Er is onderzoek verricht met als doel de samenhang tussen geslacht, leeservaring van ouders, voorleeservaring van kleuters en woordenschatgrootte van vier- en vijfjarige kleuters te onderzoeken. De...Show moreEr is onderzoek verricht met als doel de samenhang tussen geslacht, leeservaring van ouders, voorleeservaring van kleuters en woordenschatgrootte van vier- en vijfjarige kleuters te onderzoeken. De ouders hebben een vragenlijst ingevuld en bij de kleuters zijn er gedragsmaten afgenomen. Er is geen verschil in receptieve en expressieve woordenschatgrootte tussen jongens en meisjes gevonden. Voorleeservaring van ouders is geen significante voorspeller van de receptieve en expressieve woordenschatgrootte. Leeftijd is een significante voorspeller van de receptieve woordenschatgrootte en een marginaal significante voorspeller van de expressieve woordenschatgrootte. Aantal kinderboeken is een marginaal significante voorspeller van de expressieve woordenschatgrootte.Show less
Er bestaat nog weinig experimenteel onderzoek naar effecten van slaaptekort op het neurocognitieve functioneren bij kinderen. Dit onderzoek richt zich op de invloed van slaapbeperking op de...Show moreEr bestaat nog weinig experimenteel onderzoek naar effecten van slaaptekort op het neurocognitieve functioneren bij kinderen. Dit onderzoek richt zich op de invloed van slaapbeperking op de emotionele informatieverwerking bij kinderen van 8 tot en met 11 jaar. Er namen n=55 kinderen deel met een gemiddelde leeftijd van 9,9 jaar. Na een week normale slaap, drie dagen beperkte slaap en drie dagen verlengde slaap werden steeds de Ultimatum Game en de Face Reliability Task afgenomen om respectievelijk emotieregulatie en de mate waarin visuele informatie positief of negatief beoordeeld wordt, te meten. De slaapduur werd vastgesteld met een actometer (n=6) en door ouders geschat met een slaaplogboek (n=55). Er werd gevonden dat de foto’s negatiever beoordeeld werden en dat de reactietijd (Face Reliability Task) op de taak verkortte na slaapbeperking en na slaapverlenging ten opzichte van de normale week. Slaapbeperking bleek niet van invloed op emotieregulatie (Ultimatum Game). Geconcludeerd kan worden dat dit onderzoek geen eenduidige weergave geeft van de invloed van slaapbeperking op de emotionele informatieverwerking bij kinderen.Show less
This study examined the intergenerational transmission of maltreatment by using multiple measurements for retrospective history of maltreatment. Furthermore, social learning theory, attachment...Show moreThis study examined the intergenerational transmission of maltreatment by using multiple measurements for retrospective history of maltreatment. Furthermore, social learning theory, attachment theory, and family stress model were examined as an explanation for intergenerational transmission of maltreatment. This study compared 24 mothers who were in treatment because of maltreating behaviours, to 18 control group mothers who did not maltreat their own children. Results showed that mothers who currently maltreat their own children were more likely to have a history of child maltreatment than mothers from the control group. This significant result was only found when history of maltreatment was measured using a questionnaire (CTQ-SF). The same trends, although nonsignificant, were found when history of maltreatment was measured using an interview (AAI) or a combined measurement of interview and questionnaire. This study did not find support for type-specific patterns and the moderating role of continuity of unemployment. The findings of this study support the hypothesis for the intergenerational transmission of maltreatment. However, no support was found for the social learning theory or the family stress model. Attachment theory might be a better explanation for intergenerational transmission of maltreatment. Further research on attachment theory is needed to confirm this.Show less
