In Nederland zijn veel kinderen die het Nederlands als tweede taal op school leren. Dit zijn zowel kinderen die zelf uit het buitenland komen als kinderen waarvan de ouders een andere taal spreken....Show moreIn Nederland zijn veel kinderen die het Nederlands als tweede taal op school leren. Dit zijn zowel kinderen die zelf uit het buitenland komen als kinderen waarvan de ouders een andere taal spreken. Het is aan de leerkrachten om deze kinderen het Nederlands te leren, wat gezien het lerarentekort in Nederland geen gemakkelijke taak is. In de literatuur lijkt weinig onderscheid gemaakt te worden tussen strategieën voor de bevordering van de woordenschat die door de leerkracht in een klas uitgevoerd kunnen worden of die individueel met een kind uitgevoerd moeten worden. Het literatuuronderzoek heeft zich gefocust op het formuleren van strategieën voor de bevordering van de woordenschat van tweedetaalleerders door de leerkracht in het basisonderwijs. Dit heeft geleid tot de formulering van tien methoden: verhalen, rijke taal, Duolingo, thema’s, afbeeldingen, gebaren, ondertiteling, teksten aanpassen en herhaling. Deze methoden zijn geplaatst in het 5R-model, dat bestaat uit de stappen Receiving, Recognising, Retaining, Retrieving en Recycling. De methoden zijn ook verder onderbouwd op basis van het informatieverwerkingsmodel, de dual code theory en woordenschatleerstrategieën. Vervolgens is ook gekeken naar de effectiviteit van deze methoden. De methoden Duolingo, ondertiteling en teksten aanpassen bleken gemengd effectief en de andere methoden effectief. Om voor drie basisscholen specifieke aanbevelingen te doen over hoe de inzet van deze methoden bij op school gaat is er een enquête uitgestuurd. In deze enquête is de bekendheid en het gebruik van de methoden onder de leerkrachten is onderzocht. In deze enquête zijn verschillen gevonden tussen het gebruik van methoden en de bekendheid van de leerkrachten met deze methoden. Op basis van de enquête wordt de scholen aangeraden zich te focussen op het gebruik van gebaren, moeilijkere teksten in te zetten en activiteiten uit te voeren na het voorlezen of vertellen van een verhaal.Show less
In deze scriptie wordt middels een literatuuronderzoek en vragenlijst antwoord gezocht op de vraag: ‘Wat zijn effectieve methoden om in de klas de woordenschat van NT2-leerlingen in groep 4 tot en...Show moreIn deze scriptie wordt middels een literatuuronderzoek en vragenlijst antwoord gezocht op de vraag: ‘Wat zijn effectieve methoden om in de klas de woordenschat van NT2-leerlingen in groep 4 tot en met 8 te vergroten?’ Uit de gevonden literatuur kwam vooral het belang van herhaling naar boven. Ook het gebruik maken van afbeeldingen, gebaren en het inzetten van verhalen als context bleek effectief, hierbij is wel het expliciet benadrukken van verbanden belangrijk. De vragenlijst is afgenomen bij acht leerkrachten van drie verschillende scholen. Uit de resultaten bleek dat herhaling significant bekender was dan een aantal van de andere methoden en dat het inzetten van ondertiteling bij video’s en het aanpassen van teksten minder bekend was. Daarnaast bleek dat herhaling, het gebruik van afbeeldingen en het gebruik van verhalen door de leerkrachten significant vaker gebruikt werd dan een aantal andere methoden. Op basis van de gevonden resultaten zijn meerdere adviezen opgesteld om tijdens het reguliere onderwijs in de klas de woordenschat van NT2-leerling te vergroten. Zo kunnen leerkrachten gebruik maken van waardevolle contexten, herhaling en het toevoegen van een extra stimulus die expliciet verbonden wordt aan een nieuw woord of begrip.Show less
