In opdracht van kinderopvangorganisatie KindeRdam onderzocht deze studie de mogelijke invloed van de benadering van Emmi Pikler op de pedagogische kwaliteit van de babyopvang, na het volgen van...Show moreIn opdracht van kinderopvangorganisatie KindeRdam onderzocht deze studie de mogelijke invloed van de benadering van Emmi Pikler op de pedagogische kwaliteit van de babyopvang, na het volgen van twee Pikler Babytrainingen. De onderzoeksvraag luidde: "Is er tijdens het volgen van de training naar de visie van Emmi Pikler een verschil te meten in de pedagogische kwaliteit op baby- en verticale groepen, in vergelijking met groepen waar pedagogisch medewerkers deze training niet hebben gevolgd?" De literatuur toonde aan dat het hebben van een pedagogische visie, zoals de Piklervisie, een positief effect kan hebben op de pedagogische kwaliteit. Echter, dit geldt voornamelijk wanneer de volledige visie wordt geïmplementeerd. De bevindingen van deze studie suggereerden dat na het volgen van twee Pikler Babytraining geen algemene verbetering in pedagogische kwaliteit kan worden vastgesteld in vergelijking met de controlegroepen, wat dan ook de hypothese in de huidige studie was. Het empirische onderzoek werd uitgevoerd binnen de kinderdagverblijven van KindeRdam. Zestien groepen werden verdeeld in acht experimentele groepen (Pikler-getraind) en acht controlegroepen, waarbij gebruik werd gemaakt van het observatie-instrument Pedagogische Praktijk in Beeld (PiB). Met dit instrument werden 36 items gemeten verdeeld over vijf domeinen: Emotionele Veiligheid, Persoonlijke Competentie, Normen en Waarden, Sociale Competentie en Kwaliteit van de Leefomgeving. Data-analyse, met behulp van onafhankelijke t-toetsen en een chi-kwadraattoets, toonde significante verschillen tussen de groepen op het domein Kwaliteit van de Leefomgeving. Hier scoorden de Pikler-getrainde groepen lager dan de controlegroep, wat voor dit domein een wenselijke uitkomst was. In de andere domeinen werden geen significante verschillen gevonden. Naar aanleiding van deze studie werd aan KindeRdam geadviseerd om door te gaan met de trainingen. Er is geen reden om er vanuit te gaan dat de Pikler Babytraining geen invloed heeft op de pedagogische kwaliteit na volledige implementatie. Wel werd aangeraden omde voortgang goed te blijven monitoren, en de training hierop aan te passen om de pedagogische kwaliteit op de babygroepen te optimaliseren.Show less
Dit adviesrapport richt zich op de factoren die bijdragen aan de tevredenheid van verwanten over de samenwerking tussen persoonlijk begeleiders en verwanten van cliënten binnen de organisatie...Show moreDit adviesrapport richt zich op de factoren die bijdragen aan de tevredenheid van verwanten over de samenwerking tussen persoonlijk begeleiders en verwanten van cliënten binnen de organisatie Raamwerk. De organisatie wil meer samenwerken met verwanten in de toekomst, waardoor de vraag is ontstaan wat hun ervaringen zijn en welke (al bekende) tevredenheidsfactoren bijdragen aan de samenwerking. Deze factoren zijn onderzocht door middel van zowel literatuur- als empirisch onderzoek. Het empirische onderzoek is uitgevoerd aan de hand van tien semigestructureerde interviews, die fysiek en online hebben plaatsgevonden. Het literatuuronderzoek heeft aangetoond dat er verschillende knelpunten binnen de samenwerking tussen verwanten en zorgprofessionals bekend zijn. Een gevonden hoofdthema is communicatie, waarin knelpunten rondom de rolverdeling, erkenning, informatieverstrekking en beleid rondom de privacywetgeving naar voren zijn gekomen. Een ander gevonden thema is beschikbaarheid en bereikbaarheid, waarin de fysieke