Een geletterde thuisomgeving draagt bij aan het verbeteren van de woordenschat van kinderen op jonge leeftijd. Dit onderzoek verschaft inzicht in een aantal factoren binnen de geletterde...Show moreEen geletterde thuisomgeving draagt bij aan het verbeteren van de woordenschat van kinderen op jonge leeftijd. Dit onderzoek verschaft inzicht in een aantal factoren binnen de geletterde thuisomgeving, zoals het aantal kinderboeken in huis en het opleidingsniveau van ouders, die een rol spelen bij de passieve- en expressieve woordenschat van kinderen in de leeftijd van vier en vijf jaar. Tevens wordt er gekeken of er een verschil is in woordenschat tussen jongens en meisjes. Er hebben 20 kinderen (zowel jongens als meisjes) van vier en vijf jaar aan dit onderzoek meegedaan die zijn benaderd op basisscholen en Buitenschoolse opvangs in Zuid-Holland, Noord-Brabant en Zeeland. Door middel van diverse testen die de onderzoekers bij de kinderen hebben afgenomen en vragenlijsten die ouders hebben ingevuld, zijn de gegevens verzameld. Uit de resultaten komt naar voren dat het aantal kinderboeken in huis een significante rol speelt in de expressieve woordenschat van kinderen (β = .50, p = .05). Het aantal kinderboeken in huis is dus een goede voorspeller voor de expressieve woordenschat van kinderen van vier en vijf jaar. De rol van het aantal kinderboeken in huis op de passieve woordenschat kon niet worden aangetoond, evenals de rol van geslacht en het opleidingsniveau van ouders op zowel de passieve- en expressieve woordenschat van kinderen in de leeftijd van vier en vijf jaar.Show less
Om gedragsproblemen effectief te kunnen behandelen is het noodzakelijk om te begrijpen waardoor gedragsproblemen ontstaan, waardoor zij in stand worden gehouden en de vraag of er een verband is...Show moreOm gedragsproblemen effectief te kunnen behandelen is het noodzakelijk om te begrijpen waardoor gedragsproblemen ontstaan, waardoor zij in stand worden gehouden en de vraag of er een verband is tussen factoren. Uit zowel longitudinaal onderzoek, onderzoek bij jonge kinderen tot 7 jaar als onderzoek bij adolescenten is een verband gevonden tussen frustratie en het ontwikkelen van externaliserend probleemgedrag. Ook in het huidige onderzoek is gekeken naar een belangrijke executieve functie, namelijk de frustratietolerantie. Het doel van dit onderzoek is onderzoeken of er een verband is tussen probleemgedrag en de mogelijk onderliggende constructen hot executieve functie, een sterk ontwikkeld Behavioral Activation System en een zwak ontwikkeld Behavioral Inhibition System. Dit is onderzocht bij de populatie kinderen in de leeftijd van 6 tot 12 jaar. In totaal deden 192 kinderen mee aan het onderzoek, waarvan 15 kinderen op het grensgebied van gedragsproblemen zaten en 13 kinderen een gedragsprobleem hadden. Er is een oudervragenlijst (SDQ), een zelfrapportage (BISBAS) en een computertaak afgenomen (Delay Frustration van de ANT) om het verwachte bovenstaande verband te kunnen onderzoeken. Uit de analyses bleek dat er geen samenhang was tussen gedragsproblemen en zowel het Behavioral Activation System als het Behavioral Inhibition System. Er is wel een lage samenhang gevonden tussen frustratietolerantie en gedragsproblemen, deze samenhang is slechts trendsignificant, dus voorzichtigheid is geboden bij de interpretatie.Show less
Research has established the calming effect on maternal scent on newborn infants; however, little research has been done to investigate these olfactory responses outside this sensitive period...Show moreResearch has established the calming effect on maternal scent on newborn infants; however, little research has been done to investigate these olfactory responses outside this sensitive period following birth. Additionally, no research has investigated how scent impacts the cry and sleep behavior within the day care setting, an environment of increasing relevance for child development. In this vein, this study examined the effects of maternal scent on the cry and sleep behavior of infants within the Dutch and Chilean day care settings. During the morning nap time, the cry and sleep behavior of 26 infants between the ages 4-9 month was observed via video recording under three different conditions: Own mother scent, Other mother scent, and Neutral scent. Results indicate that infants exposed to Other mother scent cry less than those exposed to both own mother and neutral scent. Additionally, no effects were found for the amount of hours that the infants spent in day care per week. However, an exploratory analysis between the Dutch and Chilean infants revealed differences in cry behavior. Namely, Chilean infants cried less in both own mother and other mother conditions than the Dutch infants. These findings provide preliminary evidence for the continued calming effect of maternal odor, but suggest that as infants develop, they are no longer calmed by the scent of their own mother. Further investigation of such effects could prove fruitful in the development of effective sleep aids within the day care setting.Show less
