gebruik van alcohol en sigaretten moeten terugdringen. Wanneer armoede daadwerkelijk een effect heeft op middelengebruik, zoals alcohol- en sigarettenconsumptie, zal de overheid zich dus meer op armoedebestrijding moeten richten. In mijn onderzoek staat dan ook de volgende vraag centraal: In hoeverre hebben inkomensarmoede en rondkomen invloed op middelengebruik? In het theoretisch kader worden eerdere onderzoeken en publicaties met betrekking tot armoede en middelengebruik besproken. Daarnaast wordt de prijselasticiteit, de verslavingsgevoeligheid, en het coping mechanisme rondom middelengebruik besproken. Daarna zijn vier hypothesen vastgesteld: Hypothese 1: Inkomensarmoede heeft een positieve invloed op het gebruik van alcohol. Hypothese 2: Rondkomen heeft een negatieve invloed op het gebruik van alcohol. Hypothese 3: Inkomensarmoede heeft een positieve invloed op het gebruik van sigaretten. Hypothese 4: Rondkomen heeft een negatieve invloed op het gebruik van sigaretten. Aan de hand van deze hypothesen wordt in dit onderzoek het effect van armoede op het gebruik van sigaretten en alcohol onderzocht. Daarbij wordt gebruik gemaakt van longitudinale data uit het LISS Panel, bestaande uit zo’n 7500 respondenten. Deze data is vervolgens geïmporteerd in het statistisch softwarepakket; STATA, waarna een Pooled OLS en een Two-way Fixed Effects regressie zijn uitgevoerd. De Two-way Fixed Effects regressie met het gebruik van controlevariabel biedt de strengste en meest betrouwbare meetmethode. Op basis van het Twoway Fixed Effects model is dus gekeken of de hypothesen moeten worden verworpen of bevestigd. Uit de regressies is duidelijk geworden dat er geen statistisch significant effect is van inkomensarmoede en rondkomen op het gebruik van alcohol. Er is dus geen bewijs voor hypothesen 1 en 2. Voor hypothese 3 is alleen bewijs te vinden voor een positief effect van inkomensarmoede op roker. Het effect van inkomensarmoede op de mate van sigarettengebruik is namelijk niet statistisch significant. Hypothese 4 kan geheel worden bevestigd. Rondkomen heeft een statistisch significant negatief effect op roker en mate van sigarettengebruik. Op basis van deze conclusie wordt de volgende beleidsaanbeveling gedaan: Om sigarettenconsumptie te verminderen zou de overheid meer moeten inzetten op armoedebestrijding.Show less
Deze studie richt zich op het effect van multidimensionale armoede op de mentale gezondheid van Nederlanders met behulp van de EU 2020 Poverty Index. Deze index combineert verschillende elementen,...Show moreDeze studie richt zich op het effect van multidimensionale armoede op de mentale gezondheid van Nederlanders met behulp van de EU 2020 Poverty Index. Deze index combineert verschillende elementen, waaronder inkomensarmoede, materiële deprivatie en werkloosheid. Eerdere studies die het effect van armoede op de mentale gezondheid hebben onderzocht zijn voornamelijk gericht op inkomensarmoede. Echter brengen indicatoren van inkomensarmoede onvoldoende de diversiteit in de levensomstandigheden van huishoudens in armoede in beeld (Fusco et al., 2011). Mensen die leven in armoede ervaren aanzienlijke stress als gevolg van hun levensomstandigheden. Het is daarom van cruciaal belang om deze levensomstandigheden in overweging te nemen om het effect van armoede op de mentale gezondheid te kunnen begrijpen. In dit onderzoek wordt eerst het effect van elke armoededimensie op de mentale gezondheid afzonderlijk onderzocht. Vervolgens worden deze gecombineerd tot één meetschaal waarbij moet worden voldaan aan minimaal één van de dimensies: hetzij onder de inkomensarmoededrempel, op of boven de materiële deprivatiedrempel of zich verkeren in een onvrijwillige werkloosheid status. Aansluitend wordt getoetst of multidimensionale armoede een sterkere voorspeller is van de mentale gezondheid dan inkomensarmoede. Het onderzoek maakt gebruik van het LISS-panel en past het fixed effects model toe. Uit de resultaten blijkt dat inkomensarmoede en werkloosheid geen significant effect hebben op de mentale gezondheid, terwijl materiële deprivatie wel een negatief significant effect toont. Hoewel de rol van multidimensionale armoede als voorspeller van mentale gezondheid nog niet duidelijk is, zijn er aanwijzingen dat het mogelijk een betere voorspeller is dan inkomensarmoede. De bevindingen van dit onderzoek benadrukken de noodzaak van verder onderzoek naar multidimensionale armoede en de impact ervan op de mentale gezondheid. Het begrijpen van de bredere context van armoede kan helpen bij het ontwikkelen van effectiever beleid ter bevordering van de mentale gezondheid van mensen die leven in armoede.Show less
