Sinds de coronapandemie is het voor bedrijven en zijn werknemers lastig een balans te vinden tussen het thuiswerken en het op kantoor werken. De ANWB alarmcentrale heeft hier in coronaperiode ook...Show moreSinds de coronapandemie is het voor bedrijven en zijn werknemers lastig een balans te vinden tussen het thuiswerken en het op kantoor werken. De ANWB alarmcentrale heeft hier in coronaperiode ook last van gehad. Als alarmcentrale bleef de vraag naar arbeid hoog, maar moest het aanbod hiervan thuis plaatsvinden. Dit onderzoek richt zich op de ontwikkelingen van prestatiemanagement de afgelopen jaren binnen de ANWB alarmcentrale. De onderzoeksvraag luidt: ‘’In welke mate hebben de ervaringen met thuiswerken tijdens de periode van de coronapandemie geleid tot veranderingen in het prestatiemanagement bij de ANWB?’’. Door middel van kwalitatief, deductief onderzoek is er geprobeerd deze vraag te beantwoorden. Als databron zijn de jaarverslagen van de ANWB geanalyseerd. Deze informatie is aangevuld door afgenomen interviews met werknemers en teammanagers binnen de alarmcentrale. Uit dit onderzoek is gebleken dat de ervaringen met thuiswerken tijdens de coronapandemie hebben geleidt tot een verdere ontwikkeling van het prestatiemanagementsysteem. Voorheen was er weinig oog voor de werknemer en werd er voornamelijk op de output gelet. Door de toevoeging van kwalitatieve prestatie beoordelingen en het betrekken van de werknemer, werd het prestatiemanagement uitgebreider. Een uitgebreider prestatiemanagement heeft geleid tot een toename in de efficiëntie van de werknemers. De belangrijkste bevinding binnen de prestatiemanagement binnen de ANWB is het belang van interactie. De interactie is verantwoordelijk voor een effectief prestatiemanagementsysteem en leidt uiteindelijk tot meer saamhorigheid en productievere werknemers. Het is van belang dat de ANWB in de toekomst dit concept meeneemt in het opstellen van nieuw beleid.Show less
Na de toeslagenaffaire in 2017 werd mensbeelden een veelbesproken onderwerp en kwam naar voren dat het noodzakelijk werd geacht vanuit beleid meer sturing en hulp te bieden in plaats van pas...Show moreNa de toeslagenaffaire in 2017 werd mensbeelden een veelbesproken onderwerp en kwam naar voren dat het noodzakelijk werd geacht vanuit beleid meer sturing en hulp te bieden in plaats van pas ingrijpen wanneer het blijkt dat de uitvoering in de problemen komt vanwege niet toepasbare regelgeving. Dit onderzoek richt zich op het inzicht krijgen in de mate van beïnvloeding van mensbeelden op maatwerk in de beleidsvorming. Eerst zal worden onderzocht wat de huidige mensbeelden zijn die heersen bij beleidsmakers en op welke manier maatwerk mogelijk is binnen het sociale domein, in het specifiek een casus van de Participatiewet binnen de Gemeente Rotterdam. Dat gebeurt aan de hand van de onderzoeksvraag: ‘Hoe hebben mensbeelden invloed op maatwerk in de beleidsvorming binnen het sociale domein?’ Door middel van een combinatie van deductieve en inductieve manier van onderzoeken, is eerst de empirie bekeken om vervolgens concepten te kunnen definiëren, vanuit verschillende perspectieven te bekijken en interviews af te nemen binnen het onderzoeksdomein. Er zijn interviews als bron voor de analyse gebruikt waar de respondenten betrokken zijn geweest bij het vormgeven van het beleidskader 2023-2026 ‘Werk is geweldig’. Twee respondenten zijn strategisch adviseurs en tevens de auteurs van het beleidskader; de derde respondent is de politiek assistent van de wethouder van het cluster Werk en Inkomen en als laatste is een senior beleidsadviseur geïnterviewd. Alle vier de respondenten zijn werkzaam binnen het cluster Werk en Inkomen bij de gemeente Rotterdam. Uit dit onderzoek is gebleken dat vanuit betrokkenen bij de beleidsvorming weinig aandacht gaat naar de mensbeelden die mogelijk van toepassing kunnen zijn op het maatwerk binnen de vormgeving van beleid. De politieke invloed van wethouders en de ‘top’ kwam naar voren als factor wat maatwerk kan beïnvloeden; ook zijn twee voorwaarden gesteld die vanuit de beleidsvorming kunnen bijdragen aan meer ruimte voor maatwerk. Deze voorwaarden zijn gericht op het mogelijk maken van maatwerk binnen de Participatiewet door aansturing van leidinggevenden anders in te richten en uitsluiting en bevooroordeling samen met willekeur moeten worden voorkomen. Verder blijkt dat de invloed van mensbeelden op maatwerk meer in de uitvoering zichtbaar is, waar professionals de ruimte moeten krijgen om naar eigen expertise te handelen en de tijd te kunnen nemen voor een cliënt waar dat nodig is.Show less