afstand als knelpunt word benoemd. De laatste thema’s die zijn gevonden gaan over de kennis en vaardigheden waarin de communicatieve vaardigheden en opleidingsniveau worden benoemd, en achtergrondkenmerken zoals culturele verschillen. Uit het empirische onderzoek naar de samenwerking tussen verwanten en zorgprofessionals binnen Raamwerk blijkt dat er zowel sterke punten als verbeterpunten zijn. Verwanten waarderen de toegankelijkheid van het elektronisch cliëntdossier en de betrokkenheid van persoonlijk begeleiders, maar wijzen ook op problemen met openheid in communicatie en onvolledige rapportages. Multidisciplinaire overleggen en de aanwezigheid van schaduw persoonlijk begeleiders worden positief beoordeeld, terwijl de professionele houding en voorbereiding van invalkrachten verbeterd kunnen worden. Ook hebben de verwanten verbeterpunten aangedragen omtrent het voedingsbeleid, personeelsbeleid en informatieverstrekking. De aanbevelingen op basis van het literatuur- en empirisch onderzoek omvatten onder meer trainingen gericht op communicatie- en rapportage en het versturen van nieuwsbrieven waarin organisatorische ontwikkelingen en activiteiten met cliënten worden gedeeld. Ook wordt het inzetten van visuele hulpmiddelen, zoals een fotobord, aanbevolen. Wat betreft vervolgonderzoek wordt geadviseerd om organistorisch breed te kijken naar de gevonden hoofdthema’s uit het literatuur- en empirisch onderzoek. Daarnaast is er in dit onderzoek enkel gekeken naar de ervaringen van de samenwerking vanuit het perspectief van de verwanten. Om de samenwerking optimaal te verbeteren, is het ook noodzakelijk om de visie van professionals mee te nemen, omdat samenwerking meerdere partijen kent.Show less
Samenvatting Dit adviesrapport is geschreven in opdracht van KindeRdam. Naar aanleiding van het toegenomen aantal aanmeldingen voor de Plusopvang in de afgelopen twee jaar, is de vraag ontstaan hoe...Show moreSamenvatting Dit adviesrapport is geschreven in opdracht van KindeRdam. Naar aanleiding van het toegenomen aantal aanmeldingen voor de Plusopvang in de afgelopen twee jaar, is de vraag ontstaan hoe het komt dat steeds meer kinderen binnen de organisatie opvallend gedrag vertonen. Opvallend gedrag wordt in dit onderzoek verdeeld in drie domeinen: externaliserend probleemgedrag, internaliserend probleemgedrag en ontwikkelingsproblemen. De eerste hoofdvraag van dit onderzoek luidde als volgt: ‘Wat zijn volgens literatuur de factoren die samenhangen met een eventuele verandering in het gedrag van 0- tot 4-jarigen binnen de reguliere opvang?’. Het blijkt dat de factoren fysieke inrichting, kwantiteit en startleeftijd opvang, stabiliteit, structuur en dagindeling, imitatie van leeftijdsgenoten, thuissituatie, mate van individuele aandacht en de coronacrisis samenhangen met een verandering in het opvallend gedrag. Een wijziging in deze factoren zou kunnen resulteren in een verandering in de frequentie van opvallend gedrag. De tweede hoofdvraag luidde als volgt: ‘In hoeverre is er volgens pedagogisch medewerkers in de afgelopen twee jaar een verandering te zien in het opvallend gedrag van 0- tot 4-jarigen binnen de reguliere opvang en wat zijn volgens deze medewerkers de mogelijke oorzaken hiervan?’