In deze studie is onderzocht of kinderen (N = 45) in de leeftijd van 51 tot 65 maanden (M = 57.2, SD = 3.9) de naam van letters leren door middel van het voorlezen van een alfabetboek op de...Show moreIn deze studie is onderzocht of kinderen (N = 45) in de leeftijd van 51 tot 65 maanden (M = 57.2, SD = 3.9) de naam van letters leren door middel van het voorlezen van een alfabetboek op de computer. De deelnemende kleuters, afkomstig van twee basisscholen uit Zuid-Holland, leerden gemiddeld drie letters door middel van het voorlezen van een alfabetboek. Het type illustratie was van invloed op de aandacht voor letters en het leren van letters. Een alfabetboek zou dus goed gebruikt kunnen worden in het onderwijs aan jonge kinderen mits het interactief, door een volwassene of met behulp van de computer, wordt voorgelezen.Show less
Objective: The present exploratory study investigated the role of attachment, maternal scent, and quality of home environment on infant’s quality of sleep in day care. The sample consisted of three...Show moreObjective: The present exploratory study investigated the role of attachment, maternal scent, and quality of home environment on infant’s quality of sleep in day care. The sample consisted of three infants, ranging between four and seven months of age. Mothers completed questionnaires regarding general information about themselves and the usual behavior of their infants. Interaction between mother and infant was assessed through the Attachment During Stress Scale (ADS). The Infant/Toddler HOME (IT-HOME) was used to measure the quality of home environment. An experimental procedure was conducted to evaluate infants’ quality of sleep. T-shirts infused with their own maternal odor, another mother odor, and neutral odors were placed in the cribs during their morning nap. Video recordings were coded to assess the crying before sleep, total cry time, sleep duration, and caregiver intervention in each condition. The three securely attached infants involved in the study cried less before sleep and during the entire nap when exposed to the maternal odor, either from their own or other mothers, as compared with the neutral scent. However, they cried even less with the other mother odor compared with their own mother scent. In terms of sleep duration, two of the infants slept more with their own mother scent. The last baby, who showed a different pattern of sleep duration, had the lowest score on HOME. Several explanations are advanced to explain the preliminary findings and suggestions are made for future research.Show less
Teacher feedback is an important aspect of social learning. However, the match between teacher feedback and students’ perceptions of this teacher feedback is scarcely studied. This study aims to...Show moreTeacher feedback is an important aspect of social learning. However, the match between teacher feedback and students’ perceptions of this teacher feedback is scarcely studied. This study aims to fulfill this need by answering the following research question: What is the relationship between the actual oral teacher feedback and the students’ perceptions of the actual oral teacher feedback during collaborative learning? Participants were 77 students and 2 teachers in Dutch university preparatory secondary history education participating in collaborative learning. Self-report questionnaires and transcripts of collaborative learning sequences were analysed. No match was found between actual teacher feedback quality and students’ perceptions of teacher feedback quality. Students’ characteristics partly influenced the students’ perceptions of teacher feedback quality.Show less
Dit onderzoek richt zich op de beleving van sociale steun onder overbelaste jongeren, het verschil tussen overbelaste autochtone en Marokkaanse jongeren en het verband tussen sociale steun met...Show moreDit onderzoek richt zich op de beleving van sociale steun onder overbelaste jongeren, het verschil tussen overbelaste autochtone en Marokkaanse jongeren en het verband tussen sociale steun met schoolmotivatie en welbevinden. Drieëntwintig jongeren (13-26 jaar) uit de provincie Zuid-Holland, die deelnemen aan het Pluscoachtraject, werd gevraagd naar de schoolmotivatie, welbevinden en naar hun beleving van sociale steun aan de hand van vragenlijsten en een interview. Uit de resultaten bleek dat jongeren een positieve beleving hadden van sociale steun en dat er geen verschil was in beleving van sociale steun tussen Marokkaanse en Nederlandse jongeren. Tevens werd er geen verschil en verband gevonden tussen een hoge en een lage mate van ervaren sociale steun enerzijds en schoolmotivatie en welbevinden anderzijds.Show less