In deze scriptie staat de onderzoeksvraag: “Op welke manieren kunnen leerkrachten binnen de klas bijdragen aan het vergroten van de woordenschat bij NT2 leerlingen in groep 4 tot en met 8?”...Show moreIn deze scriptie staat de onderzoeksvraag: “Op welke manieren kunnen leerkrachten binnen de klas bijdragen aan het vergroten van de woordenschat bij NT2 leerlingen in groep 4 tot en met 8?” centraal. Allereerst is er door middel van een systematisch literatuuronderzoek met zoekwoorden binnen twee databases gezocht naar methoden die binnen de klas kunnen worden ingezet om de woordenschat van NT2-leerlingen te vergroten. Hier kwamen tien methoden uit voort: thema’s, herhaling, gebruik van afbeeldingen, gebruik van gebaren, aanpassen van teksten, ondertiteling onder video’s, het voorlezen of vertellen van een verhaal, activiteiten doen bij verhalen, rijke taal in de klas en gebruik maken van Duolingo. Vervolgens is er een vragenlijst ontworpen waarin de methoden werden bevraagd bij leerkrachten van groep 4 tot en met groep 8 van de drie deelnemende scholen. In totaal zijn de resultaten van de acht leerkrachten die de vragenlijst hebben ingevuld, geanalyseerd. Hieruit bleek dat er verschillen zijn in de bekendheid met de methoden en het gebruik van de methoden door de leerkrachten. Deze verschillen bleken na een Bonferroni-correctie niet significant te zijn. Dit onderzoek draagt ondanks dat er geen significante resultaten gevonden zijn, bij aan onze kennis over de woordenschat van NT2-leerlingen. Het benadrukt ook het gebrek aan onderzoek naar de woordenschatontwikkeling van NT2-leerlingen, vooral binnen actuele uitdagingen zoals het lerarentekort en de groeiende instroom van NT2-leerlingen in het onderwijs.Show less
De PO-VO overgang is een uitdagende periode voor leerlingen die gepaard gaat met het begin van de adolescentie. Het sociaal-emotioneel functioneren wordt op de proef gesteld. Goede begeleiding is...Show moreDe PO-VO overgang is een uitdagende periode voor leerlingen die gepaard gaat met het begin van de adolescentie. Het sociaal-emotioneel functioneren wordt op de proef gesteld. Goede begeleiding is nodig om te zorgen dat leerlingen goed ontwikkelen en een succesvolle overgang kunnen doormaken. De onderzoeksvraag luidt: Wat zijn de kenmerken van effectieve begeleiding door leerkrachten van het sociaal-emotioneel functioneren van leerlingen in de overgang van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs? Een kwalitatief onderzoek is gehouden met semigestructureerde interviews voor groep 8 leerkrachten en brugklasmentoren. De interviewvragen zijn vastgesteld op basis van de resultaten uit de literatuur. De interviews zijn gecodeerd en geanalyseerd met Atlas.ti. Aan de hand van drie effectieve kenmerken van begeleiding die uit het literatuuronderzoek naar voren zijn gekomen zijn de resultaten geanalyseerd. De drie kenmerken zijn dat de leerkracht sociale relaties tussen leerlingen stimuleert; dat de leerkracht individuele leerlingbegeleiding biedt; en dat de leerkracht leerlingen voorbereidt op een mogelijke dip in schoolresultaten. Deze kenmerken kwamen in de analyse ook naar voren. Uit dit onderzoek is gebleken dat de effectieve kenmerken van begeleiding van het sociaal-emotioneel functioneren zijn dat leerkrachten sociale relaties stimuleren en begeleiden, dat leerkrachten leerlingen individueel begeleiden in de overgang en dat leerlingen gerustgesteld worden als hun resultaten tegenvallen aan het begin van het VO. Er was een beperkt aantal participanten, deze groep was niet geheel representatief voor de populatie. In vervolgonderzoek zou gekeken kunnen worden naar welke specifieke manieren van het stimuleren van sociale relaties effectief zijn.Show less
