In dit onderzoek wordt getracht verbanden te leggen tussen reactieve en proactieve agressie, andere probleemgedragingen en het sociaal functioneren van de onderzochte mannelijke VMBO scholieren. De...Show moreIn dit onderzoek wordt getracht verbanden te leggen tussen reactieve en proactieve agressie, andere probleemgedragingen en het sociaal functioneren van de onderzochte mannelijke VMBO scholieren. De data zijn voortgekomen uit een aselect getrokken steekproef (N= 523). De centrale onderzoeksvraag is: Zijn er verbanden tussen het sociaal functioneren en de probleemgedragingen van Nederlandse VMBO scholieren van het mannelijke geslacht en het proactief en reactief agressieve gedrag dat zij laten zien? Na het blootleggen van significante correlaties tussen probleemgedragingen, het sociaal functioneren en de reactieve en proactieve agressie, is met behulp van multipele regressieanalyses getracht reactieve en proactieve agressie te voorspellen vanuit de significant correlerende variabelen. De probleemgedragingen blijken geen voorspellers van de twee soorten agressie. Bij het sociaal functioneren blijkt dat zelfcontrole een voorspeller is voor reactieve agressie.Show less
Het doel van dit onderzoek was om de relatie te onderzoeken tussen slaapduur en het korte termijn geheugen en werkgeheugen bij kinderen. Een groep kinderen (57) van acht tot en met elf jaar is...Show moreHet doel van dit onderzoek was om de relatie te onderzoeken tussen slaapduur en het korte termijn geheugen en werkgeheugen bij kinderen. Een groep kinderen (57) van acht tot en met elf jaar is gevolgd met variatie in slaap gedurende drie opeenvolgende dagen per conditie (meer slaap, minder slaap en een basisconditie). Door gebruik van de test cijferreeksen is er gekeken naar het korte termijn geheugen (cijferreeksen voorwaarts) en werkgeheugen (cijferreeksen achterwaarts) tijdens de verschillende condities. De slaapduur is gemeten met behulp van een slaaplogboek (bijgehouden door ouders) en zes kinderen kregen ook een actometer. Kinderen bleken significant langer te slapen als ze een uur eerder naar bed gingen en significant korter als ze een uur later naar bed gingen, zowel gemeten met het logboek als met de actometers. Er is geen significante relatie gevonden tussen de slaapduur en de prestatie op cijferreeksen. In dit onderzoek is geen significant effect gevonden van korter of langer slapen op het korte termijn geheugen en het werkgeheugen.Show less
Het terugplaatsen van pleegkinderen naar hun gezin van herkomst verloopt niet altijd positief. Ongeveer één derde van deze kinderen wordt na terugplaatsing opnieuw uit huis geplaatst. Het opnieuw...Show moreHet terugplaatsen van pleegkinderen naar hun gezin van herkomst verloopt niet altijd positief. Ongeveer één derde van deze kinderen wordt na terugplaatsing opnieuw uit huis geplaatst. Het opnieuw uit huis plaatsen van kinderen kan negatieve gevolgen hebben voor hun ontwikkeling. Besluitvorming speelt een cruciale rol bij het wel of niet terugplaatsen van kinderen naar hun gezin van herkomst. In dit onderzoek is aan de hand van de gegevens uit 130 cliëntdossiers bij Bureau Jeugdzorg Rotterdam, Eindhoven en Amsterdam de besluitvorming rondom het terugplaatsen van pleegkinderen geanalyseerd. Uit de resultaten komt naar voren dat zowel aan een uithuisplaatsing als aan een terugplaatsing hoofdzakelijk ouder- en gezinsfactoren ten grondslag liggen. Kindfactoren en daarmee ook de interactie tussen de ouder(s) en het kind spelen slechts een zeer beperkte rol in de besluitvorming. Ook is er sprake van verschillen tussen de criteria die verschillende Bureaus Jeugdzorg in den landen hanteren. Daarnaast blijkt dat kinderen die, na terugplaatsing, opnieuw uit huis geplaatst worden relatief korter in hun eerste pleeggezin hebben gewoond, dan kinderen die niet opnieuw uit huis geplaatst worden. Ook blijkt dat kinderen die bij één ouder teruggeplaatst zijn, gemiddeld vaker uit huis geplaatst worden, dan kinderen die teruggeplaatst zijn bij hun beide ouders. Tevens blijkt dat wanneer een gezinsvoogd twijfelt over het terugplaatsen van het kind dit een negatieve invloed heeft op het totaal aantal keren dat het kind uit huis wordt geplaatst in zijn leven. Tenslotte blijkt het toetsen van terugplaatsingen door de Raad voor de Kinderbescherming (nog steeds) onvoldoende te verlopen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in dit onderzoek slechts bij 34% het besluit tot terugplaatsing getoetst. Deze toetsing vond in 77% van de gevallen achteraf plaats, waardoor het risico op onzorgvuldig terugplaatsen van kinderen aanwezig blijft.Show less
Het doel van dit huidige onderzoek was om te onderzoeken in hoeverre kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) een afwijking in de visuele integratie laten zien en of dit samenhangt met het...Show moreHet doel van dit huidige onderzoek was om te onderzoeken in hoeverre kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) een afwijking in de visuele integratie laten zien en of dit samenhangt met het dagelijks sociaal functioneren. De onderzoeksgroep bestond uit 23 jongens met een gemiddelde leeftijd van 10.8 jaar met een ASS. De diagnose is bevestigd door de ADI-R. De controlegroep (normale ontwikkeling) bestaat uit 28 jongens met een gemiddelde leeftijd van 10.8. Bij deze groep is een CBCL afgenomen om psychopathologie uit te sluiten. Er zijn verschillende meetinstrumenten afgenomen om de visuele waarneming en het sociaal functioneren in kaart te brengen. Deze zijn onderverdeeld in de volgende domeinen: Visueel ruimtelijke integratie, visuele perceptie, herkennen van globaal of lokaal en detailgerichtheid en sociaal functioneren. Uit de resultaten kwam naar voren dat jongens met een ASS significant meer moeite hebben met de domeinen visueel ruimtelijke integratie en voorkeursstrategie voor globaal of lokaal. Dit betekent dat jongens met een ASS de details die ze waarnemen moeilijker kunnen integreren tot één geheel. Daarnaast hebben jongens met een ASS ook meer moeite met het herkennen van globale stimuli ten opzichte van lokale stimuli. Vervolgens is er een correlatie gevonden tussen de subtest Global en de SRS, wat betekent dat er een verband is tussen de verstoorde visuele waarneming en het sociaal functioneren bij jongens met een ASS. dit betekent dat wanneer jongens met een ASS significant meer moeite hebben met de visuele integratie, zij ook meer moeite hebben met sociaal functioneren in het dagelijks leven.Show less