Het gewoonterecht vormde het normatieve uitgangspunt van de Nederlandse conservatieven in hun oppositie tegen het Thorbeckeaanse liberalisme. Aan de hand van verschillende politieke...Show moreHet gewoonterecht vormde het normatieve uitgangspunt van de Nederlandse conservatieven in hun oppositie tegen het Thorbeckeaanse liberalisme. Aan de hand van verschillende politieke conflictmomenten wordt in deze scriptie getoond hoe dit uitgangspunt zodanig werd uitgewerkt en verfijnd dat het een verregaande ‘democratisering’ van de conservatieve standpunten mogelijk maakte. Essentieel was daarbij dat in de historische rechtsopvatting van de conservatieven het recht onderdeel was van de cultuur en daarom aan moest sluiten bij de opvattingen en behoeften van het volk. De politiek moest in de conservatieve optiek daarom ook rekening houden met de opvattingen van het volk. In de loop van de in deze scriptie beschreven periode (1850-1869) kreeg het volk daarbij een steeds actievere rol toebedeeld, wat in 1869 uitmondde in het amendement-Heemskerk, waarin de conservatieven onder leiding van Jan Heemskerk Azn. voor het eerst een significante uitbreiding van het kiesrecht bepleitten.Show less
De PSP, opgericht in 1957, wist al bij haar eerste parlementaire verkiezingen Kamerzetels te winnen. Als eerste nieuwe partij na de Tweede Wereldoorlog wist de PSP haar plek in de Tweede Kamer vast...Show moreDe PSP, opgericht in 1957, wist al bij haar eerste parlementaire verkiezingen Kamerzetels te winnen. Als eerste nieuwe partij na de Tweede Wereldoorlog wist de PSP haar plek in de Tweede Kamer vast te houden, totdat de PSP in 1990 in GroenLinks fuseerde. In de scriptie wordt onderzocht, hoe de PSP als nieuwe partij haar nieuw verworven plek in de Tweede Kamer wist te behouden in haar eerste jaren, van 1959 tot 1963. Aan de hand van enkele politicologische theorieën worden factoren, die zouden bijdragen aan het succes of falen van een nieuwe partij, onderzocht. De PSP was een ‘rooted party’: haar oprichters hadden ervaring in verschillende socialistische en pacifistische organisaties. Deze ervaring was erg waardevol voor het langetermijnsucces van de partij. Anderzijds liep de PSP zichzelf in haar groei voorbij: de partij was in de eerste jaren te veel bezig met het winnen van Kamerzetels, terwijl de partijorganisatie nog niet voldoende was ontwikkeld. Dit leidde tot organisatorische problemen en zelfs persoonlijke geschillen, die de ontwikkeling van de PSP onmiskenbaar gehinderd hebben. De onstuimige groei leidde er echter niet toe, dat de PSP van de politieke radar verdween, zoals bij enkele andere nieuwe partijen wel gebeurde. De oorzaak hiervan lag bij de loyaliteit van de leden. In de periode voor de PSP hadden de leden ervaren, hoe moeilijk het was om hun socialistische en pacifistische ideeën in de politiek te uiten. De leden koesterden de PSP als platform voor hun idealen. De wens van een socialistische en pacifistische partij was voor hen zo groot, dat zij de PSP niet aan de organisatorische en persoonlijke problemen ten onder lieten gaan; zij leerden juist van de eerdere gebreken.Show less
Tussen 1796 en 1805 vonden er in de Bataafse Republiek een reeks referenda plaats over het aannemen van de Staatsregeling. In deze periode kreeg Nederland te maken met revolutie, een nieuw politiek...Show moreTussen 1796 en 1805 vonden er in de Bataafse Republiek een reeks referenda plaats over het aannemen van de Staatsregeling. In deze periode kreeg Nederland te maken met revolutie, een nieuw politiek bestel, democratische instituties en een reeks grondwetten. Voor het eerst werd het volk aangewezen als de grondwetgevende macht onder het leerstuk van de volkssoevereiniteit. Voor het eerst werd er in een openbaar en gelegitimeerd lichaam gesproken over de democratische beginselen die tegenwoordig algemeen goed zijn in onze samenleving. Maar op basis van welke grondslagen of overwegingen kwamen de Bataafse politici tot de keuze het ontwerp voor te leggen aan de bevolking? In dit onderzoek wordt het het antwoord gevonden in Rousseaus leerstuk van het Contrat Social en het constitutioneel referendum als de wijze om het maatschappelijk verdrag te verbinden.Show less