. Om deze vraag te beantwoorden is kwantitatief onderzoek verricht, waarbij enquêtes werden afgenomen bij pedagogisch medewerkers (N = 24) van KindeRdam. Uit de resultaten blijkt dat er volgens pedagogisch medewerkers een lichte toename is in alle drie de domeinen van opvallend gedrag. Mogelijke oorzaken volgens pedagogisch medewerkers zijn verandering in de thuissituatie, ouderbetrokkenheid, afname van stabiele gezichten, afname van individuele aandacht en de coronacrisis. Naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten is een concreet advies aan KindeRdam dat zij zich in moeten zetten voor meer individuele aandacht en ouderbetrokkenheid op de reguliere groepen. Ook wordt geadviseerd om objectief onderzoek uit te voeren zodat onderbelichte gedragingen uit het huidige onderzoek mogelijk zichtbaar worden. Daarnaast kan in dit onderzoek alleen gesproken worden over een samenhang tussen opvallend gedrag en verschillende factoren die hier een rol in kunnen spelen. Om ervoor te zorgen dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen en om overbodige aanmeldingen voor de Plusopvang te voorkomen, is bewustwording van de factoren die een rol spelen, de eerste stap richting verandering!Show less
Volgens het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap duren lesovergangen te lang, waardoor onderwijstijd verloren gaat. Het optimaal benutten van onderwijstijd is cruciaal gezien het grote...Show moreVolgens het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap duren lesovergangen te lang, waardoor onderwijstijd verloren gaat. Het optimaal benutten van onderwijstijd is cruciaal gezien het grote aantal Nederlanders met lees-, schrijf- en rekenproblemen. Het verkorten van lesovergangen is dus essentieel. Het doel van dit onderzoek is om leerkrachtgedrag dat de efficiëntie van lesovergangen bevordert te identificeren en om te onderzoeken in welke de mate dit leerkrachtgedrag al wordt toegepast in de praktijk. De onderzoeksvraag die hiermee beantwoord tracht te worden is: “Welk leerkrachtgedrag bij lesovergangen, dat bijdraagt aan het vergroten van effectieve onderwijstijd, wordt gebruikt door leerkrachten in de klas?” Om antwoord te kunnen geven op deze vraag is een literatuurstudie gedaan. Op basis van deze literatuur is een observatielijst opgesteld, waarmee observaties zijn uitgevoerd bij achttien leerkrachten. Er is een kwantitatieve data-analyse gedaan, waarbij het leerkrachtgedrag een score kreeg. Op basis van deze analyse bleek dat de gemiddelden rondom organisatorische leerkrachtgedragingen hoog is. Er zijn lage scores gevonden voor het reageren op gewenst gedrag middels complimenten en beloningssystemen. Daarnaast werden lage gemiddelden gevonden voor het auditief en visueel ondersteunen van de lesovergang. De conclusie van dit onderzoek is daarom dat organisatie-gerelateerd leerkrachtgedrag, zoals het nadenken over de plaatsing van materiaal en de indeling van het lokaal, veel worden ingezet in de praktijk. De onderwijspraktijk zou gebaat kunnen zijn bij meer aandacht voor visuele en auditieve ondersteuning tijdens de lesovergangen, maar er staat ter discussie of dit nodig is tijdens elke overgang. De actieve supervisie is bij veel leerkrachten op orde en dit biedt mogelijkheden om het reageren op gewenst gedrag uit te breiden.Show less
Recente publicaties over de rekenprestaties van basisschoolleerlingen geven de indruk dat verbeteringen op het gebied van lesgeven noodzakelijk zijn. Dit onderzoek heeft als doel om...Show moreRecente publicaties over de rekenprestaties van basisschoolleerlingen geven de indruk dat verbeteringen op het gebied van lesgeven noodzakelijk zijn. Dit onderzoek heeft als doel om differentiatievaardigheden van leerkrachten voor sterke en zwakke rekenaars in kaart te brengen. Aan dit onderzoek hebben tien leerkrachten deelgenomen. Zij waren allen werkzaam op dezelfde school en gaven les aan groep vier tot en met acht. Om de differentiatievaardigheden van de leerkrachten in kaart te brengen, heeft er een lesobservatie en interview plaatsgevonden aan de hand van het meetinstrument ADAPT dat