Aggressive behaviour is one of the most common behavioural issues in children and adolescents. Given its negative effects on social, emotional and academic development, early intervention is deemed...Show moreAggressive behaviour is one of the most common behavioural issues in children and adolescents. Given its negative effects on social, emotional and academic development, early intervention is deemed necessary. This study investigated the predictive role of emotion regulation and executive functioning, along with the mediating role of emotion regulation in the relationship between executive functioning and aggression problems. This current correlational study is part of the TRIXY project. The sample consisted of 47 children between the ages of three and seven year old. Aggression was measured using the Child Behaviour Checklist, emotion regulation was measured using the Child Behaviour Questionnaire – Very short form and the executive functions inhibition, planning ability, working memory and cognitive flexibility were measured using the Behavior Rating Inventory of Executive Functions (BRIEF) and the BRIEF-P. The findings indicated that children who experienced more difficulties in executive functioning exhibited heightened levels of aggressive behaviour. Additionally, research showed that emotion regulation is a mediating factor in the relation between executive functioning and aggression. However, the relation between these three constructs differ when splitting the sample in a group consisting of children aged three to four years of age and a group consisting of children who are five to seven years of age, indicating that the relation between these three constructs changes during development. Furthermore, research showed that inhibition, working memory, and cognitive flexibility were predictors of emotion regulation problems and aggression, with inhibition being the most significant predictor of aggression in all ages. Results showed no relation between planning ability, emotion regulation and aggression. This research contributes to the development of effective interventions and the understanding of the development of aggression.Show less
The aim of this study was to investigate the relation between parental mental well-being and parenting skills and whether this relationship differs based on the child's temperament. Parenting...Show moreThe aim of this study was to investigate the relation between parental mental well-being and parenting skills and whether this relationship differs based on the child's temperament. Parenting skills are crucial factors in a child's emotional, cognitive, social, and behavioral development. Data were collected from 20 parents of young children (3 - 5 years old). Parenting skills were assessed using self-report questionnaires regarding confidence in parenting, reflective capacity, and parental sensitivity. The child's temperament was also assessed through questionnaires filled out by the parents. All multiple regressions were non-significant, and the relationships between parental mental well-being and parenting skills were not moderated by the child's temperament. This means that parental mental well-being and the child's temperament were not sufficiently predictive of parental self-confidence, reflective capacity, and parental sensitivity in parenting. By examining the correlations, a moderate positive relationship was found between parental mental well-being and their confidence in parenting. Parents with higher mental well-being had more confidence in their parenting. Parental mental well-being was negatively associated with their reflective capacity, indicating that parents with lower mental well-being displayed higher levels of reflective capacity. A moderate positive relationship was found between the child's temperament and parental sensitivity, suggesting that parents of children with a more challenging temperament were generally more sensitive in their parenting.Show less
