De Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) bleef op den duur niet slechts een interne aangelegenheid. Aan de zijde van Franco en de nationalisten schaarden zich Nazi-Duitsland en fascistisch Italië; de...Show moreDe Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) bleef op den duur niet slechts een interne aangelegenheid. Aan de zijde van Franco en de nationalisten schaarden zich Nazi-Duitsland en fascistisch Italië; de Spaanse Republiek werd gesteund door de Sovjet-Unie en een grote schare aan internationale vrijwilligers. Bekende namen onder hen zijn onder meer George Orwell en Willy Brandt. De Amerikaanse schrijver Ernest Hemingway was ook in Spanje gedurende het conflict, maar hanteerde in tegenstelling tot bovengenoemden de pen in plaats van het zwaard. Tijdens zijn bezoeken aan het door burgeroorlog verscheurde Spanje schreef hij een dertigtal journalistieke stukken, enkele korte verhalen en een toneelstuk. Veel van zijn ervaringen verwerkte hij later in de beroemde roman For Whom the Bell Tolls (1940). Tijdens de burgeroorlog zelf werkte hij mee aan de propagandafilm The Spanish Earth van de Nederlandse communistische filmmaker Joris Ivens. Hoewel Hemingway zich niet bij duidelijk een van de strijdende partijen voegde, kon ook hij zich niet onttrekken aan de ideologie. Zoals veel internationale toeschouwers bevond hij zich achter de linies van de Republiek en onderhield daarnaast nauwe banden met verscheidene Spaanse, Italiaanse, Nederlandse en Russische communisten. In zijn journalistieke werk lijkt een kritische houding absent en zijn werk voor The Spanish Earth is een duidelijk ideologisch statement. Een positie waar hij in zijn fictie nuances in aanbrengt en er soms zelfs van afstapt. Deze spanning tussen fictie en non-fictie bij Hemingway levert een gemengd beeld op van zijn politieke houding gedurende het conflict. Aan de hand van de analyse van al zijn werk over de Spaanse Burgeroorlog, aangevuld met zijn persoonlijke correspondentie, biografische gegevens, en historische context, schetst deze scriptie een duidelijk beeld van Ernest Hemingway's politieke zienswijze en hoe deze zich ontwikkeld gedurende de Spaanse Burgeroorlog.Show less
Over het leven van de Antwerpse stadsklerk Jan van Boendale bestaat veel onzekerheid. Naast ambtelijke stukken schreef Boendale ook literaire werken zoals de Brabantsche yeesten; een stadskroniek...Show moreOver het leven van de Antwerpse stadsklerk Jan van Boendale bestaat veel onzekerheid. Naast ambtelijke stukken schreef Boendale ook literaire werken zoals de Brabantsche yeesten; een stadskroniek over de daden van de Brabantse hertogen tot en met zijn eigen tijd. Dit werkstuk is een verslag van het onderzoek naar de door Boendale omschreven Zeitgeschichte in het vijfde boek van de Brabantsche yeesten (naar de woorden 'ic' en 'mi' en aanverwante woorden als 'ons' en 'mijn' in het bijzonder) om te zien welke persoonlijke aantekeningen Boendale in zijn werk heeft gemaakt en wat die ons kunnen vertellen over zijn leven en zijn omgeving.Show less
On 30 January 1972 the Northern Ireland Civil Rights Association (NICRA) organised a peaceful, yet illegal march in Derry, Northern-Ireland. This march was one of a series of marches NICRA had...Show moreOn 30 January 1972 the Northern Ireland Civil Rights Association (NICRA) organised a peaceful, yet illegal march in Derry, Northern-Ireland. This march was one of a series of marches NICRA had organised in January 1972 to protest against interment. During the march in Derry, the British Army opened fire on the demonstrators, which led to the death of thirteen civilians. Fifteen other civilians were wounded, one of whom died a few months later due to his wounds. This day is more commonly known as ‘Bloody Sunday’. Two days later, the British government announced that an inquiry would be established under the Tribunals of Inquiry Act 1921 to investigate what had happened in Derry, and more importantly, why it happened. An inquiry is set up ‘where is has been resolved by both Houses of Parliament that it is expedient that a tribunal be established for inquiring into a definite matter described in the Resolution as of urgent public importance’. The