The use of Information Technology (IT) is quickly growing in education. There are no legal agreements about the use of IT in primary schools in the Netherlands. Students deserve an equal chance in...Show moreThe use of Information Technology (IT) is quickly growing in education. There are no legal agreements about the use of IT in primary schools in the Netherlands. Students deserve an equal chance in society and therefore an equal chance in education. To gain insight on how IT is implemented in Dutch primary education research has been done on the differences with regards to IT-use and attitude between first and second year teachers (N = 54) and teachers years 3 to 8 (N = 149). A questionnaire was distributed to primary school teachers in the Netherlands. Ten teachers also participated in interviews. The constructs to probe the key question were: IT-use, IT-attitude and IT-media. By means of qualitative research the interviews were analysed. The quantitative methods which were used in the research are: Chi-square test, t-test and regression analysis. It was expected that first and second year teachers would use less IT than the other teachers. The results however seem to contradict this. It may be concluded that first and second year teachers use significantly less IT in their lessons, whilst on the other hand they do not have significantly less IT-media available. Another aspect of the research was how IT-use was influenced. It can significantly be concluded that a positive IT-attitude promotes the use of IT.Show less
Het doel van dit onderzoek was om te achterhalen hoe vaardigheden aangaande begrijpend lezen zwakke en sterke lezers kunnen onderscheiden. Hiertoe werden kinderen van groep 4 op verschillende...Show moreHet doel van dit onderzoek was om te achterhalen hoe vaardigheden aangaande begrijpend lezen zwakke en sterke lezers kunnen onderscheiden. Hiertoe werden kinderen van groep 4 op verschillende vaardigheden getest. Tevens werd gekeken naar de oogbewegingen van kinderen tijdens het lezen van teksten. Ook werd onderzocht in hoeverre verschillende instrumenten voor leesvaardigheden hetzelfde meten. Middels een regressie werd gekeken naar de voorspellende waarde van maten van eye-tracking en cognitieve vaardigheden. Er is gebleken dat verschillende instrumenten voor leesvaardigheid niet hetzelfde meten. Bij de zwakke begrijpend lezers waren correlaties met de variabelen woordenschat, luisterbegrip, leeshouding, redeneervaardigheid, het kunnen maken van inferenties en integreren en verhaalbegrip van belang. Bij de sterke begrijpend lezers waren er correlaties met eye-tracking variabelen, woordenschat, luisterbegrip en de leesvaardigheid volgens de maze. Tevens is gebleken dat de sterke begrijpend lezers hoger scoorden op het beantwoorden van vragen die werden gesteld na het eye-tracken, woordenschat, luisterbegrip, leeshouding, redeneervaardigheid, maze, inferenties maken en integreren, werkgeheugen en verhaalbegrip. Bij zwakke lezers voorspelde redeneervaardigheid hun leesvaardigheid. Bij de sterke lezers voorspelden woordenschat en de maze de leesvaardigheid. Zwakke begrijpend lezers ervaren voornamelijk problemen met talige processen waar verbale vaardigheid bij komt kijken. Het probleem lijkt vooral te maken te hebben met het onvoldoende kunnen redeneren en oplossen van problemen. Tevens zijn zwakke lezers onvoldoende vaardig in algemene en onderliggende vaardigheden, waardoor hogere cognitieve processen, waar zij al moeite mee hebben, niet worden ondersteund. De zwakke lezers kunnen niet flexibel en doelbewust te werk gaan. Sterke lezers zijn wel in staat tot het uitvoeren van een scala aan vaardigheden. Sterke lezers kunnen dan ook adaptief te werk gaan en hun leesproces monitoren. Bij sterke lezers is er sprake van een gericht, samenhangend leesproces. Bij de zwakke lezers wordt er aanspraak gemaakt op allerlei vaardigheden, maar wordt dit niet effectief gedaan. Hierdoor ontstaat een leesproces dat niet doeltreffend is en de lezer ervaart begripsproblemen.Show less
Research master thesis | Developmental Psychopathology in Education and Child Studies (research) (MSc)
open access
2020-03-16T00:00:00Z
The Cardiff Infant Contentiousness Scale aims to measure early signs of aggression. In the ‘Een Goed begin’ longitudinal study, aggressive traits of 152 infants (85 of them boys) were assessed...Show moreThe Cardiff Infant Contentiousness Scale aims to measure early signs of aggression. In the ‘Een Goed begin’ longitudinal study, aggressive traits of 152 infants (85 of them boys) were assessed using the CICS. In this study, reliability and validity of the instrument were examined. Internal consistency was .44 for children aged 6 months, and .54 for children around 12 months old. For children aged 12 months old in the low-risk part of our sample however, this number increased to .68. Test-retest reliability between these two time points was .20. In validity analysis, a correlation was expected between CICs ratings and infant temperament as well as physical aggression. At 6 months old the CICS correlated with several aspects of infant temperament (r = -.32, -.24, .37, p <.01) while at 12 months old there were no correlations between the CICS and infant temperament. At 12 months of age, a correlation was found with physical aggression scores (r = .34, p >.01) . Since reliability and validity were not found to be sufficient, caution must be exercised when using the CICS as a measure of infant aggression in research and practice.Show less