Met de toenemende verantwoordelijkheden van gemeenten en het tegelijkertijd dalende vertrouwen in de lokale bestuursvorm, wordt roep om een oplossing steeds groter. Burgerparticipatie heeft zich al...Show moreMet de toenemende verantwoordelijkheden van gemeenten en het tegelijkertijd dalende vertrouwen in de lokale bestuursvorm, wordt roep om een oplossing steeds groter. Burgerparticipatie heeft zich al bewezen als een middel om vertrouwen in de overheid en elkaar te versterken. Maar in een poging participatieve ongelijkheid aan te pakken en de opkomst van meer digitale communicatiemiddelen gebruiken steeds meer gemeenten online participatiemethoden. Corona heeft dit in een stroomversnelling gebracht. Het blijft echter onduidelijk op online participatie ook kan helpen in het terugwinnen van vertrouwen. Daarom richt dit onderzoek zich op de vraag hoe online participatie het vertrouwen in het lokaal bestuur beïnvloedt. Hiervoor is gekeken naar gebruik van de tool CitizenLab in de gemeente Utrecht. Op basis van literatuur werd verwacht dat de toegankelijkheid, responsiviteit en transparantie van online participatie een positief effect op vertrouwen in het lokaal bestuur zouden hebben. Na analyse van beleidsdocumenten en gehouden interviews kan worden geconcludeerd dat het responsieve aspect van online participatie in Utrecht een positief effect heeft op het vertrouwen in het lokaal bestuur, omdat men daardoor vindt dat de gemeente zorgen of opmerkingen serieus neemt, goed luistert en hierom het lokaal bestuur als geheel ook als ontvankelijk wordt gezien. Online participatie wordt ook als toegankelijk en transparant ervaren, maar een positief verband tussen de toegankelijkheid of transparantie van online participatie en vertrouwen in lokaal bestuur kon niet worden aangetoond in dit onderzoek. Transparantie lijkt wel een belangrijke rol te spelen in online participatie en dient daarom verder onderzocht te worden.Show less
Dit deductieve kwantitatieve onderzoek toont aan dat belangengroepen in Nederland bestaan uit voornamelijk oudere, hogere opgeleide en autochtone personen. Diversiteit in termen van leeftijd,...Show moreDit deductieve kwantitatieve onderzoek toont aan dat belangengroepen in Nederland bestaan uit voornamelijk oudere, hogere opgeleide en autochtone personen. Diversiteit in termen van leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, politieke voorkeur en migratieachtergrond (zowel los als samengebundeld) heeft geen invloed op de politieke toegang van belangengroepen. Het budget van een belangengroep speelt echter wel een rol in hun politieke toegang. Deze bevindingen hebben normatieve implicaties, aangezien ze wijzen op een gebrek aan inspanningen van politiek en bestuurlijke actoren om gelijke representatie en participatie van diverse groepen te bevorderen. Het onderzoek benadrukt de noodzaak van een democratisch systeem dat inclusief, representatief en responsief is. Er is in dit onderzoek gebruik gemaakt van de Comparative Interest Group-survey (Beyers, Fink-Hafner, Maloney, Novak, & Heylen, 2020) Er zijn echter beperkingen in de data en metingen gebruikt in dit onderzoek, waardoor verder onderzoek nodig is om bias in het drukgroepsysteem in Nederland te onderzoeken, bijvoorbeeld met een focus op intersectionaliteit.Show less
Renters associations in the Netherlands are struggling with decreasing membership numbers and connecting with their constituency, threatening their ability to participate in- and shape policymaking...Show moreRenters associations in the Netherlands are struggling with decreasing membership numbers and connecting with their constituency, threatening their ability to participate in- and shape policymaking in a futureproof way (Raeflex, 2021; Terlingen, 2016). Yet renters organisations are expected to play a bigger part representing interests in policies regarding residential issues (Ministry of the Interior and Kingdom Relations, 2022) and are perceived to have a mandate on behalf of ‘the renters’ (Terlingen 2016). In this paper, the relationship between membership involvement (x) and group accountability (y) will be investigated with a quantitative, deductive approach. It will be built on the (quantitative) frameworks by Fraussen et al., (2021) for ‘group accountability’ with dimensions of ‘information, discussion and consequence’ and Albareda (2018) for ‘member involvement’ with dimensions of ‘interaction, decision making and local chapters’. The case being investigated is five renters organisations of the housing corporation QuaWonen within the Krimpenerwaard (South-Holland). Semi-structured interviews will be conducted with the executive level of renters organisations. The research question posed is: ‘How does membership involvement affect group accountability from the perspective of the board members of renters organisations?’ Findings tentatively show that the ability of renters organisations to function as transmission belts, translating policy preferences of their members, is mainly limited by membership involvement. Members can experience barriers to involvement. Accountability is improved by involvement through by being informed, being able to discuss and asking questions.Show less
