In dit onderzoek werd de expertise van dans- en spelprofessionals uitgevraagd voor het ontwikkelen van een danstoolkit voor het versterken van de ouder-kindrelatie. Om te kunnen achterhalen wat er...Show moreIn dit onderzoek werd de expertise van dans- en spelprofessionals uitgevraagd voor het ontwikkelen van een danstoolkit voor het versterken van de ouder-kindrelatie. Om te kunnen achterhalen wat er allemaal meegenomen kan worden in de danstoolkit is er kennis vanuit de literatuur en de praktijk nodig. In de wetenschappelijke wereld is er al veel bekend over het effect van danstherapie bij kinderen met een gedragsstoornis, maar er is nog weinig bekend over de effecten van dans- en speltherapie bij kinderen zonder gedragsstoornis. Het doel van dit onderzoek was om te achterhalen welke elementen in de danstoolkit geïmplementeerd kunnen worden om zo de ouder-kindrelatie te versterken. Hiervoor is er een onderzoeksvraag opgesteld: hoe denken dans- en spelprofessionals over werkzame elementen voor een laagdrempelige ouder-kind danstoolkit in de thuisomgeving om de ouder-kindrelatie te versterken bij kinderen van 3 tot en met 7 jaar? Uit het literatuuronderzoek kwam naar voren dat het samen dansen bijdraagt aan de ouder-kindrelatie. Redenen die hiervoor werden genoemd waren samen tijd doorbrengen en plezier maken. Daarnaast kwam uit het empirisch onderzoek, de interviews met dans- en spelprofessionals, dat ouder-kinddans kan bijdragen aan een beter ouder-kindrelatie mits ouder en kind gemotiveerd zijn om mee te doen. In de interviews kwam naar voren dat er rekening gehouden moet worden met laagdrempeligheid, materiaal en (niet-)werkzame elementen van de danstoolkit. Op basis van het literatuur- en empirisch onderzoek is aanbevolen om een danstoolkit te ontwikkelen waarbij sprake is van liefdevolle aanraking en samen plezier maken.Show less
In Nederland zijn veel kinderen die het Nederlands als tweede taal op school leren. Dit zijn zowel kinderen die zelf uit het buitenland komen als kinderen waarvan de ouders een andere taal spreken....Show moreIn Nederland zijn veel kinderen die het Nederlands als tweede taal op school leren. Dit zijn zowel kinderen die zelf uit het buitenland komen als kinderen waarvan de ouders een andere taal spreken. Het is aan de leerkrachten om deze kinderen het Nederlands te leren, wat gezien het lerarentekort in Nederland geen gemakkelijke taak is. In de literatuur lijkt weinig onderscheid gemaakt te worden tussen strategieën voor de bevordering van de woordenschat die door de leerkracht in een klas uitgevoerd kunnen worden of die individueel met een kind uitgevoerd moeten worden. Het literatuuronderzoek heeft zich gefocust op het formuleren van strategieën voor de bevordering van de woordenschat van tweedetaalleerders door de leerkracht in het basisonderwijs. Dit heeft geleid tot de formulering van tien methoden: verhalen, rijke taal, Duolingo, thema’s, afbeeldingen, gebaren, ondertiteling, teksten aanpassen en herhaling. Deze methoden zijn geplaatst in het 5R-model, dat bestaat uit de stappen Receiving, Recognising, Retaining, Retrieving en Recycling. De methoden zijn ook verder onderbouwd op basis van het informatieverwerkingsmodel, de dual code theory en woordenschatleerstrategieën. Vervolgens is ook gekeken naar de effectiviteit van deze methoden. De methoden Duolingo, ondertiteling en teksten aanpassen bleken gemengd effectief en de andere methoden effectief. Om voor drie basisscholen specifieke aanbevelingen te doen over hoe de inzet van deze methoden bij op school gaat is er een enquête uitgestuurd. In deze enquête is de bekendheid en het gebruik van de methoden onder de leerkrachten is onderzocht. In deze enquête zijn verschillen gevonden tussen het gebruik van methoden en de bekendheid van de leerkrachten met deze methoden. Op basis van de enquête wordt de scholen aangeraden zich te focussen op het gebruik van gebaren, moeilijkere teksten in te zetten en activiteiten uit te voeren na het voorlezen of vertellen van een verhaal.Show less