In dit onderzoek wordt het effect van risicovoorkeuren op gezondheidszorguitgaven geanalyseerd. Dit effect is nog niet eerder onderzocht en het onderzoek tracht daarom een hiaat in de wetenschap te...Show moreIn dit onderzoek wordt het effect van risicovoorkeuren op gezondheidszorguitgaven geanalyseerd. Dit effect is nog niet eerder onderzocht en het onderzoek tracht daarom een hiaat in de wetenschap te vullen. Dit onderzoek heeft grote maatschappelijke relevantie, omdat de gezondheidszorguitgaven in de komende decennia sterk zullen groeien en alle potentiële oorzaken onderzocht moeten worden. De onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘In hoeverre hebben risicovoorkeuren invloed op gezondheidszorguitgaven?’ In het onderzoek wordt allereerst de al bestaande literatuur over het onderwerp onderzocht. Uit deze literatuur blijkt dat op indirecte wijze een verband kan worden gelegd tussen de risicovoorkeuren en de gezondheidszorguitgaven, hoewel dit directe verband niet is onderzocht. Op basis van de literatuur wordt de hypothese opgesteld, waarin wordt aangegeven dat er een positief verband wordt verwacht tussen risicovoorkeuren en gezondheidszorguitgaven. Voor het statistische onderzoek is gebruik gemaakt van data uit 76 landen, die verzameld zijn in de Global Preference Survey (Falk et al. 2018). Deze data zijn aangevuld met data van de Wereldgezondheidszorganisatie en de World Bank. Deze data zijn gebruikt voor een regressieanalyse, waarbij behalve de onafhankelijke en afhankelijke variabelen ook de controlevariabelen ‘leeftijd’, ‘BBP’ en ‘BMI’ zijn meegenomen. De resultaten van dit onderzoek zijn niet significant en niet eenduidig. Dit betekent dat de hypothese verworpen moet worden. In het onderzoek zijn enkele aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek. Verder onderzoek moet gebeuren met meer data en moet vooral over een bepaalde periode worden afgenomen. Hierbij is het van belang dat men voldoende tijd, geld en moeite steekt in het uitvoeren van dit onderzoek, waarin de waarden bij individuele respondenten worden afgenomen in plaats van gemiddelden, indexcijfers en medianen. Dat is nodig omdat er op die wijze meer controlevariabelen meegenomen kunnen worden, die de resultaten significanter en relevanter zullen maken.Show less
Attentional bias (AB) refers to increased attention or salience to certain stimuli. Women who use hormonal contraception only have a greater accuracy and response bias for sad expressions, which...Show moreAttentional bias (AB) refers to increased attention or salience to certain stimuli. Women who use hormonal contraception only have a greater accuracy and response bias for sad expressions, which can be linked to depression symptoms and diagnoses. It was hypothesized that women who use hormonal contraception have a larger AB towards negative emotions in comparison to naturally cycling women. Healthy female volunteers (N=266) participated in an online AB task, the emotional dot-probe task including the facial expressions: neutral, angry, happy, and fearful faces. Additionally, the participants filled in the DASS-21 questionnaire, where this study utilized the depression subscale. AB was quantified as the difference between reaction times to incongruent and congruent trials. A significant AB was found in this online set-up. The naturally cycling women group showed a stronger AB in comparison to the hormonal contraception users. This effect was independent of emotion. Even though no significant effect of depression was found and no correlation between AB and depression was found, there was a trend for the naturally cycling women group to score higher on depressive symptoms, which may contribute to the higher AB in this group. The contradictory results may be clarified by the fact that, compared to naturally cycling women, hormonal contraception users experience less variation in mood during the menstrual cycle and there is less negative mood throughout the menstrual period. By comparing these groups, these findings contribute to increasing evidence of research examining the use of hormonal contraception and the influence it may have on mood.Show less
Introduction The reinforcement learning theory shows that learning for another (prosocial learning) and learning for ourselves (selfish learning) can both be used as an effective way to learn. Low...Show moreIntroduction The reinforcement learning theory shows that learning for another (prosocial learning) and learning for ourselves (selfish learning) can both be used as an effective way to learn. Low self-esteem is linked to many clinical disorders and with prosocial and selfish behavior. The current study further examines selfish and prosocial learning and a possible relation with self-esteem. Method A total of 139 healthy participants finished the Rosenberg Self-esteem Scale and performed an online learning task. Participants had to choose between different stimuli that were probabilistically associated with rewards for themselves (self), another person (prosocial), or no one (control). The number of high probable stimuli (correctly chosen trials) for the selfish condition, prosocial condition and the none condition were analyzed. The two probability ratios that were used were 40/60 and 30/70. Results In contrast with our hypothesis, in the 30/70 probability context there was no significant difference found between conditions over time. Additionally, no significant effect was found between conditions and the 25% high and low self-esteem over time. Additionally, no significant correlations were found between self-esteem and the difference score ‘Prosocial minus Selfish’, the selfish condition and the prosocial condition. Discussion The current study found no significant relation between selfish and prosocial learning and self-esteem. The insignificant effects found in this study may be due to the difficulty of the task, uncontrollable environment, in diversity of sample and differences between global and specific self-esteem. Future research should focus on providing better insight in the relation between prosocial learning and self-esteem.Show less