The act of truth-telling can reshape power dynamics within societies, shifting the locus of control and influence. Utilising a Foucauldian approach, this study examines how discourse, as a...Show moreThe act of truth-telling can reshape power dynamics within societies, shifting the locus of control and influence. Utilising a Foucauldian approach, this study examines how discourse, as a mechanism of power, shapes and is shaped by the policies that emerge in post-conflict reconciliation efforts. This thesis investigates the impact of discursive formation on policy output within the context of the Liberian Truth and Reconciliation Commission (TRC). Through a critical discourse analysis (CDA) of the TRC's mandate, transcripts, and final report, this research explores how power, dominant narratives, and socio-political contexts are constructed and contested within the TRC's operations. Findings suggest that while the TRC fosters a certain narrative of national unity and healing, it may also perpetuate existing power imbalances and overlook diverse perspectives. The policy output may not fully address the complexities of post-conflict society. This study contributes to the broader discourse on peacebuilding and policy formulation in post-conflict settings, offering insights into the interplay between language, power, and policy in constructing social realities.Show less
Lokale mobiliteit en vervoer staan wereldwijd voor uiteenlopende uitdagingen en problemen, variërend van verkeerscongestie tot luchtvervuiling leidend tot gezondheidsproblemen bij de bewoners van...Show moreLokale mobiliteit en vervoer staan wereldwijd voor uiteenlopende uitdagingen en problemen, variërend van verkeerscongestie tot luchtvervuiling leidend tot gezondheidsproblemen bij de bewoners van een stad. De transitie naar een duurzame en leefbare stedelijke omgeving staat hierdoor hoog op de agenda bij gemeenten. Deze transitie wordt veelal gerealiseerd door middel van autoluwe beleidsinitiatieven. Deze vormen van beleid stuiten echter vaak op weerstand, zowel van ondernemers als bewoners. Dit onderzoek richt zich op de stappen die de gemeente Delft heeft genomen om de steun voor haar autoluwe beleid te verhogen en of deze stappen effectief waren. De onderzoeksvraag van dit onderzoek is zodoende als volgt: “Wat doet de gemeente Delft om steun van ondernemers en bewoners ten opzichte van hun autoluwe beleid te vergroten, en in hoeverre zijn deze stappen effectief?” Door middel van een kwalitatief onderzoek is er geprobeerd een antwoord op deze vraag te vinden. Er zijn vier interviews met vertegenwoordigers van verschillende groepen stakeholders als databron gebruikt. Dit betreft de voorzitter van belangenvereniging ‘de Oude en de Nieuwe Delf’ (OND), de wethouder Financiën, Ruimtelijke ordening en Mobiliteit van Delft, een buurtbewoner en een lokale ondernemer. Uit dit onderzoek is gebleken dat er vooral een verschil in mobiliteitsvisie voor de stad Delft bestaat tussen de ondernemers, de bewoners en de gemeente. Dit maakt het komen tot een collectief doel lastig aangezien het uitgangspunt van de verschillende stakeholders zo divers is. Daarnaast is uit dit onderzoek duidelijk geworden dat er onder de ondernemers en een deel van de bewoners een vermeend gevoel van slechte burgerparticipatie heerst. Deze groep is van mening dat de gemeente niet bereid is om naar hun wensen te luisteren en deze mee te nemen in de beleidsvorming. De gemeente stelt echter dat er wel naar deze groep geluisterd is en een deel van hun wensen ook in het beleid opgenomen zijn. De gemeente onderstreept dat participatie heel belangrijk is, maar dat het niet betekent dat je volledig het beleid kan bepalen.Show less
De implementatie van de gezagsbeëindigende kinderbeschermingsmaatregel staat onder druk. Er is te weinig tijd, middelen, geen juiste combinatie van middelen in elke fase, er is een grote onderlinge...Show moreDe implementatie van de gezagsbeëindigende kinderbeschermingsmaatregel staat onder druk. Er is te weinig tijd, middelen, geen juiste combinatie van middelen in elke fase, er is een grote onderlinge afhankelijkheid en onvoldoende bekwame ambtenaren. Dit zorgt voor allerlei (on)voorziene en (on)gewenste effecten voor deze kwetsbare doelgroep. Dit wordt onderzocht aan de hand van een kwalitatief deductief onderzoek met factoren uit de top-down en bottom-up theorie met methodes als semigestructureerde interviews en documentanalyses. Daarnaast wordt ook de impact van andere, inductieve, factoren onderzocht.Show less