In jaren '90 besloten de leden van het Europees Parlement (EP) de financiële en immateriële arbeidsvoorwaarden, die voorheen afhankelijk waren van de lidstaat van herkomst, te uniformeren. Tijdens...Show moreIn jaren '90 besloten de leden van het Europees Parlement (EP) de financiële en immateriële arbeidsvoorwaarden, die voorheen afhankelijk waren van de lidstaat van herkomst, te uniformeren. Tijdens een langdurig proces debatteerde het EP zeven keer over het Statuut van de Leden dat dit moest regelen. Dit onderzoek brengt in kaart wat er in de de bijdragen aan deze debatten gesteld werd over de noodzaak van een Statuut voor de status van het EP en de beeldvorming onder de bevolking en welke concrete regelingen en bezoldiging hierin opgenomen zouden moeten worden. Uit de rechtvaardigingen die de Europarlementariërs aanvoeren voor de voorgestelde regelingen, valt af te leiden wat de Europarlementariërs in deze periode vinden dat het EP is of zou moeten zijn en wie het bijvoorbeeld vertegenwoordigt. Op deze manier wordt getracht dit politieke debat te verbinden met academische debatten over democratie in de EU en het vermeende gebrek daaraan.Show less
The French Senate is nowadays often presented by its critics as an institution that is conflicting with the principles of democracy. This raises questions about how this area of tension between...Show moreThe French Senate is nowadays often presented by its critics as an institution that is conflicting with the principles of democracy. This raises questions about how this area of tension between democracy and the second chamber has emerged and evolved throughout the history of the French political system. Bicameralism seems contradictory to the French political culture because the republican doctrine strongly believed in a single assembly. This research focuses on the first half of the French Third Republic (1870-1914) and investigates to what extend the Senate was considered to be compatible with democracy. How was it possible that a Senate -an institution that seemed to have lost its place in the French political landscape and was associated with aristocracy and conservative liberalism- obtained a place in the institutional framework of this republic which was so democratic for its time? In general, historians have shown little interest in upper houses. However, this thesis argues that in order to get a complete picture of the reasons behind the evolution of democratic institutions it is not enough to merely study political theory or constitutional law; one should also look at the reality of political practice. In order to understand how important historical events and national context in France were in shaping the debate about the relation between the Senate and democracy, the French case is put in an international comparative perspective with the discussions that took place around the same period in Belgium and The Netherlands. This research demonstrates that the French Senate of the Third Republic was not constructed against democracy, or simply as the representation of conservative forces. It rather was a very inventive chamber that served the interest of the Republican Party, promoted democracy and played an important role in the political education of the French countryside and its integration into the French nation. Secondly, it is argued that discussions about the legitimacy of the French upper house were to a very large extend determined by historical circumstances -such as the Boulanger crisis and the Dreyfus affair-, political opportunism, pragmatism, and specificities in the national political culture.Show less
In this thesis the development of one specific deliberative form of citizen participation (the G1000 Groningen) in the Netherlands is put in to its historic-political context. The main question is...Show moreIn this thesis the development of one specific deliberative form of citizen participation (the G1000 Groningen) in the Netherlands is put in to its historic-political context. The main question is as follows: to what extent can a 'mini-public’ like the G1000 Groningen improve local democracy by proposing a change in the relationship between citizens and local government? It is explained that the G1000 organization tried to foster the bond between the Stadjers of Groningen by organizing the event without too much focus on its (political) results. The author characterizes the type of citizen participation found in the G1000 Groningen as one in which self-reliance is very important, in contrast to forms of citizenship found in the G1000 Amersfoort and G1000 Belgium in which the political character of of citizenship was emphasized. By doing so, the G1000 Groningen showed that there is more to democracy than having direct political influence as sometimes is argued for in the media. It showed that genuine participation in the process in which decisions are made is just as important. Only in such circumstances, it is possible to really relate yourself to your fellow citizens and be really part of a democratic community.Show less