Leerkrachten ervaren een nieuwe vakdidactische uitdaging in het vormgeven van het onderwijs aan NT2-leerlingen in de kleuterklas (Bisschop et al., 2022). In deze scriptie wordt onderzocht wat...Show moreLeerkrachten ervaren een nieuwe vakdidactische uitdaging in het vormgeven van het onderwijs aan NT2-leerlingen in de kleuterklas (Bisschop et al., 2022). In deze scriptie wordt onderzocht wat effectief woordenschatonderwijs is voor NT2-leerlingen in de kleuterklas. Hiervoor zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: "Wat is er bekend over het geven van effectief woordenschatonderwijs aan NT2-leerlingen in de kleuterklas?" en "In hoeverre wordt wat er bekend is over woordenschatonderwijs aan NT2-leerlingen toegepast op een basisschool?". De eerste onderzoeksvraag is door middel van literatuuronderzoek beantwoord. Uit dat onderzoek zijn drie principes geformuleerd: 1) Het verhogen van het aantal verbale interactiemomenten tussen leerlingen; 2) Het integreren van de eerste taal van de NT2- leerlingen in het onderwijs; en 3) Het aanbieden van directe woordenschatinstructie. De tweede gebruikte onderzoeksmethode is het afnemen van semi-gestructureerde interviews bij vijf individuen die betrokken zijn bij het woordenschatonderwijs van één bepaalde basisschool. Uit de data-analyse is gebleken dat op deze basisschool vaak ingezet wordt op principe 1) verbale interactie tussen leerlingen, bijna niet op principe 2) integratie eerste taal NT2-leerlingen, vanwege gebrek aan kennis over de effectiviteit van deze methode en minder dan wenselijk ingezet wordt op principe 3) directe woordenschatinstructie vanwege tijdgebrek. Voor elk van de drie principes wordt een aantal aanbevelingen geformuleerd om het woordenschatonderwijs aan NT2-leerlingen in de kleuters te verbeteren.Show less
Een effectieve lesovergang is belangrijk om de lestijd optimaal te kunnen benutten in het basisonderwijs. In dit onderzoek is er, door middel van een literatuuronderzoek, gekeken welke...Show moreEen effectieve lesovergang is belangrijk om de lestijd optimaal te kunnen benutten in het basisonderwijs. In dit onderzoek is er, door middel van een literatuuronderzoek, gekeken welke leerkrachtgedragingen bijdragen aan een effectieve lesovergang. Daarna is er met een gestructureerde observatielijst gekeken welke gedragingen al toegepast worden in het basisonderwijs. Bij achttien leerkrachten, over twee verschillende scholen, zijn er gemiddeld (M = 2.59) lesovergangen geobserveerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat de geobserveerde leerkrachten vaak een goede organisatie van een klaslokaal hebben. Zo scoren leerkrachten hoog op de observatie-items ‘elk materiaal heeft zijn eigen plek’ en ‘er zijn duidelijke looproutes’. Uit de literatuur weten we dat dit bijdraagt aan een effectieve lesovergang. Verder zien we in dit onderzoek dat leerkrachten minder vaak gedragingen laten zien uit de categorie instructie. Zij noemen weinig gedragsverwachtingen en geven weinig aan wanneer de lesovergang zal plaatsvinden. Dit laatste vermindert de voorspelbaarheid van een lesovergang. Verder blijkt uit dit onderzoek dat de mate waarin leerkrachten bepaald gedrag laten zien beïnvloed wordt door het type lesovergang en de mate van materiaalgebruik tijdens een lesovergang. Voor vervolgonderzoek is het interessant om te kijken om per type lesovergang welke leerkrachtgedragingen effectief zijn.Show less
Volgens de Inspectie van het Onderwijs is het niveau van taal, spelling en rekenen de laatste jaren flink gedaald. Om deze achterstanden in te halen, moet alle onderwijstijd effectief benut worden....Show moreVolgens de Inspectie van het Onderwijs is het niveau van taal, spelling en rekenen de laatste jaren flink gedaald. Om deze achterstanden in te halen, moet alle onderwijstijd effectief benut worden. De Inspectie van het Onderwijs heeft daarnaast geconstateerd dat de meeste onderwijstijd weglekt bij lesovergangen. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt daarom: “Welk leerkrachtgedrag bij lesovergangen dat bijdraagt aan het vergroten van effectieve onderwijstijd, wordt gebruikt in de klas?”. Op basis van inzichten over effectief leerkrachtgedrag uit de literatuur is een observatielijst opgesteld, die daarna in de praktijk is toegepast. Uit de data-analyse bleek vervolgens dat de observatiepunten die onder de categorie ‘organisatie’ vallen hoog scoorden. Daarentegen kwamen er lage scores naar voren bij ‘verwachtingen rondom het gedrag’, ‘reageren op gewenst gedrag’ en ‘voorspelbaarheid en aandacht’. Hieruit kan geconcludeerd worden dat aspecten die met ‘organisatie’ te maken hebben, zoals de plaatsing van het werkmateriaal en genoeg ruimte voor een goede doorstroom, goed worden ingezet in de onderwijspraktijk. De onderwijspraktijk zou daarentegen meer aandacht kunnen besteden aan een aspect als reageren op gewenst gedrag om ongewenst gedrag te beperken. Een vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de kwaliteit van het tonen van de leerkrachtgedragingen, waaruit kan volgen of dit van invloed is op de effectiviteit van een lesovergang.Show less