differentiatie opdeelt in 23 indicatoren. Zes van die indicatoren zijn gebruikt voor dit onderzoek omdat die gaan over leerlingen uit de verrijkingsgroep en de intensieve instructiegroep, hiermee worden dezelfde leerlingen bedoeld als sterke en zwakke rekenaars. Uit de resultaten blijkt dat leerkrachten niet optimaal differentiëren voor leerlingen uit de verrijkingsgroep. Deze leerlingen worden beperkt op het eigen niveau betrokken bij de klassikale lesonderdelen en krijgen geen instructie op het eigen niveau. Als er aanvullend verrijkt aanbod is, zijn leerkrachten beperkt op de hoogte van de inhoud. Voor leerlingen uit de intensieve instructiegroep wordt vaak niet genoeg nagedacht over de inhoud van de verlengde instructie en is er vaak een onbalans tussen instructietijd en verwerkingstijd. Door de beperkte omvang van het onderzoek en weinig wetenschappelijke gegevens over de betrouwbaarheid en de validiteit van het meetinstrument kent dit onderzoek limitaties. Toch biedt het onderzoek waardevolle informatie voor de onderwijssector en kan het handvatten bieden voor vervolgonderzoek naar wat leerkrachten nodig hebben om beter te kunnen differentiëren.Show less
De onderwijsbehoeften van leerlingen in het basisonderwijs lopen steeds verder uiteen. Toch wordt er van leerkrachten verwacht dat zij tegemoet komen aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen....Show moreDe onderwijsbehoeften van leerlingen in het basisonderwijs lopen steeds verder uiteen. Toch wordt er van leerkrachten verwacht dat zij tegemoet komen aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen. Differentiatie is hierbij van essentieel belang, maar uit onderzoek blijkt dat het leerpotentieel specifiek in het rekenonderwijs toch vaak nog onbenut blijft. In dit onderzoek wordt daarom onderzocht in hoeverre leerkrachten effectieve differentiatie toepassen tijdens de rekenles in groep 4 tot en met 8. Aan de hand van het ADAPT-meetinstrument zijn leerkrachten (N=10) tijdens een rekenles geobserveerd en is een aansluitend interview met dezelfde leerkracht over deze les afgenomen. Op basis van de verkregen data binnen vier verschillende differentiatiefasen (periodevoorbereiding, lesvoorbereiding, lesuitvoering en evaluatie) komt naar voren dat de mate van effectieve differentiatie verschilt tussen leerkrachten. Wel blijken er onderdelen binnen differentiatie te zijn waarop juist overwegend hoog of laag gescoord wordt. Deze onderdelen liggen verspreid over de vier differentiatiefasen. Zo wordt er door de leerkrachten weinig uitdagend aanbod opgesteld, zijn er bij sommige leerkrachten geen vaste instructiemomenten en missen er effectieve instructies voor de verschillende groepen leerlingen binnen een klas. Daarentegen activeren bijna alle leerkrachten de voorkennis bij leerlingen en monitoren zij de kennis, begripsvorming en het werkproces van leerlingen op elk niveau. Verder evalueren de leerkrachten waarom leerlingen lesdoelen niet behalen en brengen zij dit in kaart. Hiermee laten leerkrachten zien in volgende lessen aan te willen sluiten op de onderwijsbehoeften. De indicatoren waarop door de meeste leerkrachten lage scores zijn behaald, verdienen meer aandacht in toekomstig onderzoek en de praktijk. Sleutelwoorden: onderwijsbehoeften, differentiatie, ADAPT, rekenonderwijs, basisonderwijsShow less