The current research investigated the role of state self-esteem in the relationship between menstrual cycle and mood symptoms, specifically depression and anxiety. Research has not only generally...Show moreThe current research investigated the role of state self-esteem in the relationship between menstrual cycle and mood symptoms, specifically depression and anxiety. Research has not only generally shown a higher incidence rate of depression in women but also specifically increased rates of depression in women with menstrual related symptoms. In the present study it was hypothesized that women during their menstruation, compared to during their ovulation, show more depressive and anxious symptoms. Furthermore, it was hypothesized that there is a mediating effect of self-esteem. It was predicted that women during their menstruation have less self-esteem and that women with less self-esteem show more depressive and anxious symptoms. An online questionnaire about depression, anxiety, self-esteem, and additionally questions about women’s menstrual cycle was filled out by 268 participants. Focusing on only naturally cycling women, 18 women were grouped into the ovulating and 25 women into the menstruating group. Contrary to the predictions, results from the multiple regression analyses showed that there was neither an effect of the menstrual cycle phase on mood symptoms such as depression and anxiety nor a mediation effect of state self-esteem in the relationship of the menstrual cycle phase on mood symptoms. However, there seemed to be a relationship between self-esteem and depressive symptoms. This means the lower the woman’s self-esteem, the higher she scored on depressive symptoms. It thus seems as if depressive and anxious symptoms are not influenced by whether a woman is currently ovulating or menstruating. The results of the study add to the body of literature about the menstrual cycle, self-esteem, and mood symptoms.Show less
Steroid hormones are frequently highlighted as an important modulator of women’s susceptibility for developing mood and anxiety disorders. One of the often-considered influences is the effect of...Show moreSteroid hormones are frequently highlighted as an important modulator of women’s susceptibility for developing mood and anxiety disorders. One of the often-considered influences is the effect of estradiol on the dopaminergic activity in the prefrontal cortex. Given this association it was investigated if natural levels of estradiol might affect women’s executive functions. The focus of measurement was the participant’s performance on the flanker task. It was hypothesised that women in a menstrual cycle phase marked by high estradiol show enhanced interference control and post-error adjustment. The study was conducted as an observational, natural group design and executed in an online format. Self-reports on the menstrual cycle were used for an approximation of the women’s current estradiol levels based on which two groups of women, either high or low in estradiol, were created. Main comparisons were made between 29 naturally cycling women in total and 48 men. The outcomes suggest that the cycle phase of women and the assumed levels of estradiol may not have influenced the processes of interference control or post-error adjustment. To interpret the obtained results, the measured constructs, interference control, error monitoring, and the menstrual cycle are discussed, and possible uncontrolled variables outlined. Future research is needed to further explore women’s executive processes and related neural correlates in the context of the menstrual cycle. Research in this field may provide better understanding of possible influences on women’s cognitive and emotional circuits in the brain, which will help to achieve a clearer picture of women’s psychological wellbeing throughout their life span.Show less
In deze bachelor thesis is er onderzocht in hoeverre er samenhang waar te nemen is tussen deelname aan christelijke religieuze activiteiten en het altruïstisch gedrag van christenen. Christelijke...Show moreIn deze bachelor thesis is er onderzocht in hoeverre er samenhang waar te nemen is tussen deelname aan christelijke religieuze activiteiten en het altruïstisch gedrag van christenen. Christelijke religieuze activiteiten zijn in dit onderzoek opgesplitst in twee onafhankelijke variabelen: de mate waarin een individu een kerk bezoekt en de mate waarin een individu tijd spendeert aan gebed. Altruïstisch gedrag van christenen is in dit onderzoek opgesplitst in drie afhankelijke variabelen: het doneren van geld, het vertonen van hulpgedrag en het verrichten van vrijwilligerswerk. Vanuit het bestuurskundig oogpunt is dit relevant om te onderzoeken, vanuit de reden dat volgens veel onderzoekers religie geen belangrijke rol meer speelt in het publieke domein en omdat er werkelijk een positieve relatie te ondervinden is tussen Public Service Motivation en altruïstisch gedrag binnen organisaties. Er is gebruik gemaakt van datasets uit de LISS Panel om vervolgens regressieanalyses uit te voeren. Deze bachelor thesis heeft uiteindelijk aangetoond dat er een positieve samenhang tussen christelijke religieuze activiteiten en het altruïstisch gedrag van christenen te bevinden is: de tijd die christenen spenderen aan gebed en de mate waarin christenen de kerk bezoeken hangt positief samen met het doneren van geld, het vertonen van hulpgedrag en het verrichten van vrijwilligerswerk door christenen.Show less