Samenvatting Sinds 2000 wordt er meer aandacht besteed om een manier te vinden of representatieve bureaucratie kan bijdragen om hoogwaardige gezondheidszorg te blijven leveren aan een steeds meer...Show moreSamenvatting Sinds 2000 wordt er meer aandacht besteed om een manier te vinden of representatieve bureaucratie kan bijdragen om hoogwaardige gezondheidszorg te blijven leveren aan een steeds meer divers wordende bevolking. De manier van leiderschap zou kunnen bijdragen aan de mate representatie. Deze scriptie zal onderzoeken in hoeverre de transformationele en transactionele leiderschapsstijlen invloed hebben op de actieve representatie van gender en de sociaal- culturele achtergrond van de medewerkers binnen de GGZ-instelling Altrecht. Dit gebeurt aan de hand van de onderzoeksvraag: ‘In hoeverre hebben transformationeel en transactioneel leiderschap invloed op de actieve representatie van gender en sociaal-culturele achtergrond in de GGZ-instelling Altrecht?’ Door middel van kwalitatief, inductief onderzoek is er geprobeerd een antwoord te geven op deze vraag. Om te onderzoeken in hoeverre deze invloed bestaat zijn er zes interviews afgenomen met twee leiders binnen Altrecht en vier medewerkers die direct onder deze leiders werken. Uit dit onderzoek is gebleken dat het medewerkers gebruik maken van hun sociaal-culturele achtergrond in hun werk. In dit onderzoek had de mannelijke leider meer transactioneel leiderschap in verhouding met net wat meer transformationeel leiderschap van de vrouwelijke leider. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat zowel de mannelijke als de vrouwelijke medewerkers sociaal-cultureel actief inzetten, dus beide geslachten evenveel. Op basis van de onderzochten factoren is er geen bewijs gevonden dat de leiderschapsstijl een directe invloed heeft op de actieve representatie van de sociaal-culturele achtergrond van de medewerkers. Evenzo is er geen bewijs gevonden dat gender hier invloed op heeft. Er is wel een aanwijzing gevonden dat als de leider zich openstelt en zich uitspreekt naar de medewerkers, dat dit mogelijk invloed heeft op de actieve representatie van de sociaal-culturele achtergrond. Om antwoord te geven op de hoofdvraag: ‘In hoeverre hebben transformationeel en transactioneel leiderschap invloed op de actieve representatie van gender en sociaal-culturele achtergrond in de GGZ-instelling Altrecht?’ Is het antwoord, dat de manier van leiderschap weinig tot geen invloed heeft op de sociaal- culturele actieve representatie van de medewerkers in de GGZ-instelling Altrecht.Show less
Regels spelen een belangrijke rol binnen de publieke sector. Publieke professionals krijgen er dagelijks mee te maken en ervaren deze regels op verschillende manieren. In dit onderzoek wordt...Show moreRegels spelen een belangrijke rol binnen de publieke sector. Publieke professionals krijgen er dagelijks mee te maken en ervaren deze regels op verschillende manieren. In dit onderzoek wordt gekeken naar de band tussen sociale cohesie, green tape en pro-social rule breaking. Uit eerder onderzoek is gebleken dat mensen elkaar beïnvloeden als het gaat om percepties van bijvoorbeeld verschillende regels waarmee in hun werkomgeving. Echter is het nog niet duidelijk wat professionals er precies toe aanzet om aan pro-social rule breaking te doen. In dit onderzoek wordt er geprobeerd om deze oorzaak te vinden aan de hand van sociale cohesie. Bovendien wordt er gekeken naar de effecten van regel perceptie op het toepassen van pro-social rule breaking. Er wordt gekeken naar wat voor invloed green tape heeft op pro-social rule breaking. De verwachting is natuurlijk dat er minder pro-social rule breaking plaatsvindt als er regels zijn die goed zijn voor het functioneren van de organisatie. De verwachtingen van dit onderzoek blijken vanuit de data echter niet significant. Het geeft echter wel een aanzet tot verandering op het gebied van beleid, maar ook tot vervolgonderzoek. Zo wordt er aangeraden om beter te kijken naar de positieve kant van regels. Wat betreft het vervolgonderzoek wordt er vooral aangeraden om meer onderzoek te doen naar de invloed van taakcohesie op pro-social rule breaking. Daarnaast is het belangrijk om ook in het algemeen onderzoek te doen naar de antecedenten rondom de keuze voor pro-social rule breaking door professionals.Show less
This thesis describes the deductive research concerning the role of stakeholders in the policy process of the Common Fisheries Policy (CFP). It aims to answer the following research question: what...Show moreThis thesis describes the deductive research concerning the role of stakeholders in the policy process of the Common Fisheries Policy (CFP). It aims to answer the following research question: what is the role of stakeholders in the policy failures regarding the sustainability of the Common Fisheries Policy? To that end, interviews and a document analysis are completed. The case of the 2013 CFP reform is chosen because it is innovative in the contribution of stakeholders. The growing participation of environmental NGOs led to the adoption of new environmental measures such as Maximum Sustainable Yield and the landing obligation (Orach et al., 2017). Hence, the 2013 CFP should have led to a sustainable management of fisheries. However, in reality