The protection of digital information is becoming more important by the years with rising cybersecurity risks. Ethical hackers can use their skills to find security breaches in a company’s systems...Show moreThe protection of digital information is becoming more important by the years with rising cybersecurity risks. Ethical hackers can use their skills to find security breaches in a company’s systems to stay one step ahead of malicious hackers. Ethical hacker companies keep growing in size and numbers. As they work with sensitive data, it could be argued that they should uphold significant ethical standards. Furthermore, there is insufficient availability of research studying these ethical hackers’ impact and behavior, and a general cybersecurity governance system is lacking. That is why this paper seeks to explore this topic, hereby answering the following research question: “To what extent is Care Ethics or Justice Ethics more prevalent in ethical hacking and penetration testing companies?”. Care Ethics involves the importance of relationships, emotions, care, and context, while Justice Ethics involves the importance of individuality, rationality, equality, and universality. To research the prevalence of either one of the frameworks, a qualitative content analysis was conducted on a sample of 53 companies using a pre-established codebook including the four key features per ethical framework. The results highlight that the majority of the companies were characterized as Care Ethics. Furthermore, it was found that relationships were important in nearly all companies, meaning that companies value important stakeholders. Additionally, universality and individuality had a high coding frequency as well. Lastly, roughly half the sample did not have ethical principles available. These insights give a deeper understanding of ethics in the ethical hacking world upon which further research can build.Show less
This thesis investigates the impact of language requirements on migration flows into the European Union (EU). The primary focus is on whether stricter language requirements deter immigrants. Amid...Show moreThis thesis investigates the impact of language requirements on migration flows into the European Union (EU). The primary focus is on whether stricter language requirements deter immigrants. Amid rising anti-immigrant sentiment and persistent labour shortages in many European countries, understanding the determinants of migration is crucial for effective policymaking. Using panel data analysis, this study explores the overall relationship between language requirements and migration inflows. A sub-question addresses the differential effects on EU citizens compared to third-country nationals (TCNs). The research finds no significant overall relationship between language requirements and migration inflows, suggesting that other factors may play more critical roles. However, some models indicate a positive correlation between stricter language requirements and increased migration inflows, challenging conventional assumptions. These findings contribute to the broader discourse on migration policy, highlighting the complex interplay between integration policies and migration patterns. The results have important implications for policymakers aiming to balance labour market needs with integration goals.Show less
Hoewel begrotingsregels en toezichtmechanismen wereldwijd aan populariteit winnen, wegens hun bewezen positief effect op begrotingsdiscipline, kan de institutionele inrichting hiervan een bron van...Show moreHoewel begrotingsregels en toezichtmechanismen wereldwijd aan populariteit winnen, wegens hun bewezen positief effect op begrotingsdiscipline, kan de institutionele inrichting hiervan een bron van politieke spanning vormen. Deze spanningen zijn des te prominenter binnen een context waar postkoloniale verhoudingen een rol spelen; omdat gebleken is dat in deze context veelal sprake is van kwetsbare samenwerkingsverbanden. Onverenigbare standpunten en percepties over de inrichting van interstatelijk toezicht, kunnen leiden tot suboptimale afspraken en uiteindelijk schadelijk zijn voor de lange-termijn doelstellingen van financieel toezicht. Inzicht in de factoren die hier aan bijdragen, is cruciaal om duurzame samenwerking te bevorderen. Onderzoek naar asymmetrische machtsverhoudingen en samenwerkingsverbanden, blijft echter beperkt. Dit onderzoek heeft als doel de factoren te onderzoeken die hebben bijgedragen aan de spanningen tussen Aruba en Nederland met betrekking tot de inrichting van het financieel toezicht op Aruba. Deze spanningen hebben het afgelopen decennium aantoonbaar geleid tot