Differentiatie is een complexe vaardigheid waarbij het onderwijs hoort te worden aangepast aan de capaciteiten van leerlingen met behulp van systematische monitoring van de resultaten en een hierop...Show moreDifferentiatie is een complexe vaardigheid waarbij het onderwijs hoort te worden aangepast aan de capaciteiten van leerlingen met behulp van systematische monitoring van de resultaten en een hierop gebaseerde besluitvorming. Differentiatie kan vormgegeven worden in een cyclus van vijf differentiatiestappen rondom een rekenles; identificeren van onderwijsbehoeften, gedifferentieerde doelen stellen, gedifferentieerde instructie, gedifferentieerde verwerking en evaluatie van het proces en de voortgang. Deze differentiatiestappen kunnen weer ondergebracht worden in vier fasen die gebruikt worden in het meetinstrument ADAPT; blokvoorbereiding, lesvoorbereiding, lesuitvoering en evaluatie. In de huidige studie werd gebruik gemaakt van ADAPT, een instrument waarmee aan de hand van lesobservaties en interviews de mate van differentiatie van leerkrachten gemeten wordt. Er werd een antwoord geformuleerd op de vragen: “In hoeverre passen de leerkrachten in de groepen vier tot en met acht op dit moment differentiatie rondom de rekenles toe?” en “In welke mate wordt er door leerkrachten aandacht besteed aan de verschillende fasen van differentiatie?”. In tegenstelling tot een hypothese waarin werd gesteld dat leerkrachten op de lesuitvoeringsfase het hoogst zouden scoren, werd in de huidige studie gevonden dat leerkrachten op de evaluatiefase het hoogst scoren en hier dus het meeste mee doen. Ook werd aan de hand van het meetinstrument ADAPT gevonden dat leerkrachten op bepaalde gebieden van differentiatie nog kunnen groeien. Bij het organiseren van instructiemomenten voor groepen leerlingen, stimuleren van zelfregulatie en in de voorbereiding en uitvoering van de instructie voor de intensieve en verrijkingsgroep is vooruitgang te boeken. Tot slot is er groei mogelijk in de lesafronding.Show less
Het automatiseren van de basisbewerkingen bij rekenen is bevorderlijk voor de rekenvaardigheden en -prestaties van basisschoolleerlingen. Het aanbod van automatiseren wordt samengesteld en...Show moreHet automatiseren van de basisbewerkingen bij rekenen is bevorderlijk voor de rekenvaardigheden en -prestaties van basisschoolleerlingen. Het aanbod van automatiseren wordt samengesteld en geëvalueerd door een leerkracht. Leerkrachten maken hiervoor voortdurend keuzes. Het doel van deze studie is het onderzoeken van de overwegingen die leerkrachten hebben bij het kiezen, aanbieden en monitoren van automatiseren. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Welke overwegingen hebben leerkrachten van groep 4 t/m 6 over het aanbieden van automatiseren op de basisschool? Om een antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag is een onderzoek uitgevoerd waarbij de onderzoekers semi-gestructureerde interviews afnamen bij leerkrachten van groep 4, 5 en 6 van twee Nederlandse basisscholen. Uit de resultaten van de interviews bleek dat leerkrachten het aanbod van automatiseren vormgeven met behulp van de rekenmethode en deze aanvullen met diverse werkbladen en spelletjes en bewegend leren. Verder gaven de leerkrachten aan in te spelen op de individuele behoeftes van leerlingen door middel van het bieden van extra begeleiding en het aanpassen van het tempo waarmee automatiseringsopgaven moeten worden gemaakt. Tot slot wezen de resultaten uit dat de ouderbetrokkenheid en het contact met collega’s belangrijk is voor de effectiviteit van de geïmplementeerde methode en lesmaterialen bij het automatiseren. De huidige studie heeft enkele beperkingen waar bij het interpreteren van de resultaten rekening mee moet worden gehouden. Eventueel vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de overwegingen van leerkrachten van groepen uit de onder- en bovenbouw van het basisonderwijs.Show less