Het is van belang om na te gaan welke factoren de rekenmotivatie van kinderen beïnvloeden, omdat het motivatie veel bijdraagt aan de schoolprestaties. In dit onderzoek is gekeken in hoeverre...Show moreHet is van belang om na te gaan welke factoren de rekenmotivatie van kinderen beïnvloeden, omdat het motivatie veel bijdraagt aan de schoolprestaties. In dit onderzoek is gekeken in hoeverre autonomie, leeftijd en sekse de intrinsieke motivatie voor rekenen van leerlingen tussen negen en twaalf jaar beïnvloeden. Om dit te onderzoeken is een vragenlijst afgenomen bij 41 leerlingen uit groep 6, 7 en 8 van twee Leidse basisscholen. Uit de resultaten is gebleken dat de hoeveelheid ervaren autonomie samenhangt met de intrinsieke motivatie die een leerling heeft. Er is een mogelijkheid dat de puberteit een rol speelt in wat een leerling van zijn omgeving nodig heeft om intrinsiek gemotiveerd te zijn, om dit te bevestigen is vervolgonderzoek nodig.Show less
Gottfried et al. (2007) stellen dat de intrinsieke motivatie voor rekenen, in vergelijking met andere schoolvakken, gedurende de schoolperiode het meest daalt. Het is interessant om te achterhalen...Show moreGottfried et al. (2007) stellen dat de intrinsieke motivatie voor rekenen, in vergelijking met andere schoolvakken, gedurende de schoolperiode het meest daalt. Het is interessant om te achterhalen welke variabelen samenhangen met de intrinsieke rekenmotivatie om inzicht te krijgen in deze ontwikkeling en deze mogelijk zelfs te kunnen vermijden. In dit onderzoek zijn de volgende drie variabelen die mogelijk samenhangen met de intrinsieke rekenmotivatie centraal gesteld: autonomie, leeftijd en sekse. Om antwoord te kunnen geven op de vraag in hoeverre de variabelen autonomie, leeftijd en sekse samenhangen met intrinsieke rekenmotivatie zijn online vragenlijsten afgenomen bij leerlingen uit de groepen 6, 7 en 8 van twee Leidse basisscholen (N = 41). De leerlingen hebben stellingen beantwoord waarmee de intrinsieke motivatie voor een bepaald vak gemeten kan worden, in dit geval: rekenen. De vragenlijst bestaat uit verschillende subschalen, waaronder autonomie. Uit de resultaten is gebleken dat de variabele autonomie significant positief samenhangt met de intrinsieke rekenmotivatie. Verder bleek de variabele leeftijd niet significant samen te hangen met de intrinsieke rekenmotivatie. Tot slot zijn er met betrekking tot de samenhang tussen leeftijd en intrinsieke rekenmotivatie geen significante sekseverschillen waargenomen. Van de drie centraal gestelde variabelen bleek dus enkel het ervaren van autonomie positief bij te dragen aan de intrinsieke rekenmotivatie van de onderzochte populatie.Show less
Het doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of er een relatie is tussen de intrinsieke rekenmotivatie van leerlingen uit groep 6, 7 en 8 op twee Leidse basisscholen en de ervaren autonomie,...Show moreHet doel van dit onderzoek was om te onderzoeken of er een relatie is tussen de intrinsieke rekenmotivatie van leerlingen uit groep 6, 7 en 8 op twee Leidse basisscholen en de ervaren autonomie, leeftijd en sekse. Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag is een aangepaste, online versie van de Intrinsieke Motivatie Inventaris (IMI) van Ryan en Deci (2000) afgenomen bij 41 leerlingen uit groep 6, 7 en 8 op twee Leidse basisscholen. De verwachting was dat leerlingen die meer autonomie ervaren tijdens de rekenles, meer intrinsiek gemotiveerd zijn voor rekenen (H1), intrinsieke motivatie afneemt met leeftijd (H2) en dit eerder gebeurt bij meisjes dan bij jongens (H3). Uit de resultaten bleek dat er een significant, positief verband bestaat tussen de intrinsieke motivatie van leerlingen en de ervaren autonomie, r(40) = .382, p = .014. Er is geen significant verband gevonden tussen de intrinsieke rekenmotivatie en leeftijd, r(40) = -.018; p = .913. Dit verschilde ook niet significant tussen jongens, r(20) = .077; p = .741, en meisjes, r(18) = -.123; p = .615. Dit duidt erop dat enkel de eerste hypothese is bevestigd: leerlingen die meer autonomie ervaren tijdens de rekenles, zijn meer intrinsiek gemotiveerd voor rekenen. Op basis hiervan wordt aanbevolen om autonomiestimulerend les te geven. Het advies voor vervolgonderzoek is om een soortgelijk onderzoek uit te voeren met een grotere steekproef en hierbij ook te richten op middelbare scholieren.Show less