report, led by Lord Chief Justice Widgery and therefore known as the Widgery Report, was published within eleven weeks, on 19 April. It concluded that ‘there is no reason to suppose that the soldiers would have opened fire if they had not been fired upon first’. About the victims, both deceased and wounded, Widgery concluded that although none of them were proved to have been armed when they were shot, there was a ‘strong suspicion that some [of the victims] had been firing weapons or handling bombs in the course of the afternoon and that yet others had been closely supporting them’. Not everyone agreed with this ‘official’ account of the events of 30 January. Some opponents to the findings have been re-enacting the Bloody Sunday march annually since 1973 in order to both show their disapproval of the Widgery Report, and to keep the memory of the victims alive. After twenty-five years of commemorating Bloody Sunday, and six years after a justice campaign for the victims had started, the then-British Prime Minister Tony Blair agreed to a new inquiry in 1998. This inquiry, known as the Saville Inquiry, was published in June 2010, twelve years after it had been set up. Contrary to the conclusions of the Widgery Report, the Saville Report concluded that it was the British Army, and not the Irish Republican Army (IRA) or the demonstrators, had fired the first shot, that the actions of the army were unjustifiable, and that the victims of the gunfire had been innocent. This paper looks at the annual Bloody Sunday commemorations from 1973 to 2013 in Derry to see what the effect of the public inquiries of 1972 and 1998 was on the perception of what happened at Bloody Sunday.Show less
Bachelor scriptie over de vraag waarom op Java een opiumpachtstelsel is ingevoerd en binnen zestig jaar weer is afgeschaft. Binnen deze vraag gaat de scriptie dieper in op de invloed van de...Show moreBachelor scriptie over de vraag waarom op Java een opiumpachtstelsel is ingevoerd en binnen zestig jaar weer is afgeschaft. Binnen deze vraag gaat de scriptie dieper in op de invloed van de ontwikkeling van de beeldvorming over de opiumpacht, opiumgebruik en Chinezen op de verandering in het beleid. Waar de beeldvorming bij de invoering nog van minder belang was, is deze belangrijker geworden bij de afschaffing. Het blijkt dat de economische argumenten het meeste invloed hebben gehad op de beleidsveranderingen.Show less
Bachelorscriptie over transitional justice in Spanje en de breuk met het 'pacto del olvido' door middel van een analyse van de polemiek die ontstond rond de zoektocht naar het graf van de Spaanse...Show moreBachelorscriptie over transitional justice in Spanje en de breuk met het 'pacto del olvido' door middel van een analyse van de polemiek die ontstond rond de zoektocht naar het graf van de Spaanse dichter Federico García Lorca.Show less
Mountain Crossroads: The Tomb of Sunan Tembayat in Mountain Jabalkat as Source of Javanese Religious Authority By Adieyatna Fajri For religious man, space or landscape is not homogeneous; they are...Show moreMountain Crossroads: The Tomb of Sunan Tembayat in Mountain Jabalkat as Source of Javanese Religious Authority By Adieyatna Fajri For religious man, space or landscape is not homogeneous; they are qualitatively different from others. In this regards landscapes are covering both of sacred and profane which resulted from binnary opposition system of human language and thought, in which two theoretical opposites are strictly defined and set off against one another. For the Javanese, mountain has long been perceived as a sacred place inhabited with unseen world which may pervade great mystical power. Within the new Islamic era, saint’s tombs become another characteristic feature of sacred mountain of Java. For the Javanese rulers, the Islamic saints presence on the mountain appeared to enhance their authority by legitimizing them. Through examining Hindu-Buddhist inscriptions, traditional Javanese sources and Dutch archives, this research try to reveal the importance of Javanaese mountain which is reperesented by Mount Jabalkat along with Sunan Tembayat’s tomb as a source of religious authority particulary in the reign of Sultan Agung from Mataram in the 17th century. Furthermore, this research also discuss the relationship of the idea of Javanese sacred landscape in the Indo-Islamic context. In conclusion, Within naturally diversed political faction, mountain along with its saints appeared to be a potent of religious power which should be propitiated properly or it could otherwise ignite religious insurgences toward the royal court.Show less