gemiste kansen en verharde opstellingen. De empirische analyse van deze casestudy richt zich op archiefonderzoek en proces tracing, waarbij gebruik is gemaakt van speltheorie, conflicttheorie en postkoloniale theorieën. De analyse onthulde drie kerninzichten. Ten eerste blijven historische en geïnstitutionaliseerde machtsasymmetrieën het vertrouwen tussen Aruba en Nederland structureel ondermijnen. Ten tweede leidt een wederzijdse spiraal van wantrouwen tot een cyclus van strategische reacties, waarin beide partijen elkaars zekerheidszoekende gedrag interpreteren als een bedreiging voor de eigen positie. Ten derde lijkt het thema van financieel toezicht ondergeschikt te raken aan bredere discussies en politieke retoriek. Dit leidt tot negatieve financiële gevolgen, zoals hogere rentepercentages op de Arubaanse staatsschuld, doordat concrete afspraken en breed gedragen financieel toezicht uitblijven. Het onderzoek stelt dat duurzaam financieel toezicht vraagt om wederzijds vertrouwen, gedragen afspraken, erkenning van elkaars belangen en herstel van geïnstitutionaliseerde asymmetrische machtsverhoudingen. Kaders die gelijkwaardig partnerschap bevorderen en gericht zijn op het bevorderen van eigenaarschap en zelfredzaamheid zijn uiteindelijk essentiële aspecten voor duurzame overheidsfinanciën, zoals ook de literatuur stelt.Show less
De implementatie van kunstmatige intelligentie (AI) in het openbaar bestuur transformeert de manier waarop lokale overheden diensten aan burgers leveren. Recente studies tonen aan dat AI...Show moreDe implementatie van kunstmatige intelligentie (AI) in het openbaar bestuur transformeert de manier waarop lokale overheden diensten aan burgers leveren. Recente studies tonen aan dat AI-technologieën, met name generatieve AI-chatbots, de efficiëntie en responstijd van gemeentelijke diensten aanzienlijk kunnen verbeteren. De precieze impact van deze technologieën op de gemeentelijke dienstverlening is echter nog onduidelijk. In deze studie wordt aangetoond, via een vergelijkende analyse van vier Nederlandse gemeenten, dat generatieve AI-chatbots de efficiëntie van routinevragen met wel 80% kunnen verhogen. Tegelijkertijd brengen zij uitdagingen met zich mee, zoals het behouden van persoonlijk contact met burgers. Dit onderzoek laat zien dat succesvolle AI-implementatie afhankelijk is van een bestaande data-infrastructuur en organisatorische paraatheid. Gemeenten die deze basis missen, slagen er in mindere mate in AI-oplossingen effectief in te zetten. Bovendien blijkt dat AI-implementatie mogelijk fungeert als katalysator voor bredere organisatorische veranderingen, waaronder verbeteringen in datamanagement en governance. Deze bevindingen tonen aan dat AI-adoptie niet slechts een technologische upgrade is, maar een complexe organisatorische transformatie vereist die rekening houdt met technische, organisatorische en omgevingsfactoren. De inzichten uit dit onderzoek bieden waardevolle handvatten voor gemeenten die AI willen implementeren, terwijl ze het belang benadrukken van een evenwichtige integratie tussen geautomatiseerde en menselijke dienstverlening.Show less
This Thesis concerns the effects of different types of uncertainty explication – qualitative and quantitative – on the perceived usefulness of such information by policy makers. Specifically, it...Show moreThis Thesis concerns the effects of different types of uncertainty explication – qualitative and quantitative – on the perceived usefulness of such information by policy makers. Specifically, it focused on how the character of the policy maker’s domain (technical or non-technical) influences their perception of the findings. The Thesis is an exploratory investigation, employing process tracing, and using semi-structured interviews to gather its data. Its findings suggest that there are differences in how policy makers in different fields respond to qualitative and quantitative expressions of uncertainty. Moreover, the findings suggest that there are further variables involved beyond the character of the domain, opening up potential avenues for future research.Show less
This thesis explores the usage of performance information in four different decision-making structures of the UN Peacekeeping mission in Central African Republic (MINUSCA) and the conditions that...Show moreThis thesis explores the usage of performance information in four different decision-making structures of the UN Peacekeeping mission in Central African Republic (MINUSCA) and the conditions that may favour such performance information use.Show less