In dit onderzoek wordt ingegaan op ervaren autonomie tijdens rekenlessen. De intrinsieke motivatie bij het vak rekenen, in vergelijking met andere schoolvakken, daalt het meest gedurende de...Show moreIn dit onderzoek wordt ingegaan op ervaren autonomie tijdens rekenlessen. De intrinsieke motivatie bij het vak rekenen, in vergelijking met andere schoolvakken, daalt het meest gedurende de schoolperiode. Daarom is in dit onderzoek gekeken in hoeverre autonomie, leeftijd en sekse de intrinsieke motivatie beïnvloeden van leerlingen in de bovenbouw tijdens de rekenles. Voor dit onderzoek hebben leerlingen uit groep 6, 7 en 8 van twee basisscholen meegewerkt. In totaal hebben 41 deelnemers met toestemming de vragenlijst ingevuld. In verband met de toen geldende COVID-19 maatregelen is de vragenlijst online afgenomen op hun eigen basisschool. Kijkend naar de resultaten is er een positieve samenhang gevonden tussen ervaren autonomie en de totale intrinsieke motivatie. Dus leerlingen die meer autonomie ervaren zijn meer intrinsiek gemotiveerd tijdens de rekenles. Er is geen samenhang gevonden tussen leeftijd en intrinsieke motivatie en tussen sekse en intrinsieke motivatie. Dit betekent dat in dit onderzoek intrinsieke motivatie niet afneemt met leeftijd en dat de daling bij intrinsieke rekenmotivatie niet eerder plaatsvindt bij meisjes dan bij jongens. Kijkend naar het gemiddelde op de subschalen, wordt er op de subschaal autonomie relatief lager gescoord. Het lijkt dat er ruimte is voor groei op het gebied van ervaren autonomie. Autonomie tijdens de rekenlessen verhogen kan door het bieden van keuzes tijdens de lessen, differentiëren, gerichte feedback geven, structuur bieden en aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen.Show less
Binnen het huidige onderwijs wordt er steeds meer gefocust op autonomie, een basisbehoefte van de zelfdeterminatietheorie om de intrinsieke motivatie van leerlingen te kunnen verhogen (Ryan &...Show moreBinnen het huidige onderwijs wordt er steeds meer gefocust op autonomie, een basisbehoefte van de zelfdeterminatietheorie om de intrinsieke motivatie van leerlingen te kunnen verhogen (Ryan & Deci, 1985). Rekenen blijkt het vak te zijn waarbij deze intrinsieke motivatie het meest daalt gedurende de schoolperiode (Larkin & Jorgensen, 2016; Gottfried et al., 2007). Het is dan ook relevant om te onderzoeken of intrinsieke rekenmotivatie van basisschoolleerlingen samenhangt met de variabele autonomie. Ook van de variabelen leeftijd en sekse is de samenhang met intrinsieke motivatie onderzocht. Het onderzoek is bij leerlingen van groep 6, 7 en 8 (N = 41) van twee Leidse basisscholen afgenomen middels een online vragenlijst in Qualtrics. Deze vragenlijst betreft de door Meijer et al. (2008) aangepaste Nederlandse versie van de Intrinsic Motivation Inventory (IMI). De vragenlijst meet de motivatie van leerlingen met betrekking tot een specifiek schoolvak zoals rekenen. De IMI vragenlijst stelt vragen over verschillende subschalen, waaronder autonomie. De resultaten van het onderzoek tonen dat autonomie significant positief samenhangt met intrinsieke rekenmotivatie. Verder tonen de resultaten dat de leeftijd een niet-significante negatieve samenhang heeft met betrekking tot intrinsieke rekenmotivatie. Daarnaast tonen de resultaten dat voor zowel jongens als meisjes de samenhang tussen leeftijd in jaren en maanden en intrinsieke rekenmotivatie niet significant blijkt. In dit onderzoek is dus een significante positieve samenhang gevonden tussen de variabele autonomie en intrinsieke rekenmotivatie van leerlingen uit de groepen 6, 7 en 8 van de twee Leidse scholen.Show less