This thesis is focused on the perception of foreign newspapers about the Barcelona May Days. Its central theme is the elimination of the POUMist faction and how this was reported in six different...Show moreThis thesis is focused on the perception of foreign newspapers about the Barcelona May Days. Its central theme is the elimination of the POUMist faction and how this was reported in six different Anglo-Saxon newspapersShow less
Socialistische invloeden in het Haagse kunstonderwijs. De rol van de overheid binnen de culturele ontwikkeling van Nederland heeft in de twintigste eeuw een grote verschuiving meegemaakt. Hierbij...Show moreSocialistische invloeden in het Haagse kunstonderwijs. De rol van de overheid binnen de culturele ontwikkeling van Nederland heeft in de twintigste eeuw een grote verschuiving meegemaakt. Hierbij stond de sturende rol van de overheid centraal. Gedurende de twintigste eeuw ging de Nederlandse overheid zich meer en meer verantwoordelijk voelen voor de culturele ontwikkeling van het volk. Voor dit onderzoek heb ik gekeken naar hoe dit nieuwe gedachtegoed vanuit de politiek doorwerkte in de praktijk. De vraag die gesteld zal worden, gaat over de wisselwerking tussen beleid en praktijk. Deze vraag luidt: hoe en waarom heeft de toenemende verantwoordelijkheid vanuit de overheid in de jaren zestig en zeventig, consequenties gekend voor de kunstacademie in Den Haag?Show less
In deze scriptie wordt gepoogd een overtuigend argument te maken voor het bestaan van een langer, gedeeld, ideologisch conflict tussen Amerika en Rusland, waarmee de Koude Oorlog te beschouwen valt...Show moreIn deze scriptie wordt gepoogd een overtuigend argument te maken voor het bestaan van een langer, gedeeld, ideologisch conflict tussen Amerika en Rusland, waarmee de Koude Oorlog te beschouwen valt als slechts een gemilitariseerde, maar absoluut unieke, piek in een langere geschiedenis van ideologische antipathie. In dat opzicht sluit het betoog zich impliciet enigszins aan bij de school historici die de oorzaken van de Koude Oorlog primair, vaak in antwoord op revisionistische theorieën, zoeken in de rol van ideologie. Het antwoord wordt gezocht in bronnen die verhalen over de visie van voornamelijk Amerikaanse diplomaten, hoogwaardigheidsbekleders, journalisten, schrijvers, politici en academici in verschillende lezingen, publicaties en briefwisselingen. De nadruk ligt op de late negentiende eeuw.Show less
Was the TAZARA railway a successful instrument in the development of an economic nation state in Zambia? The effects of state, nation and market building on Kasama during 1976 - 1986
In the decade of the 1920s, the government of the Dutch East Indies passed two educational ordinances in relation to private schools: (1) Staatsblad van Nederlandsch-Indie 1923 No. 136 and (2)...Show moreIn the decade of the 1920s, the government of the Dutch East Indies passed two educational ordinances in relation to private schools: (1) Staatsblad van Nederlandsch-Indie 1923 No. 136 and (2) Staatsblad van Nederlandsch-Indie 1925 No. 219. The first ordinance indicated that nonsubsidized schools were required to register their schools to the government, in this case to hoofd van het gewest (head of regional administration), meanwhile the teachers obliged to report their teaching materials. Since this ordinance was applied, the government began to frequently use words “wilde particulier schooltjes” (wild private schools) on their reports in referring to nonsubsidized schools. The next education policy was Staatsblad van Nederlandsch-Indie 1932 No. 494 (“Toezicht-ordonnantie particulier onderwijs”), which also known as the Wild Schools Ordinance (Wilde Scholen Ordonnantie), began to take effect on 1 October 1932. This ordinance aimed to control wild schools. It worked