Deze thesis beschrijft een onderzoek naar visuele storytelling binnen online news galleries. Via een kwalitatieve en kwantitatieve inhoudsanalyse is de onderzoeksvraag, in hoeverre vormt het kanaal...Show moreDeze thesis beschrijft een onderzoek naar visuele storytelling binnen online news galleries. Via een kwalitatieve en kwantitatieve inhoudsanalyse is de onderzoeksvraag, in hoeverre vormt het kanaal image sequencing uit het framework van Caple en Knox een goede graadmeter voor de kwaliteit van storytelling binnen online new galleries en is deze graadmeter betrouwbaar?, beantwoord. Om dit onderzoek vorm te geven zijn er dertig dagen online news galleries opgeslagen van achttien verschillende media die een representatie vormen van de westerse media. Dit heeft een database van 469 online news galleries, die bij elkaar 7215 foto’s bevatten, opgeleverd. Het kanaal image sequencing uit het framework is een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van storytelling binnen online news galleries. In dit onderzoek is gekeken of de verzamelde online news galleries in de door Caple en Knox gedefinieerde indeling ondergebracht kunnen worden. De galleries blijken niet goed te passen binnen deze indeling waardoor de door Caple en Knox gedefinieerde indeling moet worden aangepast. Hierdoor is de indeling uitgebreid van zes naar acht categorieën. Vervolgens is de betrouwbaarheid van het onderzoek getest, welke voldoende blijkt. Nadat de galleries op een juiste wijze zijn ingedeeld, is inhoudelijk gekeken naar de storytelling binnen de galleries. Hieruit komt naar voren dat meer dan de helft van de online news galleries een slechte structuur heeft, waardoor de visuele storytelling beperkt wordt.Show less
This MA thesis consists of an annotated translation of the short story “How I Found America,” written by the Jewish American author Anzia Yezierska (1881?–1970). The story was published in her...Show moreThis MA thesis consists of an annotated translation of the short story “How I Found America,” written by the Jewish American author Anzia Yezierska (1881?–1970). The story was published in her first collection of short stories, Hungry Hearts (1920). Yezierska’s work, which is not well known and has never been translated into Dutch, offers an inside into the lives of Jewish immigrants at the start of twentieth century. Within the framework of a three-act structure, "How I Found America" tells the story of a young Russian-Jewish woman who immigrates with her family to America, the Golden Land. She quickly becomes disillusioned by her surroundings. Depressed, she goes in search for the true nature of America. After long years of hard struggle, the narrator finally finds her answer that she is the one who creates America: “We go forth all to seek America. And in the seeking we create her. In the quality of our search shall be the nature of the America that we create” (Frank qtd. in Yezierska, 1920). The translation of Yezierska’s short story is accompanied by a discussion of the work of the French translator, theorist and philosopher, Antoine Berman (1992-1991) and features an analysis of his translation model in the form of a retrospective review of the translation of Yezierska’s text.Show less
In maart 1918, toen Rusland was verwikkeld in een burgeroorlog en de bolsjewistische machthebbers werden geconfronteerd met antibolsjewistische krachten, werden er hervormingen ingevoerd om het...Show moreIn maart 1918, toen Rusland was verwikkeld in een burgeroorlog en de bolsjewistische machthebbers werden geconfronteerd met antibolsjewistische krachten, werden er hervormingen ingevoerd om het bolsjewistische Rode Leger tot een efficiënt en krachtig instrument te vormen. Eén van de hervormingen was de introductie van officieren en generaals uit het voormalige tsaristische leger in het Rode Leger, die te werk gingen als ‘militaire specialisten’. Zij hadden de ervaring en kennis die het Rode Leger nodig had om de vijand te verslaan en daarbij de consolidatie van de bolsjewistische macht tot een succes te maken. Het feit dat deze militaire specialisten, mensen die voorheen loyaal waren geweest aan de tsaar, zich bij het Rode Leger hebben aangesloten, klinkt niet logisch. Het lijkt een vreemde paradox te zijn. Wat waren hun motieven?Show less