Regional development planning requires addressing both proximal and distant solutions concurrently. Proximal solutions are characterized by a shorter time to effect, while the distant solutions...Show moreRegional development planning requires addressing both proximal and distant solutions concurrently. Proximal solutions are characterized by a shorter time to effect, while the distant solutions involve more significant delays between implemented actions and their tangible outcomes. Despite their importance, existing research has largely overlooked how regional planners allocate attention to distant solutions when faced with negative performance. This thesis then asks: “How does negative performance influence planners’ attention to distant solutions?” It theorizes that when performance falls below social aspiration levels, planners are likely to prioritize solutions with immediate effects to quickly remediate the shortfall, often at the expense of neglecting distant solutions. The question is empirically investigated through a qualitative experimental study conducted among eight low-performing regions in Indonesia, using a vignette design based on factual performance information. The experiment reveals that planners are substantively less inclined to prioritize distant solutions when presented with negative performance information. However, the qualitative results do not indicate profound differences in search behavior compared to those who did not receive negative performance information. The analysis provides evidence that, in low-performing contexts, attention is inherently redirected toward addressing performance failures by straightforwardly selecting solutions that target the vulnerable aspects causing underperformance. Finally, this thesis contributes to the expansion of attention theory in the public sector and is among the first to integrate qualitative and quantitative approaches to study organizational attention dynamics, using a developing country as the pivotal reference.Show less
The EU-Turkey deal from 2016 was a response to the migration crisis, where large flows of migrants hoped to reach Europe via Turkey. Not only humanitarian issues arose, but socio- economic...Show moreThe EU-Turkey deal from 2016 was a response to the migration crisis, where large flows of migrants hoped to reach Europe via Turkey. Not only humanitarian issues arose, but socio- economic questions also emerged in the countries where the migrants ended up. This study examines the effectiveness of the deal on the net non-Western migration flows to the Netherlands and their dependence on social assistance. The study uses monthly data obtained from the Central Bureau of Statistics (CBS) for the period April 2010 to April 2022. Regression Discontinuity (RD) and Ordinary Least Squares (OLS) models are applies using the software program Stata to analyze possible relationships. The models include seasonal effects, control variables, and time lags to capture delayed entitlement to the benefits. Results from the RD method shows that the EU-Turkey deal led to a 17,4% decrease in net non-Western migrants to the Netherlands in the first few months. However, this result diminished as time passed, showing that the policy proved ineffective in the long run. In addition, the OLS model shows that there is a small but statistically significant positive relationship between net migration and welfare dependency of non-Western migrants in and to the Netherlands. This relationship increased shortly after the introduction of the deal, indicating unintended socioeconomic consequences. Finally, placebo tests and additional stages of implementation were examined to ensure the robustness of the results. This research also focuses on other factors that influence welfare dependency, such as demographic factors. These results highlight the importance of integrating broader socioeconomic measures into migration policy to ensure its effectiveness. Several policy recommendations were presented, including a holistic view of migration policy and more inclusive methods to address migration issues at an early stage. The reliance on data from CBS limits the generalizability of results outside the Netherlands. This highlights the necessity of comparative studies to demonstrate the differences and similarities between different countries. Furthermore, future research could focus on disaggregated data, such as first and second-generation migrants or on the socioeconomic impact on younger migrants under the age of 18, which are neglected in this study. The results of the study increase understanding of the short-term effectiveness of migration policies and their socioeconomic consequencesShow less