the CFP has not been able to achieve the results it set out to do. In spite of progress in the Atlantic seas, the CFP has not prevented overfishing of stocks in the Mediterranean and Black Sea (COM, 2018). For this reason this thesis treats the CFP as policy failure. In order to explain policy failure, the mechanistic approach is used. When the policy process is regarded as a system of mechanisms, it becomes possible to identify causal relations (Van der Heijden, 2021). Within this approach, first-order mechanisms directly alter stakeholder behaviour during the decision making process. In a second-order mechanism, the effects of this behaviour achieve a particular policy outcome (Capano, 2020). Specifically, certain first-order mechanisms such as competition and blame avoidance behaviour are connected to certain second-order mechanisms, negative framing and countermobilization, resulting in a negative feedback loop, thus failure (Compton & ‘t Hart, 2019). However, it turns out to be difficult to fit the mechanisms at work in the CFP policy process in one feedback loop. Mechanisms from different feedback loops occur at the same time, rendering it impractical to find a straightforward cause of policy failure. Moreover, in reality the difference between first and second-order mechanisms is ambiguous. Therefore, it is concluded the mechanistic approach has limited explanatory value concerning the role of stakeholders in a policy failure. Nevertheless, it is indicated the behaviour of stakeholders during the policy process impacts their evaluation of policy. In this case, the environmental NGOs displayed willingness to reform, whereas the fisheries representatives were more reluctant. Environmental NGOs consider the CFP failed because the implementation is deficient and compliance is low, although the policy itself is sufficient. On the contrary, fisheries representatives explain the fault is in the policy design. That is why it is argued reluctance corresponds with policy failure and willingness with programmatic failure. Second, stakeholders engage in image building. Throughout the process, actors create perceptions about each other, which clash with their own perspectives. The divergent expectations limit the capacity to collaborate because actors feel they can never live up to expectations. As this impacts compliance negatively, this might be another reason why the CFP has not succeeded.Show less
1. ABSTRACT It is well-known that owning and retaining high motivation in an organisation is significant and will positively impact the employee and the employer. High motivation can cause improved...Show more1. ABSTRACT It is well-known that owning and retaining high motivation in an organisation is significant and will positively impact the employee and the employer. High motivation can cause improved job performance and -satisfaction. The public sector recruitment process consists of several phases where several components and factors of a job applicant are measured and analyzed to find the most suitable person for the job. Unfortunately, there is not enough space to focus on the recruitment process's principal components and phases. As a consequence, this inductive qualitative study will analyze the importance of expected motivation during the interview procedure of the public sector recruitment process, through the eyes of recruiters. Thereafter, there will be analyzed and investigated if different motivational values occur on different levels in public sector organizations. As already mentioned, this study has a qualitative inductive approach and by interviewing eight recruiters on as well local, regional, and national levels, it has been tried to find a valid answer to the research question. In this study, practical knowledge from recruiters is mixed with scientific theoretical knowledge to give a well-grounded analysis of the finding. In the end, this study has several interesting findings and generated innovative knowledge about the significance of motivation during the interview process. First, there must be stated that most recruiters think that motivation is in general still an important concept in the public sector recruitment process. Although, some respondents think that motivation is only really important in certain vacancies and job applications. During the interview process, many respondents share the opinion that working in the public sector requires intrinsic motivation, and therefore this type of motivation is valuable for job applicants. In addition, many respondents think that extrinsic motivation, regarding financial rewards and bonuses, does not have a high utility and is not necessary to have in public sector organizations. Furthermore, several types and theories of motivation mentioned in this study will be distinguished based on the Social Determination Theory and will be converted into practical knowledge in the analysis. Additionally, the Public Service Motivation and Organismic Integration Theory are discussed, and if these theories have any influence on the interview process. Finally, the Cognitive Evaluation Theory is described and it is explained how this may affect the local and national level values of motivation in the public sector.Show less