Differentiëren houdt in dat de manier van lesgeven wordt aangepast aan de individuele behoeften van leerlingen (Roy et al., 2013). Om in kaart te brengen hoe dit wordt gedaan is onderzoek gedaan op...Show moreDifferentiëren houdt in dat de manier van lesgeven wordt aangepast aan de individuele behoeften van leerlingen (Roy et al., 2013). Om in kaart te brengen hoe dit wordt gedaan is onderzoek gedaan op een basisschool in Nederland naar in hoeverre de leerkrachten van groep 4 tot en met 8 volgens de literatuur effectieve differentiatie toepassen in het rekenonderwijs. Er namen tien leerkrachten deel aan het onderzoek. Om differentiatie te meten is gebruikgemaakt van het meetinstrument ADAPT van Keuning et al. (2022). Door middel van lesobservaties en interviews is een beeld geschetst van de mate waarin leerkrachten differentiëren binnen de fasen blokvoorbereiding, lesvoorbereiding, lesuitvoering en evaluatie. Er is gekeken naar de onderdelen waar het laagst en het hoogst op is gescoord. De verwachting was dat het laagst zou worden gescoord op onderdelen die te maken hebben met de verrijkingsgroep en het indelen van niveaugroepen. Dit bleek zo te zijn. Ook werden er relatief lage scores toegekend aan het stimuleren van zelfregulatie en het afronden van de les. De hoogste scores werden verwacht voor de onderdelen rondom de intensieve groep. Dit kwam niet uit het onderzoek. De hoogste scores werden namelijk toegekend aan onderdelen die te maken hebben met onder andere zicht hebben op begripsproces en resultaten van leerlingen en de instructie en verwerking voor de basisgroep. Wegens de kleine steekproef kan niet gegeneraliseerd worden. Er wordt daarom aangeraden om een dergelijk onderzoek op grotere schaal uit te voeren.Show less
In deze scriptie wordt middels een literatuuronderzoek en vragenlijst antwoord gezocht op de vraag: ‘Wat zijn effectieve methoden om in de klas de woordenschat van NT2-leerlingen in groep 4 tot en...Show moreIn deze scriptie wordt middels een literatuuronderzoek en vragenlijst antwoord gezocht op de vraag: ‘Wat zijn effectieve methoden om in de klas de woordenschat van NT2-leerlingen in groep 4 tot en met 8 te vergroten?’ Uit de gevonden literatuur kwam vooral het belang van herhaling naar boven. Ook het gebruik maken van afbeeldingen, gebaren en het inzetten van verhalen als context bleek effectief, hierbij is wel het expliciet benadrukken van verbanden belangrijk. De vragenlijst is afgenomen bij acht leerkrachten van drie verschillende scholen. Uit de resultaten bleek dat herhaling significant bekender was dan een aantal van de andere methoden en dat het inzetten van ondertiteling bij video’s en het aanpassen van teksten minder bekend was. Daarnaast bleek dat herhaling, het gebruik van afbeeldingen en het gebruik van verhalen door de leerkrachten significant vaker gebruikt werd dan een aantal andere methoden. Op basis van de gevonden resultaten zijn meerdere adviezen opgesteld om tijdens het reguliere onderwijs in de klas de woordenschat van NT2-leerling te vergroten. Zo kunnen leerkrachten gebruik maken van waardevolle contexten, herhaling en het toevoegen van een extra stimulus die expliciet verbonden wordt aan een nieuw woord of begrip.Show less
Naar aanleiding van onderzoek van bachelorstudenten naar welbevinden en de pijlers op J en de vraag naar de mate van autonomie-ondersteuning op J, is onderzocht of de punten op de...Show moreNaar aanleiding van onderzoek van bachelorstudenten naar welbevinden en de pijlers op J en de vraag naar de mate van autonomie-ondersteuning op J, is onderzocht of de punten op de eigenaarschapsposter van J, J-leerlingen helpt om een gevoel van autonomie te ervaren en in hoeverre hier bij J-leerlingen behoefte aan is. Om antwoord te geven op deze vraag namen er 18 leerlingen uit groep vijf, zes en zeven van J deel aan drie focusgroepen waarvan elke groep vijf tot zeven deelnemers bevatte. Deze data zijn getranscribeerd en open en axiaal gecodeerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat er bij J-leerlingen vooral behoefte is aan instructionele taal en het maken van eigen keuzes. De punten ‘Ik weet wat ik leer en waar ik op let’, ‘Ik weet wat ik doe als ik vastloop’ en ‘Ik ben actief betrokken bij mijn leerproces’ van de eigenaarschapsposter lijken bij te dragen aan de autonomie-ondersteuning op J. Nader onderzoek moet uitwijzen op welke manieren J autonomie nog meer ondersteunt en in hoeverre J-leerlingen het maken van eigen keuzes aankunnen.Show less