Er is een landelijk significant effect van het gebruik van Twitter/X op het aantal voorkeurstemmen dat een kandidaat krijgt tijdens de Tweede Kamer verkiezingen. In deze studie zal worden nagegaan...Show moreEr is een landelijk significant effect van het gebruik van Twitter/X op het aantal voorkeurstemmen dat een kandidaat krijgt tijdens de Tweede Kamer verkiezingen. In deze studie zal worden nagegaan of dit ook geldt tijdens gemeenteraadsverkiezingen. De gemeenteraadsverkiezing van 2022 wordt als steekproef genomen. Hierbij zal ook het type tweets dat politici uitzenden, politiek of persoonlijk, worden meegenomen in de analyse. Hiervoor is een steekproef genomen uit de drie provincies uit de Randstad: de gemeente Capelle aan den IJssel (Zuid-Holland, 33 raadszetels), gemeente Haarlem (Noord-Holland, 39 raadszetels) en gemeente Utrecht (Utrecht, 45 raadszetels). De resultaten tonen aan dat er geen significant verband is tussen Twittergebruik en voorkeurstemmen in gemeenteraadsverkiezingen. Lijstpositie en of de kandidaat een vrouw is blijken, zoals eerder onderzoek ook reeds heeft uitgewezen, de belangrijkste voorspellers voor het behalen van voorkeurstemmen.Show less
Financiële zorgen maken een steeds groter deel uit van het studentenleven (NIBUD, 2022). Eerdere onderzoeken benadrukken dat financiële zorgen het subjectief welzijn negatief beïnvloeden, doordat...Show moreFinanciële zorgen maken een steeds groter deel uit van het studentenleven (NIBUD, 2022). Eerdere onderzoeken benadrukken dat financiële zorgen het subjectief welzijn negatief beïnvloeden, doordat financiële zorgen onder andere emotionele uitputting en psychische klachten veroorzaken (van Vreder & Thijssen, 2019). Eerdere bevindingen toonden daarentegen aan dat deelname aan vrijetijdsactiviteiten een positieve invloed kan hebben op het subjectief welzijn, en het subjectief welzijn dus kan verbeteren (Brajša-Žganec et al., 2011; Tonon et al., 2013; Sirgy et al., 2017). Echter verschillen mensen in de vaardigheid om te kunnen genieten (hedonistisch vermogen) en worden niet alle mensen op dezelfde manier (negatief) beïnvloed door financiële zorgen. De invloed van financiële zorgen op de ervaring van vrijetijdsactiviteiten is daarnaast niet eerder onderzocht, terwijl financiële zorgen de ervaring van vrijetijdsactiviteiten op een vergelijkbare manier zouden kunnen belemmeren als hoe financiële zorgen het subjectief welzijn belemmeren. Er is meer kennis nodig over hoe financiële zorgen en de vrijetijdsbeleving bijdragen aan het subjectief welzijn en de individuele verschillen hierin, omdat studenten steeds meer onder financiële druk komen te staan wat ten koste gaat van hun studie. Het doel van dit onderzoek was dan ook om een verklaring te geven over hoe financiële zorgen bij studenten een negatieve invloed hebben op het subjectief welzijn en de ervaring van genot tijdens vrijetijdsactiviteiten. De resultaten hebben aangetoond dat financiële zorgen een negatieve invloed hebben op het subjectief welzijn, maar er werd geen significante relatie gevonden tussen de ervaring van genot tijdens vrijetijdsactiviteiten met het subjectief welzijn en financiële zorgen. Bovendien bleek het hedonistisch vermogen geen significante moderator te zijn in de relatie tussen financiële zorgen en de ervaring van genot tijdens vrijetijdsactiviteiten. Tot slot was een tekortkoming van dit onderzoek was dat de twee metingen van de ervaring van genot tijdens vrijetijdsactiviteiten significant met elkaar verschillen. Vervolgonderzoek kan zich richten op het ontwikkelen van één maat van de ervaring van genot tijdens vrijetijdsactiviteiten. Daarnaast kan vervolgonderzoek zich richten op mogelijke interventies om financiële zorgen bij studenten te verminderen.Show less