Dit onderzoek gaat over het perspectief van volwassen geadopteerden op de inzet van ervaringsdeskundigen. Een ervaringsdeskundige is in dit onderzoek als volgt gedefinieerd: iemand die op basis van...Show moreDit onderzoek gaat over het perspectief van volwassen geadopteerden op de inzet van ervaringsdeskundigen. Een ervaringsdeskundige is in dit onderzoek als volgt gedefinieerd: iemand die op basis van persoonlijke ervaringskennis in staat is deze kennis, in welke vorm dan ook, in te zetten als hulp aan anderen zonder een opleiding te hebben in de hulpverlening. Er wordt onderzocht van welke problematiek sprake is bij volwassen geadopteerden en aan welke hulp van ervaringsdeskundigen zij behoefte hebben. Drie deelvragen zijn beantwoord aan de hand van literatuuronderzoek. Voor de andere twee deelvragen is kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Door middel van tien semigestructureerde interviews is de data verzameld. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat geadopteerden vaker psychologische hulp nodig hebben en vaker last hebben van internaliserende problematiek dan niet-geadopteerden. Daarnaast kunnen problemen in zelfbeeld, identiteit en hechting voorkomen die gerelateerd zijn aan de adoptie geschiedenis. Hoewel de vraag naar hulp vanuit geadopteerden groot is, bestaat er in Nederland momenteel nog geen centrale adoptiehulpverlening. Ondanks de afwezigheid van centrale hulpverlening, zijn er verschillende interventies beschikbaar die specifiek gericht zijn op de problematiek van geadopteerden. Over het algemeen sluit de professionele hulp niet volledig aan bij de behoeften van geadopteerden. Weinig onderzoek is nog gedaan naar de inzet van ervaringsdeskundigen, zeker op het gebied van adoptiehulp. Daarom is in het literatuuronderzoek ook gekeken naar de inzet van ervaringsdeskundigen op andere gebieden. Doorgaans zijn er positieve effecten gevonden voor de inzet van ervaringsdeskundigen in verschillende velden op de effectiviteit van behandeling. Toch zijn er ook risico’s verbonden aan de inzet van ervaringsdeskundigen, hierbij kan worden gedacht aan de beperkte inzetbaarheid van de ervaringsdeskundige. Deze persoon kan geadopteerden enkel met bepaalde aspecten helpen en is mogelijk niet voor iedereen even geschikt of wenselijk. De resultaten uit de interviews sloten deels aan op de verwachtingen die op basis van het literatuuronderzoek werden geschetst. Uit de interviews blijkt dat meer dan de helft van de volwassen geadopteerden behoefte heeft aan hulp. Er zijn verschillende drijfveren voor het zoeken naar hulp. Om die reden is de vraag naar hulp uiteenlopend. De reguliere hulp die momenteel geboden wordt, is voor een aantal participanten niet passend. Uit de interviews blijkt dat volwassen geadopteerden graag de hulp van ervaringsdeskundigen willen, als er gekeken wordt naar de aspecten: herkenning, begrip en het delen van ervaringen en emoties. Verder gaven participanten aan dat een ervaringsdeskundige een opleiding gevolgd moet hebben. De thema’s die ontbreken in de reguliere hulpverlening kunnen worden aangevuld door een ervaringsdeskundige. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt er geconcludeerd dat er behoefte is aan hulp van ervaringsdeskundigen voor volwassen geadopteerden. Een ervaringsdeskundige zou een verrijking kunnen zijn van de huidige hulpverlening voor geadopteerden die internaliserende problemen ervaren en die onder andere graag hun verhaal en emoties willen delen, behoefte hebben aan een luisterend oor of aan een buddy. Er wordt dan ook geadviseerd een ervaringsdeskundige in te zetten voor deze behoeftes. Echter wordt er aangeraden alleen ervaringsdeskundigen in te zetten die een passende opleiding hebben gevolgd.Show less