The role of women in the current scholarly debate in Iran is analyzed within the framework of sexuality giving more acknowledgment to the topics of womanhood,female sexuality, and homoerotics. A...Show moreThe role of women in the current scholarly debate in Iran is analyzed within the framework of sexuality giving more acknowledgment to the topics of womanhood,female sexuality, and homoerotics. A comparison within medieval writings such as Al-Ghazali's Revivification of Religious Sciences and current translated books will determine women's role within society at the turn of the twentieth century in Iran. Furthermore, the introduction of the hetero-normalization within society will challenge the existing order within society and give a new definition to womanhood.Show less
In this thesis, the concept of hyper-reality is related to the field of new media. The hyper-reality of new media brings about a number of problems, among which a system of control and forms of...Show moreIn this thesis, the concept of hyper-reality is related to the field of new media. The hyper-reality of new media brings about a number of problems, among which a system of control and forms of disappearance. These problems can be solved by approaching new media from the perspective of new media objects as opposed to Baudrillard’s old media perspective. In particular, the medium of video games has great potential merits for a better understanding of the new media hyper-reality and its connected problems.Show less
Research master thesis | Literary Studies (research) (MA)
open access
As the first episode of BBC's astronomically long-running science fiction show Doctor Who opens on November 11th, 1963, the audience is treated to a set of images portraying a foggy junk yard, in...Show moreAs the first episode of BBC's astronomically long-running science fiction show Doctor Who opens on November 11th, 1963, the audience is treated to a set of images portraying a foggy junk yard, in which an apparently out-of-use police box is standing. The print on the front of the police box (“Police Telephone / Free for Use of Public / Advice and Assistance Obtainable Immediately / Officers and Cars Respond to Urgent Calls / Pull to Open”) lingers on the screen before “An Unearthly Child” turns to a scene showing what seems to be a teenage 1960's school girl, outrageously outwitting her school teachers. In what follows, the audience, together with the girl's teachers Ian Chesterton (a role by William Russell) and Barbara Wright (played by Jacqueline Hill), discover that the girl, Susan Foreman (Carol Ann Ford), has as an unlikely dwelling place the police box from the opening scene. In addition, she does not even live there alone, but together with her grandfather – a figure known only as the Doctor (at this moment portrayed by William Hartnell). It transpires that the discarded police box is not at all a discarded police box, but rather a “bigger on the inside” space-and-time travelling machine know as a TARDIS. Moreover, Susan and the Doctor turn out to be not a 1960's school girl and her grandfather but “wanderers in the fourth dimension […] exiles […] Susan and I [The Doctor] are cut off from our own planet.” In other words, though they look completely human, the Doctor and Susan are time-travelling aliens; and not only that – they possess a technology and knowledge far more advanced than our own. This is apparent most obviously in the simple fact that they have – and know how to work with – a time travelling machine, but also for example when the Doctor responds to Ian's objection that “You're treating us [Ian and Barbara] like children” how “The children of my [The Doctor's] civilisation would be insulted!”; the Doctor implies that even the children on his and Susans home world would understand much more about technology and science than Ian and Barbara currently do. In a way, we might think of the Doctor and Susan as post-humans – as an attempt by the series' makers to imagine what it might mean to think beyond humanity and away from a human-centred focal point. This is a streak that the series would continue in the 53 (and counting) years to come; if only since the Doctor is, after all, the protagonist to the series. Because a sense of the posthuman seems so central to Doctor Who, this thesis will explore the ways in which the series, through being an object of science fiction as well as one of popular imagination, explores what it might mean, and in doing so, highlights the difficulties of, thinking in the lines of a philosophical current that has in recent years come to be know as posthumanism.Show less