In Nederland zijn veel kinderen die het Nederlands als tweede taal op school leren. Dit zijn zowel kinderen die zelf uit het buitenland komen als kinderen waarvan de ouders een andere taal spreken....Show moreIn Nederland zijn veel kinderen die het Nederlands als tweede taal op school leren. Dit zijn zowel kinderen die zelf uit het buitenland komen als kinderen waarvan de ouders een andere taal spreken. Het is aan de leerkrachten om deze kinderen het Nederlands te leren, wat gezien het lerarentekort in Nederland geen gemakkelijke taak is. In de literatuur lijkt weinig onderscheid gemaakt te worden tussen strategieën voor de bevordering van de woordenschat die door de leerkracht in een klas uitgevoerd kunnen worden of die individueel met een kind uitgevoerd moeten worden. Het literatuuronderzoek heeft zich gefocust op het formuleren van strategieën voor de bevordering van de woordenschat van tweedetaalleerders door de leerkracht in het basisonderwijs. Dit heeft geleid tot de formulering van tien methoden: verhalen, rijke taal, Duolingo, thema’s, afbeeldingen, gebaren, ondertiteling, teksten aanpassen en herhaling. Deze methoden zijn geplaatst in het 5R-model, dat bestaat uit de stappen Receiving, Recognising, Retaining, Retrieving en Recycling. De methoden zijn ook verder onderbouwd op basis van het informatieverwerkingsmodel, de dual code theory en woordenschatleerstrategieën. Vervolgens is ook gekeken naar de effectiviteit van deze methoden. De methoden Duolingo, ondertiteling en teksten aanpassen bleken gemengd effectief en de andere methoden effectief. Om voor drie basisscholen specifieke aanbevelingen te doen over hoe de inzet van deze methoden bij op school gaat is er een enquête uitgestuurd. In deze enquête is de bekendheid en het gebruik van de methoden onder de leerkrachten is onderzocht. In deze enquête zijn verschillen gevonden tussen het gebruik van methoden en de bekendheid van de leerkrachten met deze methoden. Op basis van de enquête wordt de scholen aangeraden zich te focussen op het gebruik van gebaren, moeilijkere teksten in te zetten en activiteiten uit te voeren na het voorlezen of vertellen van een verhaal.Show less
Leerkrachten ervaren een nieuwe vakdidactische uitdaging in het vormgeven van het onderwijs aan NT2-leerlingen in de kleuterklas (Bisschop et al., 2022). In deze scriptie wordt onderzocht wat...Show moreLeerkrachten ervaren een nieuwe vakdidactische uitdaging in het vormgeven van het onderwijs aan NT2-leerlingen in de kleuterklas (Bisschop et al., 2022). In deze scriptie wordt onderzocht wat effectief woordenschatonderwijs is voor NT2-leerlingen in de kleuterklas. Hiervoor zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: "Wat is er bekend over het geven van effectief woordenschatonderwijs aan NT2-leerlingen in de kleuterklas?" en "In hoeverre wordt wat er bekend is over woordenschatonderwijs aan NT2-leerlingen toegepast op een basisschool?". De eerste onderzoeksvraag is door middel van literatuuronderzoek beantwoord. Uit dat onderzoek zijn drie principes geformuleerd: 1) Het verhogen van het aantal verbale interactiemomenten tussen leerlingen; 2) Het integreren van de eerste taal van de NT2- leerlingen in het onderwijs; en 3) Het aanbieden van directe woordenschatinstructie. De tweede gebruikte onderzoeksmethode is het afnemen van semi-gestructureerde interviews bij vijf individuen die betrokken zijn bij het woordenschatonderwijs van één bepaalde basisschool. Uit de data-analyse is gebleken dat op deze basisschool vaak ingezet wordt op principe 1) verbale interactie tussen leerlingen, bijna niet op principe 2) integratie eerste taal NT2-leerlingen, vanwege gebrek aan kennis over de effectiviteit van deze methode en minder dan wenselijk ingezet wordt op principe 3) directe woordenschatinstructie vanwege tijdgebrek. Voor elk van de drie principes wordt een aantal aanbevelingen geformuleerd om het woordenschatonderwijs aan NT2-leerlingen in de kleuters te verbeteren.Show less