In deze thesis is er gekeken naar de reactie, in de Tweede Kamer en de landelijke kranten, op het tonen van emotie in de Tweede Kamer. Dit is gedaan aan de hand van een analyse van verschillende...Show moreIn deze thesis is er gekeken naar de reactie, in de Tweede Kamer en de landelijke kranten, op het tonen van emotie in de Tweede Kamer. Dit is gedaan aan de hand van een analyse van verschillende incidenten, de Nacht van Staal, Obstructie van Schaper, Nierstrasz-incident en de Vergissing van Troelstra. Als onderzoeksvraag had deze thesis de volgende:Hoe werd er in het veranderende politieke klimaat begin twintigste eeuw (1900-1920) aangekeken tegen emotie in de Tweede Kamer?Show less
Een onderzoek naar het karakter van de dodenherdenking op Waalsdorpervlakte. In hoeverre waren er veranderingen? Er wordt bovendien gekeken naar de nationale ontwikkelingen rondom dodenherdenking,...Show moreEen onderzoek naar het karakter van de dodenherdenking op Waalsdorpervlakte. In hoeverre waren er veranderingen? Er wordt bovendien gekeken naar de nationale ontwikkelingen rondom dodenherdenking, die van invloed waren op de herdenking op de Waalsdorpvlakte.Show less
Na de toekenning in 1919 van zowel passief als actief kiesrecht aan vrouwen, werd in 1920 de Nederlandse Christen-Vrouwenbond opgericht, met als statutair doel: voorlichting aan haar leden over...Show moreNa de toekenning in 1919 van zowel passief als actief kiesrecht aan vrouwen, werd in 1920 de Nederlandse Christen-Vrouwenbond opgericht, met als statutair doel: voorlichting aan haar leden over maatschappelijke en staatkundige zaken, zodat uiteindelijk de vrouw haar plaats in het politieke leven zou kunnen innemen. Onderzocht is, in hoeverre daar voor de jaren 1945-1965 sprake van was. Bleef de NCVB opereren volgens eigen statuten, wat was haar rol binnen het verzuilde landschap van die jaren en leidde de vrouwelijk sociabiliteit tot een daadkrachtig maatschappelijk optreden. Dit laatste stond in de statutaire aanvulling van 1950. Ter vergelijking is de situatie van na de oorlogsjaren vergeleken met die van voor 1940. Met dit onderzoek is de geschiedenis van de NCVB vanaf het oprichtingsjaar tot en met de tweede emancipatiegolf in de jaren zeventig en tachtig, voltooid.Show less
In deze scriptie is een ideaalmodel ontwikkeld voor het politiek debat over morele controverses dat nauw aansluit bij de praktijk: het deliberatief democratisch discussiemodel. Op basis van de...Show moreIn deze scriptie is een ideaalmodel ontwikkeld voor het politiek debat over morele controverses dat nauw aansluit bij de praktijk: het deliberatief democratisch discussiemodel. Op basis van de theorie van de politiek filosofen Gutmann en Thompson over deliberatieve democratie is een initieel model ontwikkeld. Dat model is getoetst aan de in de Tweede Kamer gevoerde debatten over een verbod op de onverdoofde rituele slacht en het burgerinitiatief Voltooid Leven. Uitgaande van deze resultaten is het oorspronkelijke model op een aantal punten verbeterd, opdat het beter aansluit bij de parlementaire praktijk. Het uiteindelijke deliberatief democratische discussiemodel is zeer geschikt als normatief model voor het politiek debat over moreel controversiële onderwerpen, daar de gestelde normen haalbaar zijn en door de parlementariërs gedeeld worden.Show less
Research master thesis | History: Societies and Institutions (research) (MA)
open access
2013-01-18T00:00:00Z
In the British House of Commons of the 1860s and 1870s, the concept of ‘democracy’ was despised by most of its members: the word carried a strong negative connotation. No one wanted to have a...Show moreIn the British House of Commons of the 1860s and 1870s, the concept of ‘democracy’ was despised by most of its members: the word carried a strong negative connotation. No one wanted to have a democracy, and no one wanted to be a democrat. Gradual franchise extensions (1867, 1884) transformed this valuation. Yet it took the British parliament decades of debates, and three parliamentary reform acts, before the concept of ‘democracy’ was judged positively by most members of the House. It was only after the Third Reform Act, during the Irish Home Rule debates of 1886, that a new consensus was reached: on the fact that Great-Britain was a democracy, and essentially ruled by ‘the people’. Twenty years before, during the Second Reform Act debates in 1866, such an utterance was unimaginable; it was perhaps desired by a few Radicals, but condemned by a broad majority. Hence, in the period from 1866 to 1886, the meaning and value of the concept of ‘democracy’ underwent a complete and unexpected change. How can we explain this conceptual turnover, from an essentially negative to a predominantly positive valuation? And how did democracy’s meaning shift? Those are the two questions that this thesis tries to answer.Show less