preventively (vergunningstelsel) by requiring a permit before a private school was established. This preventive ordinance provoked oppositions since they believed that the situation was unfair as the restriction began to take effect while the government could not provide education for indigenous people adequately. The first reaction came from Soewardi Soerjaningrat—widely known as Ki Hadjar Dewantara, the leader of a private school named Taman Siswa. On 1 October 1932, on the first day of the implementation of the Wild Schools Ordinance, he sent a telegram to the Governor-General Jhr. Mr. B.C. de Jonge containing his objection on the ordinance. In his telegram, Ki Hadjar conveyed his plan on conducting passive resistance (lijdelijk verzet) in case the government persists on implementing the ordinance. Considerable supports for Ki Hadjar’s plan came from many sides, including political parties. On 13 February 1933, the government suspended the Wild Schools Ordinance by stipulating a new ordinance which was valid from 21 February 1933. Regarding the implementation period, the Wild Schools Ordinance was valid not more than 5 months counted from October 1932 to February 1933. According to this, this paper investigates the reasons behind the short implementation of the Wild Schools Ordinance. It was known that there were protests addressed to the ordinance, but the considerations taken by the government in suspending the ordinance is still unclear. Why did the government suspend the ordinance shortly after it was enacted? Most of the recent works describe the Wild Schools Ordinance only under a chapter themed education or nationalistic movement in the 1930s. There is no literature that specifically focuses on wild schools. Most related-literatures tend to use a single perspective, especially from the perspective of Taman Siswa. By looking to this fact, this paper attempts to explore in balance the sources from the government and Taman Siswa. By doing this, explanations from both perspectives can be acquired in order to investigate the case and to answer the main question thoroughly. The primary and secondary sources used by this paper rely on published archives, books, and articles. Based on the findings, this paper argues that the implementation of the Wild Schools Ordinance in the Dutch East Indies which was suspended in the early 1933s has shown (1) a colonial policy change which contains a democratic process and (2) sensibility under the frame of colonial relationship. At least, there are four reasons why the government suspended the Wild Schools Ordinance shortly after it was enacted. Firstly, the ordinance seemed not well-prepared in almost any aspects. Secondly, considerable resistance from indigenous people to the implementation of the ordinance has given great effect for the government to determine their measures afterwards. Thirdly, in facing the resistance to the ordinance it can be observed that a contestation over the repealing of the ordinance was inevitable. Last, a substantial role of the minister of colonies is unquestionable, since it brought a change in attitude of the government while endeavors from the others did not succeed.Show less
This Bachelor dissertation will focus on America’s policy regarding the Iraqi Kurds and their quest for autonomy between 1958 and 1975, in the context of Washington’s seventeen year-long Cold War...Show moreThis Bachelor dissertation will focus on America’s policy regarding the Iraqi Kurds and their quest for autonomy between 1958 and 1975, in the context of Washington’s seventeen year-long Cold War competition during these years with the Soviet Union for influence in Iraq. Was foreign policy of the United States towards the Iraqi Kurds contradictory or consistent between 1958 and 1975? What factors determined Washington’s policy towards the Iraqi Kurds between 1958 and 1975? And what factors caused it to change? These are the main research questions which should provide sufficient insight in Washington’s motives and goals which determined its policy on the Iraqi Kurds, and should explain how that policy finally took shape. First of all, Washington’s main policy interests in relation to the Iraqi Kurds during General Qasim’s regime from 1958 till 1963 will be examined. Second, the main U.S. policy interests regarding the Iraqi Kurds during the Ba’athist regime of 1963 and during the presidencies of the brothers Arif will be investigated. And finally, these same U.S. policy interests will be examined during the Ba’athist regime of President al-Bakr from July 1968, until the 1975 Algiers Agreement between Iran and Iraq. During these three separate periods, this dissertation will also focus on how these U.S. interests were eventually pursued.Show less