Research master thesis | Developmental Psychopathology in Education and Child Studies (research) (MSc)
open access
2020-03-21T00:00:00Z
In an experimental Event-Related Potential (ERP) study amongst 7 highly-educated Dutch speaking females (aged 21-36), the neurological processing of congruent and incongruent picture-word...Show moreIn an experimental Event-Related Potential (ERP) study amongst 7 highly-educated Dutch speaking females (aged 21-36), the neurological processing of congruent and incongruent picture-word combinations was investigated. Electroencephalogram (EEG) recordings were obtained prior to and after a single reading of the picture storybooks. Behavioral results showed that participants were better able to decide whether a picture word combination was congruent or incongruent after they knew the story context from which the words and pictures were taken. Furthermore, ERP data analysis revealed the occurrence of an N400 (peak related to semantic incongruencies) following the presentation of incongruent picture-word combinations. Implications and directions for future research are discussed.Show less
Samenvatting Introductie: Het avondchronotype is in eerdere onderzoeken geassocieerd met verminderd cognitief functioneren, slaaptekort en gedrags-emotionele problematiek. In dit onderzoek zal...Show moreSamenvatting Introductie: Het avondchronotype is in eerdere onderzoeken geassocieerd met verminderd cognitief functioneren, slaaptekort en gedrags-emotionele problematiek. In dit onderzoek zal gefocust worden op het laatste, namelijk gedragsproblemen en de relatie met het chronotype. De onderzoeksvragen zijn: 1) Is er bij kinderen met een avondchronotype sprake van hogere scores op internaliserende en externaliserende gedragsproblematiek dan bij kinderen met een ochtendchronotype? 2) Wordt een eventuele relatie tussen chronotype en gedrags/emotionele problemen gemedieerd door een verminderde slaapduur? Methoden: De onderzoeksgroep die in dit onderzoek wordt gebruikt, bestaat uit 333 kinderen, waarvan 149 jongens en 184 meisjes in de leeftijd van 7 tot 12 jaar van verschillende scholen door heel Nederland. Ouders vulden vragenlijsten in over chronotype (CCTQ), gedragsproblemen (CBCL) en slaapgewoonten, waaronder slaapduur (Slaapgewoontes van het kind). Resultaten: Uit de resultaten blijkt dat er een groot verschil bestaat tussen de ochtend- en neutrale types en de avondtypes. De mogelijke verklaring hiervoor zou het aantal uren slaap zijn. Uit de mediatieanalyse komt naar voren dat er geen sprake is van mediatie. Conclusie: De conclusie van dit onderzoek is dat avondtypes meer gedragsproblemen vertonen dan ochtend- of neutrale types. Het aantal uren slaap lijkt hier geen rol in te spelen.Show less
In this study the effect of the smell of the own mother, the smell of another mother and a neutral smell on the sleeping behavior of infants (n=23) in daycare was investigated. Infants who attend...Show moreIn this study the effect of the smell of the own mother, the smell of another mother and a neutral smell on the sleeping behavior of infants (n=23) in daycare was investigated. Infants who attend daycare have higher stress levels, and for the regulation of their stress, sleep is very important. Previous research showed that the smell of the mother can have a soothing effect on the child during pain; children stopped crying sooner when they smelled their own mother, but is their also an effect when infants are falling asleep in daycare? Does the temperament of the child have an influence on this effect? Results showed no significant effect of type of smell on the sleeping behavior of the child. In addition, no significant effects were found of temperament on the effect of type of smell on sleeping behavior. The lack of significant results can be explained by the fact that the infants in this study were young and not used to daycare yet, and there was little variance in difficult temperament. Further research with a larger sample and older children, who are attending daycare at least twice a week and for a longer period of time, is needed, because the smell of the own mother may work as an intervention.Show less