Realisme is een veelbesproken begrip dat onderhevig is aan eindeloze filosofische discussies. Ook binnen de mediatheorieën van onder andere film en fotografie is het een onderwerp dat zeer...Show moreRealisme is een veelbesproken begrip dat onderhevig is aan eindeloze filosofische discussies. Ook binnen de mediatheorieën van onder andere film en fotografie is het een onderwerp dat zeer regelmatig aan bod komt. Zo kunnen beide media gezien worden als hulpmiddelen om de ‘onbemiddelde waarheid’ vast te leggen, maar zijn deze ook beide gedreven in het creëren van fictieve taferelen. Vooral in het geval van cinema kan de mogelijkheid tot het creëren van illusies gezien worden als één van de kernpunten voor het daverende succes van het medium. Echter, bij het creëren van nieuwe, imaginaire werelden, ontstaan ook andere (filmische) wetten en regels dan die wij in onze realiteit gewend zijn. Deze afwijkende noties van realiteit hebben onder andere invloed op de manier waarop film en fotografie gebruikt en gezien worden. Zodoende is dit onderzoek erop gericht om erachter te komen hoe de media film en fotografie in films ingezet worden om de grenzen van onze realiteit te overschrijden.Show less
Examining human rights organisations in the period between 2006-2016 and in three key spheres: legislation, civic culture and funding. It concludes that it is becoming increasingly difficult for...Show moreExamining human rights organisations in the period between 2006-2016 and in three key spheres: legislation, civic culture and funding. It concludes that it is becoming increasingly difficult for independent human rights organisations to work in Russia and that this is unlikely to improve in the future unless significant legislative changes are made.Show less
The rapid development of technological innovation has yielded increasing returns on capital investment relative to labour. At the same time, the accumulation of capital seems to be concentrating...Show moreThe rapid development of technological innovation has yielded increasing returns on capital investment relative to labour. At the same time, the accumulation of capital seems to be concentrating more and more into the hands of a select few, resulting in the development of far-reaching economic inequalities. With the development of technological innovation having gained considerable momentum in modern times, the need to design effective policies centred around dealing with the economic, social and political effects of its development arguably seems more important than ever. Property-owning democrats –drawing on John Rawls' conception of justice as fairness- have set out proposals for curbing what they conceive to be undesirable developments in inequality, focusing mainly on the establishment of a socio-economic framework characterized by the widespread dispersal of capital assets. Some scholars such as Vallier (2015), however, have cast doubts on the desirability and effectiveness of adopting a property-owning democracy as the socio-economic arrangement fit to meet these challenges. This thesis attempts to settle the debate. I argue that the satisfaction of the Rawlsian fair value of political liberties favours the justification of a property-owning democracy over that of welfare-capitalism. Furthermore, I assert that the satisfaction of Rawls’ difference principle depends on the exact definition of ‘benefiting’ the least well off, so that this principle may favour the justification of either socio-economic arrangement. I further argue that meeting Rawls’ principle of equality of opportunity would be better served in the context of welfare-state capitalism, taking into account the critiques set out by O’Neill (2009) and Vallier. In addition, I identify further theoretical issues regarding property-owning democrats’ definition of private property that have, in my view, not been sufficiently addressed. Lastly, I identify a number of practical issues regarding the implications of a property-owning democracy in an economic context. Given that only the fair value of political liberties points directly towards the justification of a property-owning democracy -with its justification on the basis of the difference principle and equality of opportunity being questionable and thus unjust- I conclude that a property-owning democracy is not justifiable on Rawlsian grounds.Show less