Volgens diverse overzichtsites en bronnen was de Christelijk-Historische Unie (CHU) een behoudende partij. Dit was ook mijn aanname bij aanvang van het schrijven van deze scriptie. Bij het nadenken...Show moreVolgens diverse overzichtsites en bronnen was de Christelijk-Historische Unie (CHU) een behoudende partij. Dit was ook mijn aanname bij aanvang van het schrijven van deze scriptie. Bij het nadenken over de kiesrechtgeschiedenis paste de CHU niet in het plaatje als het gaat om voorstanders van het algemeen kiesrecht, omdat de uitbreiding van het kiesrecht als progressief gezien wordt. Zo paste zij niet in het plaatje van de kiesrechtstrijd van 1892 en ook niet van de kiesrechtstrijd van 1917/19. Bij een nadere analyse blijkt dat de CHU niet tegen het algemeen kiesrecht of uitbreiding van het kiesrecht was, maar in bepaalde mate zelfs elementen van uitbreiding van het kiesrecht in haar beginselprogramma van 1908 had staan. Hier lijkt een paradox naar voren te komen, waarbij een behoudende partij als de CHU een progressieve stap zet en voor de uitbreiding van het kiesrecht stemt in 1917. In de paradox ligt de hoofdvraag die de rode lijn in het betoog zal vormen, namelijk hoe het mogelijk is dat een conservatieve partij als de CHU toch een progressief kiesrechtstandpunt heeft kunnen ontwikkelen tussen 1892/94 en 1917/19. Deze vraag vult een lacune op het gebied van de beeldvorming van de CHU. De twee kenmerken, namelijk behoudend en matig progressief, lijken onverenigbaar met elkaar. Een ander bijvoeglijk naamwoord dat onmisbaar is voor de CHU is: principieel. Dat woord verklaart heel veel van de standpunten die de CHU had en argumenten die gehanteerd zijn in Kamerhandelingen.Show less
In the present Javanese society, the sacred flower Widjojo Koesoemo is considered to be a myth with no reference on the once-existed court tradition to obtain the flower for Javanese king. In this...Show moreIn the present Javanese society, the sacred flower Widjojo Koesoemo is considered to be a myth with no reference on the once-existed court tradition to obtain the flower for Javanese king. In this research, I demonstrate the role of Widjojo Koesoemo flower and the ritual mission to obtain the flower in the court of Surakarta during the Dutch colonial period. Based on Javanese manuscripts, the mission to obtain Widjojo Koesoemo flower was an important tradition and could be traced back from Javanese mythology as early as 12th century. In the 19th century, both the flower and the mission were needed to build the legitimacy of the king of Surakarta. After coronation, a new king of the court of Surakarta would send a mission to obtain Widjojo Koesoemo. Due to the spiritual matters of this mission, Juru suranata, the court ritual leader, and kyai, the court’s religious leader from Masjid Agung of Surakarta were the key members of this mission. Certain challenges to the flower and the mission appeared when the Dutch scientists in the 19th century tried to demystify the sacred foundation of this flower by looking for it and then classified it into Linnaean taxonomy. I argue that the “silent” rejection of the Dutch finding by the court of Surakarta and continual missions to obtain the flower from 1830 - 1939 are evidenced of Javanese cultural persistence. From this tradition, the king’s rightful cultural authority over the entire kingdom of Surakarta remained unchanged even in the period of its political subjugation to the Dutch colonial government.Show less
Een voorbeschouwing van de machtstrijd tussen Ambassadeur in Cuba Benjamin Sumner Welles en Cordell Hull in 1933 wanneer Welles op het eiland is om toe te zien op een machtsoverdracht