De laatste jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de pedagogische opdracht van het onderwijs in termen van burgerschapsvorming (Onderwijsraad, 2003, 2011, 2012; Leenders & Veugelers,...Show moreDe laatste jaren is er steeds meer aandacht gekomen voor de pedagogische opdracht van het onderwijs in termen van burgerschapsvorming (Onderwijsraad, 2003, 2011, 2012; Leenders & Veugelers, 2004). Gezien de maatschappelijke baten van burgerschapsonderwijs (Onderwijsraad, 2003, 2012; Oser & Veugelers, 2008; Wetenschappelijk Raad voor Regeringsbeleid, 2003), is het maatschappelijk relevant om onderzoek te doen naar mogelijke factoren die burgerschapsvorming bevorderen of juist belemmeren. Met name voor landen als Nederland waar de ontwikkeling nog beperkt is (Inspectie van het Onderwijs, 2009, 2010, 2014, 2016, 2022). Hoewel voor educatieve onderwijsdoelen vaak kwantitatieve eisen en normen zijn opgesteld, is dit voor burgerschapsonderwijs vaak niet het geval. Zo richten prestatie indicatoren in het Nederlands onderwijs zich ook voornamelijk op cognitieve doelen (Inspectie van het Onderwijs, 2023). Dit kan ertoe leiden dat docenten in een tunnelvisie (Smith, 1955) terecht komen waarin ze in hun lesgeven voornamelijk focussen op kwantitatieve cognitieve onderwijsdoelen ten koste van pedagogische doelen zoals burgerschapsvorming. Dit onderzoek focust zich op een eventueel verband tussen teacher accountability voor testresultaten, dat tot een mogelijke tunnelvisie leidt, en de burgerschapscompetenties van 15-jarige leerlingen. Burgerschap wordt gemeten aan de hand van twee burgerschapscompetenties: sociaal vertrouwen en samenwerking. Regressieanalyses voor zowel OECD-landen, als voor Nederland, resulteert in de conclusie dat er geen duidelijk bewijs is voor een effect van teacher accountability op burgerschapsvorming. Enkel voor Nederland kan gesteld worden dat teacher accountability voor door de docent ontwikkelde toetsen een negatief effect heeft op het sociaal vertrouwen van leerlingen. Echter is deze conclusie gezien methodologische bezwaren niet erg betrouwbaar. Vervolgonderzoek is nodig om het huidige onderwijsbeleid en –toezicht te evalueren en burgerschapsvorming te stimuleren. Daarbij dient vervolgonderzoek de validiteit en betrouwbaarheid van dit onderzoek te vergroten en zich mogelijk te oriënteren op andere verklaringen en invloeden van de docent op burgerschapscompetenties van leerlingen.Show less
De afgelopen jaren neemt in Nederland de ongelijkheid toe. Dit onderwerp leeft in het maatschappelijk debat en staat hoog op de politieke agenda. In de wetenschap is inkomensongelijkheid een veel...Show moreDe afgelopen jaren neemt in Nederland de ongelijkheid toe. Dit onderwerp leeft in het maatschappelijk debat en staat hoog op de politieke agenda. In de wetenschap is inkomensongelijkheid een veel onderzocht fenomeen, vaak op internationaal vergelijkend niveau, maar ook microniveau. Deze studie bouwt voort op bekende relaties tussen de hoogte van het inkomen en de verdeling van andere dimensies, zoals vermogen, consumptie en gezondheid. We analyseren samenhang tussen de positie in de inkomensverdeling en de verdeling binnen 9 dimensies om zo de verdeling beter in kaart te brengen. Uit deze studie blijkt dat er een sterke samenhang bestaat tussen het overgrote deel van de onderzochte dimensies. Dit heeft gevolgen voor de beleidspraktijk in Nederland. Dit onderzoek geeft namelijk aanleiding tot het toepassen van een domeinoverstijgende aanpak om zo het ‘Wicked Problem’ ongelijkheid in de maatschappij beter aan te kunnen pakken.Show less
Deze studie onderzoekt de invloed van sociaaleconomisch beleid op de jeugdwerkloosheid in 27 Europese OESO-landen over een periode van 28 jaar. Door middel van een time-series cross-sectional...Show moreDeze studie onderzoekt de invloed van sociaaleconomisch beleid op de jeugdwerkloosheid in 27 Europese OESO-landen over een periode van 28 jaar. Door middel van een time-series cross-sectional paneldata-analyse wordt gekeken naar de effecten van investeringen in onderwijs, training, Active Labour Market Policies, WW-uitkeringen, ontslagbescherming en economische vrijheid op jeugdwerkloosheid. De bevindingen wijzen uit dat hogere uitgaven aan onderwijs en training positief geassocieerd zijn met een lagere jeugdwerkloosheid, terwijl een toename van economische vrijheid en investeringen in actief arbeidsmarktbeleid ook een gunstig effect hebben. Echter, ontslagbescherming lijkt ook een onverwacht negatieve relatie te hebben met jeugdwerkloosheid. Deze bevindingen benadrukken het belang van sociaaleconomische beleidsmaatregelen bij het aanpakken van jeugdwerkloosheid en suggereren verdere verkenning van de interacties tussen beleidsfactoren en economische omstandigheden.Show less