Dit onderzoek richt zich op deze alternatieve representaties van Islamitisch extremisme die een enigszins afwijkend beeld geven van deze sociale groep. In het bijzonder richt dit onderzoek zich op...Show moreDit onderzoek richt zich op deze alternatieve representaties van Islamitisch extremisme die een enigszins afwijkend beeld geven van deze sociale groep. In het bijzonder richt dit onderzoek zich op de vraag of stereotypen een ondermijnende werking kunnen hebben in de alternatieve representaties van Islamitisch extremisme. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal in het eerste hoofdstuk onderzocht worden hoe deze alternatieve representaties van Islamitisch extremisme proberen te ontsnappen aan stereotypering. Vervolgens zal er in het tweede hoofdstuk gekeken worden naar de manier waarop stereotypering bij te stellen valt binnen een postkoloniale context. En ten derde zal het laatste hoofdstuk zich richten op de manier waarop het huidige medialandschap van Islamitisch extremisme een rol speelt in de projecties van stereotypen van de toeschouwer zelf. Het corpus van dit onderzoek bestaat uit drie recente films (dat wil zeggen, na 11 september 2001) die met elkaar gemeen hebben dat zij over het onderwerp Islamitisch extremisme gaan. Om de ontsnapping aan stereotypering te onderzoeken zal er een analyse van Les Chevaux de Dieu (Nabil Ayouch, 2012) plaatsvinden, een film van Marokkaanse komaf over de omstandigheden waarin jonge Marokkanen in staat gesteld worden tot een terroristische aanslag over te gaan. Vervolgens zal een analyse van Les Hommes et les Dieux (Xavier Beauvois, 2010) zich richten op de manier waarop er in een postkoloniale context getracht wordt stereotypering bij te stellen. En ten slotte zal een analyse aan de hand van de filmstijl van de Franse film Hadewijch (Bruno Dumont, 2009) over een jong, streng Christelijk meisje die in aanraking komt met een extremistische moslim zich richten op de invloed van het medialandschap met en tot de projecties van stereotypering door de toeschouwer zelf. Deze drie films delen niet alleen hetzelfde onderwerp over Islamitisch extremisme, alle drie de films maken gebruik van stereotypering of het gebrek daarvan om een alternatieve representatie van Islamitisch extremisme aan te tonen.Show less
As the number of immigrants to the Netherlands has grown substantially, providing education for immigrant children has become an important issue. Through a literature study, this thesis attempts to...Show moreAs the number of immigrants to the Netherlands has grown substantially, providing education for immigrant children has become an important issue. Through a literature study, this thesis attempts to answer the question what the best policy is in providing education for immigrant children in the primary school age – whether these children should enter regular education, or whether they need to learn Dutch through a specialized program such as transitional or immersion education before enrolling in regular classes. Literature consistently shows that specialized programs for language-minority children are most effective in providing these children with education; both to learn Dutch and to learn curriculum content. If possible these programs should be bilingual, as continued development of the children’s L1 facilitates second-language learning. Second language education should not just focus on language acquisition, but also on acquiring academic language and literacy skills. Apart from linguistic and cognitive factors, the social context should also be taken into consideration: specialized programs should be integrated within mainstream schools in order to give immigrant children the chance to interact with native peers and help them to fit in. Additionally, teachers should be affirmative of the children’s identities. These social factors are beneficial for immigrant children’s second-language acquisition and overall academic achievement as well.Show less