Een effectieve lesovergang is belangrijk om de lestijd optimaal te kunnen benutten in het basisonderwijs. In dit onderzoek is er, door middel van een literatuuronderzoek, gekeken welke...Show moreEen effectieve lesovergang is belangrijk om de lestijd optimaal te kunnen benutten in het basisonderwijs. In dit onderzoek is er, door middel van een literatuuronderzoek, gekeken welke leerkrachtgedragingen bijdragen aan een effectieve lesovergang. Daarna is er met een gestructureerde observatielijst gekeken welke gedragingen al toegepast worden in het basisonderwijs. Bij achttien leerkrachten, over twee verschillende scholen, zijn er gemiddeld (M = 2.59) lesovergangen geobserveerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat de geobserveerde leerkrachten vaak een goede organisatie van een klaslokaal hebben. Zo scoren leerkrachten hoog op de observatie-items ‘elk materiaal heeft zijn eigen plek’ en ‘er zijn duidelijke looproutes’. Uit de literatuur weten we dat dit bijdraagt aan een effectieve lesovergang. Verder zien we in dit onderzoek dat leerkrachten minder vaak gedragingen laten zien uit de categorie instructie. Zij noemen weinig gedragsverwachtingen en geven weinig aan wanneer de lesovergang zal plaatsvinden. Dit laatste vermindert de voorspelbaarheid van een lesovergang. Verder blijkt uit dit onderzoek dat de mate waarin leerkrachten bepaald gedrag laten zien beïnvloed wordt door het type lesovergang en de mate van materiaalgebruik tijdens een lesovergang. Voor vervolgonderzoek is het interessant om te kijken om per type lesovergang welke leerkrachtgedragingen effectief zijn.Show less
Volgens de Inspectie van het Onderwijs is het niveau van taal, spelling en rekenen de laatste jaren flink gedaald. Om deze achterstanden in te halen, moet alle onderwijstijd effectief benut worden....Show moreVolgens de Inspectie van het Onderwijs is het niveau van taal, spelling en rekenen de laatste jaren flink gedaald. Om deze achterstanden in te halen, moet alle onderwijstijd effectief benut worden. De Inspectie van het Onderwijs heeft daarnaast geconstateerd dat de meeste onderwijstijd weglekt bij lesovergangen. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt daarom: “Welk leerkrachtgedrag bij lesovergangen dat bijdraagt aan het vergroten van effectieve onderwijstijd, wordt gebruikt in de klas?”. Op basis van inzichten over effectief leerkrachtgedrag uit de literatuur is een observatielijst opgesteld, die daarna in de praktijk is toegepast. Uit de data-analyse bleek vervolgens dat de observatiepunten die onder de categorie ‘organisatie’ vallen hoog scoorden. Daarentegen kwamen er lage scores naar voren bij ‘verwachtingen rondom het gedrag’, ‘reageren op gewenst gedrag’ en ‘voorspelbaarheid en aandacht’. Hieruit kan geconcludeerd worden dat aspecten die met ‘organisatie’ te maken hebben, zoals de plaatsing van het werkmateriaal en genoeg ruimte voor een goede doorstroom, goed worden ingezet in de onderwijspraktijk. De onderwijspraktijk zou daarentegen meer aandacht kunnen besteden aan een aspect als reageren op gewenst gedrag om ongewenst gedrag te beperken. Een vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de kwaliteit van het tonen van de leerkrachtgedragingen, waaruit kan volgen of dit van invloed is op de effectiviteit van een lesovergang.Show less
Differentiëren houdt in dat de manier van lesgeven wordt aangepast aan de individuele behoeften van leerlingen (Roy et al., 2013). Om in kaart te brengen hoe dit wordt gedaan is onderzoek gedaan op...Show moreDifferentiëren houdt in dat de manier van lesgeven wordt aangepast aan de individuele behoeften van leerlingen (Roy et al., 2013). Om in kaart te brengen hoe dit wordt gedaan is onderzoek gedaan op een basisschool in Nederland naar in hoeverre de leerkrachten van groep 4 tot en met 8 volgens de literatuur effectieve differentiatie toepassen in het rekenonderwijs. Er namen tien leerkrachten deel aan het onderzoek. Om differentiatie te meten is gebruikgemaakt van het meetinstrument ADAPT van Keuning et al. (2022). Door middel van lesobservaties en interviews is een beeld geschetst van de mate waarin leerkrachten differentiëren binnen de fasen blokvoorbereiding, lesvoorbereiding, lesuitvoering en evaluatie. Er is gekeken naar de onderdelen waar het laagst en het hoogst op is gescoord. De verwachting was dat het laagst zou worden gescoord op onderdelen die te maken hebben met de verrijkingsgroep en het indelen van niveaugroepen. Dit bleek zo te zijn. Ook werden er relatief lage scores toegekend aan het stimuleren van zelfregulatie en het afronden van de les. De hoogste scores werden verwacht voor de onderdelen rondom de intensieve groep. Dit kwam niet uit het onderzoek. De hoogste scores werden namelijk toegekend aan onderdelen die te maken hebben met onder andere zicht hebben op begripsproces en resultaten van leerlingen en de instructie en verwerking voor de basisgroep. Wegens de kleine steekproef kan niet gegeneraliseerd worden. Er wordt daarom aangeraden om een dergelijk onderzoek op grotere schaal uit te voeren.Show less