Een Pluscoach-traject is een interventie, opgezet door Cardea Jeugdzorg, om jongeren met multi-problematiek (praktisch) te ondersteunen en te helpen aan een definitieve startkwalificatie. In deze...Show moreEen Pluscoach-traject is een interventie, opgezet door Cardea Jeugdzorg, om jongeren met multi-problematiek (praktisch) te ondersteunen en te helpen aan een definitieve startkwalificatie. In deze studie werd de samenhang tussen het ontbreken van sociale steun van steunende factoren (clubs, ouders/verzorgers en peers) en antisociaal gedrag (liegen, vechten en stelen), risicovol gedrag (alcohol- en drugsmisbruik) en benedengemiddeld schools presteren (op Nederlands en Wiskunde) onderzocht bij jongeren die deelnamen aan een Pluscoach traject (N=23). De respondenten werden geïnterviewd en vulden een gestandaardiseerde vragenlijst in. Een positief verband werd verwacht tussen het ontbreken van steun en antisociaal gedrag, risicovol gedrag en benedengemiddeld schools presteren. Daarnaast werd verwacht dat dit probleemgedrag en schools presteren voorspeld zou worden vanuit het missen van één of meerdere steunende factoren. Gevonden werd dat er een sterk verband was tussen het ontbreken van steunende factoren enerzijds en stelen en drugsmisbruik anderzijds. Daarnaast werden stelen en drugsmisbruik voorspeld vanuit het ontbreken van één of meerdere steunende factoren. Het lijkt daarom van belang voor een coach in een Pluscoach-traject zich te focussen op de steunende factoren die een jongere tot zijn of haar beschikking heeft, het contact met deze factoren te stimuleren en daar waar mogelijk uit te breiden.Show less
Onderzoek naar het gebruik van verschillende troosttechnieken door ouders is schaars en kent tegenstrijdige bevindingen. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of er een relatie is tussen...Show moreOnderzoek naar het gebruik van verschillende troosttechnieken door ouders is schaars en kent tegenstrijdige bevindingen. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of er een relatie is tussen het gebruik van de verschillende troosttechnieken van ouders wanneer hun kind 9 maanden oud is enerzijds en sensitiviteit, scheidingsangst, opleidingsniveau, verdeling van zorgtaken en de sekse van de ouder anderzijds. Vaders en moeders (N=61) vullen vragenlijsten in omtrent de verdeling van zorgtaken, het gebruik van troosttechnieken en de Maternal Separation Anxiety Scale (MSAS). Moeders zijn tijdens een 5-minuten vrij spel interactie met hun kind geobserveerd met behulp van de Ainsworth-schaal voor sensitiviteit. Er zijn geen significante verbanden gevonden tussen het gebruik van troosttechnieken en sensitiviteit, scheidingsangst, opleidingsniveau en de sekse van de ouder. Er is wel samenhang gevonden met de verdeling van de zorgtaken: hoe meer moeders in vergelijking met vaders de zorgtaken op zich nemen, hoe vaker zij de troosttechniek ‘voeden’ gebruikt. De resultaten tonen dat het gebruik van verschillende troosttechnieken door ouders niet zozeer samenhangt met de sekse van de ouder, het opleidingsniveau, de mate van scheidingsangst en sensitiviteit. Het is van belang dat de ouder sensitief optreedt om het kind te troosten en de manier waarop de ouders dit doen is wellicht niet zo van belang.Show less
In order to extend knowledge on the influence of a rich home literacy environment (HLE) on children’s reading attitude, this study investigated the unique effect of three predefined HLE domains ...Show moreIn order to extend knowledge on the influence of a rich home literacy environment (HLE) on children’s reading attitude, this study investigated the unique effect of three predefined HLE domains (frequency of shared storybook reading, parents’ exposure to literacy and number of books at home) on boys’ and girls’ reading attitude. The data, previously gathered for another study by means of standardized questionnaires, was used and counted 256 children from the Netherlands. A rich home literacy environment was a predictor for a positive reading attitude, however boys’ reading attitude was slightly more influenced by it than girls. Girls’ reading attitude was especially influenced by the frequency of shared storybook reading, whereas boys’ reading attitude was mainly triggered by the number of books at home. Parents’ exposure to literacy had a significant negative effect on the reading attitude of both genders.Show less