In deze scriptie wordt taalkundig-stilistisch inzicht geboden in Amerikaans en Nederlands politiek taalgebruik in toespraken na nationale rampen. Hiertoe zijn drie Nederlandse en drie Amerikaanse...Show moreIn deze scriptie wordt taalkundig-stilistisch inzicht geboden in Amerikaans en Nederlands politiek taalgebruik in toespraken na nationale rampen. Hiertoe zijn drie Nederlandse en drie Amerikaanse toespraken geanalyseerd: de persconferentie van Wim Kok na de vuurwerkramp in Enschede, de persverklaring van Wim Kok na de moord op Pim Fortuyn, de toespraak van Job Cohen na de moord op Theo van Gogh, de persverklaring van Bill Clinton na de schietpartij in Littleton, de televisietoespraak van George W. Bush na de ontploffing van het ruimteschip Columbia en de persverklaring van Barack Obama na de schietpartij in Newtown. De vraag die hierbij centraal stond, luidt als volgt: ‘Welke effecten moeten Nederlandse en Amerikaanse toespraken na nationale rampen sorteren en hoe worden de opgetreden effecten door de stilistische keuzes bereikt?’ Om de onderzoeksvraag te beantwoorden, is er eerst gekeken naar de context van het communicatieve actietype ‘politieke toespraken na een nationale ramp’. Aan dit actietype zijn regels en conventies verbonden die restricties vormen en invloed hebben op hoe een toespraak wordt overgebracht. Deze restricties hebben betrekking op de mogelijkheden van een spreker en de verwachtingen die vanuit de maatschappij bestaan met betrekking tot de boodschap die een spreker overbrengt en het effect dat deze boodschap moet sorteren. De context van het communicatieve actietype wijst uit dat een Amerikaanse president door de Amerikaanse maatschappij wordt gezien als de leider van het land en een Nederlandse minister-president ten opzichte van de Nederlandse maatschappij meer als een crisismanager functioneert. Deze verschillende posities worden bewerkstelligd door staatsrechtelijke beperkingen. Zo heeft een Amerikaanse president in tegenstelling tot een Nederlandse minister-president het mandaat van de kiezers. Daarnaast heeft een Amerikaanse president als leider van de federale uitvoerende macht volmachten en bevoegdheden die een Nederlandse minister-president niet heeft. Een Amerikaanse president behoort na een nationale ramp een effect van gemeenschapszin en geruststelling te sorteren. Hij dient in tijden van nationale onzekerheid een perspectief te bieden waarmee de maatschappij naar de nationale ramp kan kijken en kanaliseert op die manier collectieve emoties. De woorden van de president helpen op die manier bij het bewerkstelligen van eenheid en helpen de bevolking bij het herordenen van hun hiërarchieën, waarden en wereld (Zarefsky, 2014). Een Nederlandse minister-president behoort na een nationale ramp stress te kanaliseren en bewaart hierbij, in tegenstelling tot een Amerikaanse president, afstand tot de maatschappij. De toepassing van reactieve crisiscommunicatie is gebruikelijk. Dit houdt in dat een spreker zijn boodschap richt op de media en niet op de maatschappij. Er zijn tien verschillende stijlfiguren aangetroffen die een bijdrage leveren aan het effect dat een Amerikaanse toespraak na een nationale ramp moet sorteren. Van deze tien stijlfiguren zijn er vier stijlfiguren die in vergelijking met Nederlandse stijlkeuzes opvallen: de aanwezigheid van familiale analogie en metaforen, het gebruik van de stijlfiguur inclusief ‘we’, het gebruik van religieuze verwijzingen en de aanwezigheid van deontische modaliteit. De aanwezigheid van familiale analogie speelt een belangrijke rol bij het effect van gemeenschapszin en geruststelling dat een president na een nationale ramp moet sorteren. Bij het gebruik van deze stijlkeuze positioneert de president zichzelf als vader. In deze rol, die hij aan kan nemen door zijn positie als leider van het land, kan de president de nadruk leggen op de eenheid van een familie en de geruststelling die een vader kan overbrengen. Een voorbeeld hiervan is te vinden in de persverklaring van Barack Obama na de aanslag op de Sandy Hook Elementary School. Obama expliciteert in deze persverklaring dat hij een vader is en dat hij vanuit dat perspectief hetzelfde overweldigende verdriet voelt als alle andere ouders in de Verenigde Staten: (1) And each time I learn the news I react not as a President, but as anybody else would -- as a parent. And that was especially true today. I know there’s not a parent in America who doesn’t feel the same overwhelming grief that I do. Doordat Obama zichzelf als vader positioneert, vergelijkt hij zichzelf met alle andere ouders in de Verenigde Staten. Door deze vergelijking toont Obama empathie en laat hij zien dat hij zichzelf in de belevingswereld van de Amerikaanse ouders kan plaatsen omdat hij ook kinderen heeft. Dat een Amerikaanse president sterk gericht is op eenheid en gemeenschapszin komt tevens naar voren door het gebruik van de stijlfiguur inclusief ‘we’. Dit stijlfiguur stelt spreker en toehoorder op een lijn door gebruik te maken van inclusieve voornaamwoorden. Een voorbeeld hiervan is fragment (2). De stijlfiguur dat het tegenovergestelde effect bereikt, wordt exclusief ‘we’ genoemd. Kok maakt hier in tegenstelling tot de Amerikaanse sprekers frequent gebruik van. Een voorbeeld hiervan is fragment (3). (2) We do know that we must do more to reach out to our children and teach them to express their anger and to resolve their conflicts with words, not weapons. (3) We zullen vanavond later in de avond ook met de ministerraad bij elkaar komen om ook onze gedachten en onze gevoelens te delen. Kok spreekt in fragment (3) over ‘we’ in de betekenis van ‘wij als politici’. Hierdoor creëert hij een afstand tussen zichzelf en zijn toehoorders. In fragment (2) gebruikt Clinton de inclusieve variant van dit stijlfiguur. Hij stelt dat ‘wij’ weten dat ‘we’ meer moeten doen. Hierdoor zegt Clinton niet alleen dat het Amerikaanse volk moet handelen naar een bepaald voornemen, maar dat hij net als iedere andere Amerikaan deze handeling zal uitvoeren. Een andere opvallende stijlkeuze in vergelijking met de Nederlands toespraken, is het gebruik van religieuze verwijzingen. Religieuze verwijzingen worden in Amerikaanse politieke toespraken gebruikt om geruststelling over te brengen en geven de president de mogelijkheid om in te spelen op de waarden van de maatschappij. Fragment (4) is een voorbeeld van een religieuze verwijzing in een presidentiële toespraak: (4) I can only say tonight let the prayers of the American people are with you (C27). De religieuze verwijzingen in Amerikaanse toespraken na nationale rampen vallen onder het type retorica dat kalmte en geruststelling overbrengt. In het geval van fragment (4) labelt Clinton de schietpartij als een tragedie, maar probeert hij troost en verlichting te brengen door de impliciete betekenis van 1 Korinthiërs 13:12. Dit citaat heeft als achterliggende betekenis dat er nu eenmaal zaken zijn die we niet kunnen begrijpen en dat we niet weten hoe de toekomst er uitkomt te zien (EO, z.d.). Deontische modaliteit is voor de eerder benoemde Amerikaanse stijlkeuzes een overkoepelend fenomeen. Deze vorm van modaliteit communiceert op expliciete of impliciete wijze dat iets in de werkelijkheid behoort te gebeuren. Deontische modaliteit is een overkoepelend fenomeen, omdat onder andere in combinatie met het stijlfiguur inclusief ‘we’, de spreker de boodschap overbrengt dat ‘wij’ (zowel spreker als toehoorder) iets in de werkelijkheid behoren te doen. Dit benadrukt de gewenste eenheid en gemeenschapszin van de Amerikaanse samenleving. Fragment (5) is een voorbeeld van een zin waarin een vorm van deontische modaliteit aanwezig is: (5) And we do know we have to do more to recognize the early warning signs that are sent before children act violently (C22). Bovenstaande zin kan begrepen worden als een impliciet verzoek tot het uitvoeren van een bepaalde handeling. De spreker geeft in een dergelijke zin aan wat hij vindt dat er in de werkelijkheid moet gebeuren en communiceert op die manier welke waarden op dat moment belangrijk zijn. Op basis van de analyse van de Nederlandse toespraken kunnen er twee opvallende constateringen worden gedaan. Ten eerste lijken de stijlkeuzes van Kok niet altijd aan te sluiten op het effect dat een Nederlandse minister-president in een toespraak na een nationale ramp moet sorteren en ten tweede lijken de stijlkeuzes van Cohen meer aan te sluiten op het effect dat een Amerikaanse president met zijn toespraak na een nationale ramp moet sorteren. Dat de stijlkeuzes van Kok niet altijd aansluiten op het effect dat een Nederlandse minister-president in een toespraak na een nationale ramp moet sorteren, komt voornamelijk door de aanwezigheid van voorzichtigheidsmodaliteiten en door affectieve bijvoeglijke of zelfstandige naamwoorden die als naamwoordelijk deel van een gezegde worden gebruikt. Affectieve bijvoeglijke of zelfstandig naamwoorden die als naamwoordelijk deel van een gezegde worden gebruikt, zeggen iets over het onderwerp van een zin. Kok maakt frequent gebruik dergelijke naamwoorden in zinnen waar hij zelf het onderwerp is. Voorbeelden hiervan zijn naamwoorden als ‘kapot’ of ‘verbijsterd’. Gesteld kan worden dat deze naamwoorden door hun affectieve waarde niet stroken met wat er van een Nederlandse minister-president in een dergelijke situatie wordt verwacht, omdat de opvallende aanwezigheid van deze naamwoorden niet wijzen op beheerste communicatie. Voorzichtigheidsmodaliteit is een soort gevoelsmodaliteit waarmee de spreker niet zozeer