In deze scriptie wordt middels een literatuuronderzoek en vragenlijst antwoord gezocht op de vraag: ‘Wat zijn effectieve methoden om in de klas de woordenschat van NT2-leerlingen in groep 4 tot en...Show moreIn deze scriptie wordt middels een literatuuronderzoek en vragenlijst antwoord gezocht op de vraag: ‘Wat zijn effectieve methoden om in de klas de woordenschat van NT2-leerlingen in groep 4 tot en met 8 te vergroten?’ Uit de gevonden literatuur kwam vooral het belang van herhaling naar boven. Ook het gebruik maken van afbeeldingen, gebaren en het inzetten van verhalen als context bleek effectief, hierbij is wel het expliciet benadrukken van verbanden belangrijk. De vragenlijst is afgenomen bij acht leerkrachten van drie verschillende scholen. Uit de resultaten bleek dat herhaling significant bekender was dan een aantal van de andere methoden en dat het inzetten van ondertiteling bij video’s en het aanpassen van teksten minder bekend was. Daarnaast bleek dat herhaling, het gebruik van afbeeldingen en het gebruik van verhalen door de leerkrachten significant vaker gebruikt werd dan een aantal andere methoden. Op basis van de gevonden resultaten zijn meerdere adviezen opgesteld om tijdens het reguliere onderwijs in de klas de woordenschat van NT2-leerling te vergroten. Zo kunnen leerkrachten gebruik maken van waardevolle contexten, herhaling en het toevoegen van een extra stimulus die expliciet verbonden wordt aan een nieuw woord of begrip.Show less
Naar aanleiding van onderzoek van bachelorstudenten naar welbevinden en de pijlers op J en de vraag naar de mate van autonomie-ondersteuning op J, is onderzocht of de punten op de...Show moreNaar aanleiding van onderzoek van bachelorstudenten naar welbevinden en de pijlers op J en de vraag naar de mate van autonomie-ondersteuning op J, is onderzocht of de punten op de eigenaarschapsposter van J, J-leerlingen helpt om een gevoel van autonomie te ervaren en in hoeverre hier bij J-leerlingen behoefte aan is. Om antwoord te geven op deze vraag namen er 18 leerlingen uit groep vijf, zes en zeven van J deel aan drie focusgroepen waarvan elke groep vijf tot zeven deelnemers bevatte. Deze data zijn getranscribeerd en open en axiaal gecodeerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat er bij J-leerlingen vooral behoefte is aan instructionele taal en het maken van eigen keuzes. De punten ‘Ik weet wat ik leer en waar ik op let’, ‘Ik weet wat ik doe als ik vastloop’ en ‘Ik ben actief betrokken bij mijn leerproces’ van de eigenaarschapsposter lijken bij te dragen aan de autonomie-ondersteuning op J. Nader onderzoek moet uitwijzen op welke manieren J autonomie nog meer ondersteunt en in hoeverre J-leerlingen het maken van eigen keuzes aankunnen.Show less
Het rekenonderwijs schiet op veel scholen tekort, zoals bleek uit het rapport "De Staat van het Onderwijs 2022". Dit rapport benadrukt de noodzaak om meer aandacht te besteden aan de automatisering...Show moreHet rekenonderwijs schiet op veel scholen tekort, zoals bleek uit het rapport "De Staat van het Onderwijs 2022". Dit rapport benadrukt de noodzaak om meer aandacht te besteden aan de automatisering van basisbewerkingen (Inspectie van Onderwijs, 2022). Om het automatiseringsonderwijs te verbeteren is het van belang om te weten welke overwegingen leerkrachten maken bij het aanbieden. Dit kwalitatieve onderzoek richt zich op de overwegingen van leerkrachten van groep 4 tot en met groep 6 met betrekking tot het aanbieden van automatiseren van basisbewerkingen bij rekenen op de basisschool. De hoofdvraag onderzoekt welke overwegingen leerkrachten hebben bij het kiezen van strategieën voor automatiseren, het verklaren van verschillen in prestaties op het gebied van automatiseren tussen leerlingen, en welke overwegingen