In het huidige onderzoek wordt nagegaan of de sociaaleconomische status (SES) van een jongere samenhangt met de relatie tussen gestructureerde buitenschoolse activiteiten en internaliserende en...Show moreIn het huidige onderzoek wordt nagegaan of de sociaaleconomische status (SES) van een jongere samenhangt met de relatie tussen gestructureerde buitenschoolse activiteiten en internaliserende en externaliserende problematiek. De data zijn afkomstig van 293 jongeren tussen de 10 en 14 jaar oud uit de stad Pune in India (161 jongens, 123 meisjes, Mleeftijd=12.38 jaar, SDleeftijd=1.17). Deelname aan gestructureerde activiteiten is bepaald aan de hand van dagboeken die ingevuld zijn tijdens interviews. De mate van internaliserende en externaliserende problematiek is gemeten door middel van de Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ). Het onderscheid tussen een hoge en een lage SES is gemaakt aan de hand van de scholen waar de jongeren naartoe gaan. Uit de resultaten blijkt dat SES geen modererende factor is in de relatie tussen gestructureerde activiteiten en internaliserende en externaliserende problematiek bij jongeren in India. Wel is er een positieve samenhang tussen gestructureerde activiteiten en internaliserende problematiek te zien voor alle Indiase jongeren ongeacht hun SES. Om internaliserende problemen tegen te gaan, zou aan ouders dan ook aangeraden kunnen worden om hun kinderen buiten schooltijd aan gestructureerde activiteiten te laten deelnemen.Show less
Dit onderzoek heeft gekeken naar het effect van het oplichten van tekst in digitale boeken op het tekstbegrip voor zwakke en sterke lezers in groep 3. De participanten in dit onderzoek waren 63...Show moreDit onderzoek heeft gekeken naar het effect van het oplichten van tekst in digitale boeken op het tekstbegrip voor zwakke en sterke lezers in groep 3. De participanten in dit onderzoek waren 63 kinderen van 6,3 tot 8,3 jaar oud (M = 7.05, SD = 0.41) in groep 3 van 10 reguliere basisscholen in Nederland. Deze kinderen spraken vloeiend Nederlands en hadden geen leer- en/of gedragsproblemen. Van de 63 kinderen werden 26 kinderen gerekend tot zwakke lezer en 37 kinderen tot sterke lezer. Voor zover bekend, waren zowel de meeste moeders van de kinderen (50,8%) als de meeste vaders (38,1%) middelbaar opgeleid. Het onderzoek bestond uit een gerandomiseerd pretest posttest within subject design. De interventie bestond uit het lezen van 3 gedigitaliseerde verhalen met een voorleesstem in 3 verschillende condities (zonder oplichten, oplichten per regel, oplichten per halve bladzijde). Voorafgaand aan het lezen van de verhalen werd de leesvaardigheid gemeten met AVI-toetskaarten. Het tekstbegrip werd voor en na het lezen van de verhalen gemeten met multiple choice begripsvragen over de drie verhalen. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is gebruik gemaakt van een t-toets en 2 mixed ANOVA’s. Uit de resultaten van dit onderzoek bleek geen significant verschil tussen de scores op tekstbegrip bij niet oplichten van tekst en de scores op tekstbegrip bij het oplichten van tekst. Als wordt gekeken naar de groep lezers in groep 3 als geheel, heeft het oplichten van tekst dus geen effect op het tekstbegrip. Het effect van het oplichten van tekst op het tekstbegrip verschilde tussen zwakke en sterke lezers. Zwakke lezers scoorden significant hoger op tekstbegrip bij het oplichten van tekst dan zonder oplichten en profiteren dus van het oplichten van tekst. Het maakt voor zwakke lezers niet uit of de tekst oplicht per regel of per halve bladzijde. Voor sterke lezers had het oplichten van tekst geen significant effect op het tekstbegrip. Concluderend scoren zwakke lezers beter op tekstbegrip als de tekst in digitale boeken oplicht tegelijkertijd met de gesproken tekst. Ouders en leerkrachten kunnen het tekstbegrip van zwakke lezers vergroten door hen digitale boeken aan te bieden met oplichtende tekst.Show less