Deze masterscriptie onderzoekt de effectiviteit van het convenant Duurzame Kleding en Textiel (CKT) als beleidsinstrument binnen de context van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen...Show moreDeze masterscriptie onderzoekt de effectiviteit van het convenant Duurzame Kleding en Textiel (CKT) als beleidsinstrument binnen de context van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). Door middel van een analyse van beleidsdocumenten en interviews worden de succesfactoren van beleidseffectiviteit beoordeeld, met nadruk op de informatiekwaliteit van de beleidstheorie. Het onderzoek richt zich op drie centrale beleidsdoelen van het CKT, waarbij gebruik wordt gemaakt van theoretische kaders zoals die van Hoogerwerf en Tirion. De bevindingen tonen aan dat hoewel bepaalde beleidsdoelen niet volledig zijn gerealiseerd, het derde doel, gericht op gezamenlijke acties, als succesvol wordt beschouwd. Het onderzoek concludeert dat de kwaliteit van de beleidstheorie een potentiële voorspeller is van beleidsucces, maar verdere studie is noodzakelijk om deze relatie te bevestigen. De resultaten bieden waardevolle inzichten voor het ontwerp en de evaluatie van toekomstige IMVO-convenanten.Show less
This thesis uses a comparative approach focused on Poland, Italy and Finland, to examine the impact of divergent state laws on the use of abortion services across different European countries....Show moreThis thesis uses a comparative approach focused on Poland, Italy and Finland, to examine the impact of divergent state laws on the use of abortion services across different European countries. Authors disagree on the effects on the use of abortion services of the liberalisation and the radicalisation of abortion policies. This thesis aims at providing clarity on this issue to assess carefully the role of the state in shaping abortion services. Therefore, it explores how legal frameworks and socio-economic factors influence access to abortion services. The study employs qualitative content analysis of legal documents and grey literature supplemented by quantitative data on abortion rates. Biopower theory is utilized to analyse the interplay between state policies and reproductive autonomy, highlighting how states regulate and control populations to reinforce their own objectives. The findings reveal significant disparities in abortion access depending on the degree of liberalisation and radicalisation of state laws, and societal attitudes.Show less
De Nederlandse culturele sector wordt deels door de overheid gefinancierd. Deze financiering is binnen de culturele basisinfrastructuur (bis) verbonden aan een opdracht voor de instellingen die...Show moreDe Nederlandse culturele sector wordt deels door de overheid gefinancierd. Deze financiering is binnen de culturele basisinfrastructuur (bis) verbonden aan een opdracht voor de instellingen die geld ontvangen. In de subsidiekaders vinden de speerpunten van het culturele overheidsbeleid hun weerslag. Een deel van deze subsidiekaders is artistiek inhoudelijk – een instelling moet bijvoorbeeld concerten geven of voorstellingen maken. In recente subsidieperiodes is een ander belangrijk deel van die voorwaarden sociaal-maatschappelijk van aard. Kunst en cultuur worden geacht een maatschappelijke impact te hebben. Dit onderzoek bekijkt of het culturele beleid (gericht op de symfonieorkesten als onderdeel van de culturele basisinfrastructuur) succesvol is, en hoe deze mate van succes verklaard kan worden. Vanwege het lastig te duiden concept maatschappelijke impact, én omdat er geen concrete beleidsdoelen zijn geformuleerd, is het lastig objectief vast te stellen of er sprake is van succesvol beleid. Om hier toch wat over te kunnen zeggen maak ik gebruik van een zogenaamd participant-satisfaction onderzoek. In dit type onderzoek komt een aantal actoren rondom een organisatie in interviews aan het woord om de mate van succes van – in dit geval – het beleid te duiden. In dit onderzoek is deze zogenaamde ‘dominant coalition’ geformeerd rondom het Residentie Orkest als casus. Om de mate van succes te verklaren maakt dit onderzoek gebruikt van een model van Paul Sabatier en Daniel Mazmanian (1980). Zij formuleren een zestal condities waaraan beleid moet voldoen om succesvol te kunnen zijn. Dit onderzoek richt zich op drie van die condities: duidelijke en consistente beleidsdoelen, aanwezigheid van een adequate causale theorie, en een juridische waarborging van het implementatieproces. Dit zijn de condities die invloed hebben op (het succes van de) beleidsimplementatie op de korte termijn. De hypothese is dat het voldoen aan deze condities op korte termijn zal leiden tot succesvolle beleidsimplementatie. Uit