leerkrachten hebben bij het aanbieden van automatiseren om in te spelen op de verschillen tussen leerlingen. Veertien leerkrachten van twee scholen uit de regio Haarlemmermeer namen deel aan het onderzoek. Een semigestructureerd interview werd gebruikt als meetinstrument, waarin verschillende constructen werden bevraagd. De data werd geanalyseerd via thematische analyse. Uit de resultaten blijkt dat leerkrachten diverse overwegingen hebben bij het aanbieden van automatiseren, waaronder hun eigen kennis, gebruikte strategieën, verklaringen voor verschillen tussen leerlingen, passende interventies en differentiatiemogelijkheden. De bevindingen tonen de complexiteit van het rekenonderwijs en benadrukken het belang van gedegen kennis, flexibiliteit en differentiatie in het ondersteunen van leerlingen bij het automatiseren van basisbewerkingen.Show less
Deze studie is uitgevoerd naar aanleiding van een onderzoek van bachelorstudenten op basisschool J, waarbij werd geconcludeerd dat er geen positieve samenhang was tussen autonomie en welbevinden....Show moreDeze studie is uitgevoerd naar aanleiding van een onderzoek van bachelorstudenten op basisschool J, waarbij werd geconcludeerd dat er geen positieve samenhang was tussen autonomie en welbevinden. Autonomie is een van de vijf pijlers van basisschool J en hangt samen met eigenaarschap. Vanuit basisschool J zijn acht posterpunten ontwikkeld voor eigenaarschap. In deze studie wordt onderzocht in hoeverre eigenaarschap vanuit deze punten bijdraagt aan gevoelens van autonomie bij leerlingen en of dat aansluit bij hun behoeften. Door middel van drie focusgroepen met in totaal achttien leerlingen is data verzameld en vervolgens getranscribeerd en gecodeerd. Uit de data blijken leerlingen van basisschool J behoefte te hebben aan het maken van eigen keuzes en instructionele taal. Een belangrijke bevinding is bovendien dat leerkrachten naast autonomie-ondersteunende kenmerken ook controlerende kenmerken zouden bezitten. Kijkend naar het belang van welbevinden zou het voor vervolgonderzoek interessant zijn om onderzoek te doen naar wat voor soort motivatie leerlingen op basisschool J ervaren en hoe dat wellicht samenhangt met de drie basisbehoeften autonomie, competentie en verbondenheid.Show less
Basisschool J heeft een vernieuwend onderwijsconcept ontworpen waar autonomie een onderdeel vormt. Autonomie hangt volgens onderzoek samen met eigenaarschap, waar op deze school middels een poster,...Show moreBasisschool J heeft een vernieuwend onderwijsconcept ontworpen waar autonomie een onderdeel vormt. Autonomie hangt volgens onderzoek samen met eigenaarschap, waar op deze school middels een poster, aandacht aan wordt besteed. De volgende onderzoeksvraag is onderzocht: ‘Helpt eigenaarschap leerlingen van basisschool J om een gevoel van autonomie te ervaren en in hoeverre sluit dit aan bij hun behoeften.’ De punten van de eigenaarschapsposter zijn gebruikt als leidraad voor het onderzoek. Er zijn drie focusgroepen uitgevoerd, van 45 minuten, met 5-7 leerlingen per focusgroep. Aan de hand van audio-opnamen zijn transcripten gemaakt en geanalyseerd. Uit deze resultaten komt naar voren dat eigenaarschap zoals aangeboden op basisschool J leerlingen kan helpen een gevoel van autonomie te doen ervaren. Leerlingen voelen zich vrij op de school. Ze vinden het prettig om eigen keuzes te maken in het plannen en het kiezen van een werkplek, al lijken ze de sturing of hulp van leerkrachten niet altijd als autonomie-ondersteunend te ervaren. Leerlingen lijken daarnaast niet altijd goed te weten waarom ze iets leren. Leerlingen geven aan niet altijd hulp te willen bieden aan medeleerlingen, helemaal als vragen al eerder zijn beantwoord. Hieruit lijkt naar voren te komen dat leerlingen behoefte hebben aan een middel om aan te geven dat ze zelfstandig aan de slag willen. Om te voldoen aan de behoeften is het advies dat duidelijk moet worden uitgelegd waarom iets wordt geleerd, leerkrachten benoemen waarom ze ondersteunen in het leerproces en dat een vragenblokje mogelijk zelfstandigheid kan bieden voor de leerling.Show less