zijn gevoelens uit ten opzichte van een bewering, maar eerder door gebruik te maken van het modale element zijn communicatieve strekking afzwakt of versterkt. Een voorbeeld van een dergelijk modaal element is het woord ‘misschien’. Door gebruik te maken van stijlfiguren die eenheid benadrukken en de spreker en de toehoorder verbinden, lijkt Cohen meer aan de eisen te voldoen die worden gesteld aan het effect dat een Amerikaanse toespraak na een nationale ramp moet sorteren. Zo maakt Cohen gebruik van de stijlfiguur inclusief ‘we’ en de stijlfiguur allusie . Door gebruik te maken van allusie schept Cohen een band met zijn publiek door impliciet naar zaken te verwijzen die zowel hij als zijn publiek begrijpen zonder deze zaken te expliciteren. Cohen gebruikt dit stijlfiguur in de zin ‘Er is vandaag een Amsterdammer vermoord’. In deze zin verwijzen de woorden ‘een Amsterdammer’ naar Theo van Gogh. Deze zin brengt impliciet de boodschap over dat Theo van Gogh, een echte Amsterdammer, is vermoord. Een boodschap die tegenover een Amsterdams publiek op een Amsterdams plein gemeenschapszin en eenheid benadrukt. Daarnaast speelden na de moord op Theo van Gogh de autoriteiten sneller de rol van crisisbeheerser. Dit heeft Cohen mogelijk de kans gegeven om zichzelf als burgervader op te stellen in plaats van de rol van crisismanager aan te nemen. Het is ook mogelijk dat de verwachtingen die vanuit de Nederlandse maatschappij bestaan, met betrekking tot het effect dat toespraken na een nationale ramp moet sorteren, aan het veranderen is of is veranderd. Dit zou echter door grootschaliger vervolgonderzoek aangetoond moeten worden.Show less
Het doel van deze scriptie is om inzicht te krijgen in het gebruik van het concept van het Gesamtkunstwerk als presentatiemodel in Museum Boijmans Van Beuningen. Dit is aan de hand van het...Show moreHet doel van deze scriptie is om inzicht te krijgen in het gebruik van het concept van het Gesamtkunstwerk als presentatiemodel in Museum Boijmans Van Beuningen. Dit is aan de hand van het museumgebouw, de collectie, de visie van de museumdirecteur en de collectiepresentaties In scène gezet en Magritte ontmoet de collectie onderzocht. Met een museumdirecteur die het Gesamtkunstwerk een goed voorbeeld vindt van waar je als museum naar zou kunnen streven, is het niet verwonderlijk dat naast een aanzet hiertoe in de huidige tentoonstellingspraktijk we dit ook terugzien in de toekomstplannen van het museum. Het Gesamtkunstwerk is geen eenduidig of vastgesteld concept, maar eerder een evoluerend concept. Met de theorie van Richard Wagner (1813-1883) als uitgangspunt is het concept uitgewerkt tot een model dat ook toegepast kan worden op museumpresentaties. De scenografische tentoonstelling is een van de belangrijke recente ontwikkelingen binnen musea. Het creëert een multidisciplinaire enscenering dat meer op het proces dan het eindproduct is gericht en die wordt ervaren als een totaalervaring. Scenografie heeft veel overeenkomsten met het Gesamtkunstwerk en lijkt een zeer doeltreffende methode voor het benaderen van het Gesamtkunstwerk in de tentoonstellingspraktijk.Show less
In deze studie zal de invloed van extractivisme op de economische ontwikkeling op nationaal en lokaal niveau sinds in Ecuador de aanstelling van Rafael Correa in 2007 beschreven worden. Het...Show moreIn deze studie zal de invloed van extractivisme op de economische ontwikkeling op nationaal en lokaal niveau sinds in Ecuador de aanstelling van Rafael Correa in 2007 beschreven worden. Het onderzoek zal gebaseerd worden op een casus-studie van Yasuní nationaalpark. Daarbij zal gekeken worden naar tegenstrijdigheden van het postneoliberaal beleid in relatie met olie-exploitatie.Show less
Most Lovecraftian adaptions merely scratch the surface, no matter the medium. They incorporate the aesthetic without any regard to the underlying themes central to H.P. Lovecraft's cosmic horror,...Show moreMost Lovecraftian adaptions merely scratch the surface, no matter the medium. They incorporate the aesthetic without any regard to the underlying themes central to H.P. Lovecraft's cosmic horror, most notably human insignificance. FromSoftware's Bloodborne, however, has taken on the challenge and this thesis argues through a transmedial analysis how the video game has been able to translate the genre of cosmic horror into a medium that incorporates visuals and interactivity - aspects that often clash with the genre itself.Show less