Introductie: weinig onderzoek is verricht naar de effecten van kwaliteit van gastouderopvang op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. In de huidige scriptie zijn associaties tussen...Show moreIntroductie: weinig onderzoek is verricht naar de effecten van kwaliteit van gastouderopvang op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. In de huidige scriptie zijn associaties tussen kwaliteit van gastouderopvang en het welbevinden van kinderen onderzocht. Om deze relaties te onderzoeken, is sensitiviteit van gastouders en globale kwaliteit van gastouderopvang gemeten. Daarnaast is de differentiële ontvankelijkheid van kinderen voor kwaliteit van gastouderopvang onderzocht. Methode: vraagouders en gastouders van 100 kinderen, in de leeftijd van 7 tot 42 maanden, hebben deelgenomen aan dit onderzoek. Temperament is gerapporteerd door vraagouders en gastouders. De kwaliteit van gastouderopvang en het welbevinden van kinderen is vastgesteld door observatie. Resultaten: er was geen relatie tussen sensitiviteit van gastouders of globale kwaliteit en het welbevinden van kinderen. Temperament van kinderen functioneerde niet als moderator op de relatie tussen sensitiviteit en welbevinden, maar modereerde wel de relatie tussen globale kwaliteit en welbevinden. Twee onderdelen van temperament, namelijk aanhoudende belangstelling van kinderen en neiging tot woede bij jongens functioneerden beide als moderatoren tussen globale kwaliteit en welbevinden van kinderen en jongens. In opvang van hoge kwaliteit toonden kinderen met minder aanhoudende belangstelling een hoger welbevinden dan kinderen met meer aanhoudende belangstelling. Echter in kinderopvang van lage kwaliteit, werd bij kinderen met minder aanhoudende belangstelling een lager welbevinden geobserveerd dan bij kinderen met meer aanhoudende belangstelling. Voor jongens met meer neiging tot woede zijn vergelijkbare resultaten gevonden. Jongens met meer neiging tot woede lieten verhoogde sensitiviteit zien voor kwaliteit van gastouderopvang vergeleken met jongens met minder neiging tot woede. Conclusie: temperament bleek effecten van kwaliteit van gastouderopvang op kinduitkomsten voor baby’s en peuters te modereren. Kinderen met een moeilijker temperament zijn ontvankelijker voor zowel negatieve als positieve opvoedingservaringen binnen de kinderopvang dan kinderen met een makkelijker temperament.Show less
This study examined the mediating role of parental involvement with school on the relation between parental education level and two child outcomes: academic work habits and social networks....Show moreThis study examined the mediating role of parental involvement with school on the relation between parental education level and two child outcomes: academic work habits and social networks. Teachers rated questionnaires were used to provide information on parental involve-ment, academic work habits and social networks for 45 children of second generation Turkish mothers living in the Netherlands. Results showed that parental education level and academic work habits were significantly correlated. No other significant associations were found among the other variables. Results did not support the mediation model of parental involvement with the school on the relation between parental education level with academic work habits and social networks.Show less
Research master thesis | Developmental Psychopathology in Education and Child Studies (research) (MSc)
under embargo until 2027-01-01
2027-01-01T00:00:00Z
Number sense is considered the start-up kit for learning mathematics and a lack of number sense causes serious numerical impairments. The present study describes two 9-years-old identical twins who...Show moreNumber sense is considered the start-up kit for learning mathematics and a lack of number sense causes serious numerical impairments. The present study describes two 9-years-old identical twins who experience severe difficulties with counting, comparing quantities and arithmetic. Test results showed that they had severe dyscalculia and that at least N probably suffers from the Gerstmann syndrome. The twins were given an intensive intervention to remediate their numerical problems. During 3 months, they played the Linear number board game and the Number Race twice a week during 15-20 minutes. Results showed little progress in the games for J, but almost no progress for N. No improvement was made on tasks concerning magnitude comparison, dots estimation, addition, subtraction, and number line estimation. The persistent number sense problem presumes brain damage. Possible candidates for brain lesions are the horizontal segment of the intraparietal sulcus (HIPS), the posterior superior parietal lobule (PSPL), or a small region of subcortical parietal white matter where fiber bundles related to symptoms of Gerstmann’s syndrome come together. Future research should indicate the exact location.Show less