de interviews komt naar voren dat de actoren een mate van succes ervaren op de thematiek van maatschappelijke impact. Hoewel het causale verband niet in alle gevallen even helder is, lijkt het beleid deels de oorzaak voor dit waargenomen succes, terwijl het beleid niet aan de condities van Sabatier en Mazmanian voldoet. Van de drie condities voldoet het beleid slechts aan de derde: waarborging van het implementatieproces. De conclusie is dat de hypothese in elk geval deels moet worden verworpen. Het model van Sabatier en Mazmanian leidt in dit geval niet tot een verwachting die uitkomt. Een oorzaak hiervoor kan gezocht worden in de sterke financiële afhankelijkheid van overheidssteun. De instellingen waar dit beleid zich op richt zijn voor hun voortbestaan afhankelijk van de culturele subsidies van de overheid. Hoewel dit niet een juridische waarborg is in de strikte zin van het woord, zou dit als sterke ‘financiële’ waarborg kunnen worden gezien. Bovendien kan de afwezigheid van concrete doelen in combinatie met deze sterke ‘stok achter de deur’ een katalyserend effect hebben. Concrete doelen kunnen verworden tot ‘afvinklijstjes’, terwijl het gebrek aan concrete doelen ervoor kan zorgen dat een instelling ‘voor de zekerheid’ nog maar iets extra doet. Een beperking van dit onderzoek is dat het zich richt op één type culturele instelling in een specifiek subsidieregime. Een uitbreiding van dit onderzoek zou dan ook kunnen liggen in een meer divers scala aan instellingen in verschillende subsidieregelingen. Vervolgonderzoek zou ook kunnen bekijken of een ‘bottom-up’ model (in tegenstelling tot dat van Sabatier en Mazmanian) tot andere verwachtingen leidt.Show less
It is widely believed that tax structures biased against labour exacerbate the adverse effects of rapid automation, progressively displacing workers in routine-intensive occupations and reducing...Show moreIt is widely believed that tax structures biased against labour exacerbate the adverse effects of rapid automation, progressively displacing workers in routine-intensive occupations and reducing their share of GDP. However, empirical evidence supporting these claims are scarce, suggesting a gap in the literature. This study addresses this gap by empirically examining the effects of the 2003 bonus depreciation tax policy on U.S. manufacturing industries. The findings reveal that, under certain assumptions, the tax policy has a polarising effect on both employment and wages. However, under alternate assumptions, there is little evidence of polarization in employment, while strong evidence of wage polarization exists. Based on these findings, it can be concluded that tax policies biased against labour are associated with detrimental consequences for labour markets. Nevertheless, it remains unclear which set of observed outcomes captures the adverse consequences of these tax policies on labour markets. Thus, this study highlights the heterogeneous effects of tax policies on labour market outcomes and underscores the need for further research into their long-term implications.Show less
This thesis examines the accelerated success of Spain’s green transition, focusing on the expansion of renewable energy generation and the decline of coal-fired energy from 2019 to 2024. Using a...Show moreThis thesis examines the accelerated success of Spain’s green transition, focusing on the expansion of renewable energy generation and the decline of coal-fired energy from 2019 to 2024. Using a historical institutionalism lens, the research analyzes the drivers behind these changes, emphasizing the role of state capacity (fiscal, legal, and collective), international and EU agreements, partisanship, and state-business dynamics. Applying a process-tracing, least-likely case study methodology and diverse data sources (including governmental documents, news articles, international and national statistics, and interviews), this paper chronologically traces Spain’s green energy transformation from a socio-technical systems and public policy approach. The empirical findings show the importance of fiscal and legal capacity to make the transition profitable, collective capacity and partisanship to deliver green public goods, strong state-business collaboration to mobilize private sector funding, and international and EU agreements to set ambitious targets shaping national policies. By exploring the interplay between political struggles and institutional contexts, this thesis highlights the complexities of implementing large-scale clean energy policies in Spain, and how and why path-dependent situations can reverse over time to enable positive change.Show less
