Dit verkennende, inductieve onderzoek heeft als doel om leeftijd als onafhankelijke variabele en als sociaal demografische antecedent van PSM te onderzoeken. In bestaande literatuur wordt over de...Show moreDit verkennende, inductieve onderzoek heeft als doel om leeftijd als onafhankelijke variabele en als sociaal demografische antecedent van PSM te onderzoeken. In bestaande literatuur wordt over de relatie tussen leeftijd en PSM er enerzijds gezegd dat leeftijd wel invloed heeft op PSM terwijl onderzoek van Moynihan en Pandey een contrasterend resultaat laat zien (Moynihan & Pandey, 2007; Perry, 1990). Om te achterhalen wat het mechanisme achter deze relatie voorstelt, is ervoor gekozen om bestaande literatuur verdieping te geven in een kleinschalig onderzoek, waarbij de doelgroep is afgebakend naar backoffice ambtenaren van drie ministeries. De onderzoeksvraag luidt: hoe beïnvloedt leeftijd de mate van PSM van ambtenaren die in de backoffice werkzaam zijn van het Rijk? Om antwoord te geven op deze vraag zijn in totaal tien Rijksambtenaren geïnterviewd. De waargenomen resultaten tonen geen opmerkelijke patronen waaruit kan worden afgeleid dat leeftijd als onafhankelijke variabele een positief of negatief effect heeft op de mate van PSM.Show less
Publieke waarden spelen continu een rol binnen de overheid. Het rijkstoezicht vindt plaats vanuit deze overheid. Dit onderzoek richt zich op de mate waarin toezichthouders bij het uitvoeren van...Show morePublieke waarden spelen continu een rol binnen de overheid. Het rijkstoezicht vindt plaats vanuit deze overheid. Dit onderzoek richt zich op de mate waarin toezichthouders bij het uitvoeren van risico-gestuurd toezicht op jeugdhulpaanbieders geconfronteerd worden met conflicterende waarden en of de manier waarop de betrokken toezichthouders hiermee omgaan kan worden verklaard. Vanuit de observatie van vijf analysebijeenkomsten en vijf verdiepende interviews komen 72 besluiten naar voren. Besluiten gebaseerd op waarden van transparantie en wederkerigheid (theta-waarden) komen binnen deze 72 besluiten het meeste voor, gevolgd door besluiten rondom effectiviteit en efficiëntie (sigma-waarden). Naar aanleiding van de observaties en interviews concludeert dit onderzoek dat de professionele waardenvoorkeur veelal vanuit intern collegiaal overleg wordt gevormd. Hiertoe staat de toezichthouders een aantal middelen te beschikking: het laten meelezen van rapporten; intervisiegesprekken; teamvergaderingen; of, moreel beraad. Thema’s als het proportionaliteitsbeginsel en de responsiviteit van het toezicht benoemen toezichthouders als belangrijke basis voor deze werkwijzen. Daarnaast komt uit de resultaten van dit onderzoek naar voren dat waardenvoorkeuren een relatie lijken te hebben met de bron van het waardenconflict. Waardenconflicten vanuit enkel open normen leiden in de meeste gevallen tot besluiten gericht op transparantie en wederkerigheid (theta-waarden). Wanneer gezien wordt dat er een normovertreding speelt wordt daarentegen gezien dat besluiten meer gericht zijn op waarden rondom effectiviteit en efficiëntie (sigma-waarden).Show less
Na deze introductie volgt in het tweede hoofdstuk het theoretisch kader. Hierin wordt dieper ingegaan op de representatieve bureaucratie en de evolutie hiervan, de concepten van passieve en actieve...Show moreNa deze introductie volgt in het tweede hoofdstuk het theoretisch kader. Hierin wordt dieper ingegaan op de representatieve bureaucratie en de evolutie hiervan, de concepten van passieve en actieve vertegenwoordiging, en de recente inzichten rondom diversiteitsbeleid binnen het openbaar bestuur. Het derde hoofdstuk richt zich op het conceptueel model en de operationalisatie van de variabelen. Hierin wordt nader ingegaan op de specifieke aspecten van etniciteit en de invloed die dit heeft op beleidsontwikkeling. Het conceptueel model geeft een helder kader voor het begrijpen van de onderlinge relaties tussen deze variabelen, terwijl de operationalisatie concrete meetinstrumenten identificeert. Het vierde hoofdstuk behandelt de methodologie van het onderzoek. Hier worden de onderzoeksopzet, dataverzamelingsmethoden en analysetechnieken uitvoerig beschreven. Een zorgvuldige methodologie is essentieel om valide en betrouwbare conclusies te kunnen trekken. In het vijfde hoofdstuk worden de resultaten van de analyse gepresenteerd en geïnterpreteerd. Dit biedt inzicht in de gevonden verbanden en eventuele patronen die naar voren komen uit de verzamelde data. De conclusie, als laatste hoofdstuk, vat de belangrijkste bevindingen samen, beantwoordt de onderzoeksvraag en evalueert de hypotheses. Hierbij worden ook de beperkingen van het onderzoek besproken en suggesties gedaan voor toekomstig onderzoek. Tot slot worden de praktische implicaties van de resultaten voor beleidsmakers en praktijkmensen belicht.Show less
Het onderzoek heeft tot doel het gebruik van wetenschappelijke kennis in lobbyactiviteiten te verkennen aan de hand van de casus van het beleidsprogramma Nationaal Programma Landelijk Gebied dat is...Show moreHet onderzoek heeft tot doel het gebruik van wetenschappelijke kennis in lobbyactiviteiten te verkennen aan de hand van de casus van het beleidsprogramma Nationaal Programma Landelijk Gebied dat is opgezet als antwoord op de stikstofcrisis. De casusselectie van de stikstofcrisis is gerechtvaardigd vanwege de maatschappelijke relevantie en intensieve lobby in dit domein. Aan de hand van dit inzicht in de patronen, strategieën en tactieken die stakeholders in lobbytrajecten hanteren, met een focus op hun gebruik van wetenschappelijke kennis, wordt er een verkennend onderzoek opgezet. Bestaande theorieën over de science-policy interface en advocacy worden getoetst op de relatie tussen wetenschap en belangenbehartigers. Door middel van semigestructureerde interviews met belangenbehartigers, wetenschappers en beleidsmakers en deskresearch van communicatie-uitingen wordt er een beeld gecreëerd van de belangrijkste aspecten die bepalen hoe, of en wanneer wetenschappelijke kennis wordt toegepast voor een lobbyactiviteit. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen uitdagers, traditionele, natuur en agrarische belangenbehartigers. De data wordt geüpload in een online softwareprogramma voor de kwalitatieve data-analyse, om codes toe te wijzen aan de antwoorden en patronen te identificeren. Uit deze analyse is gekomen dat de binnenroute lobby de voorkeur heeft van de meeste stakeholders en dat de capaciteit van een organisatie bepalend is voor de omgang met wetenschap, ook of dit selectief toegepast wordt. Ook is het bepalend in hoeverre een belangenbehartiger zichzelf ziet als een kennisinstituut. Naast deze kenmerken komen uit dit onderzoek ook de vier voornaamste toepassingsvormen van wetenschap in belangenbehartiging naar voren, zijnde; 1) argumentatie, 2) agendasetting, 3) twijfel en 4) maatschappelijke verbinding. Een belangrijke conclusie uit het onderzoek is dat uitdagers niet minder gebruik maken van wetenschap, maar wel anders. Traditionele belangenbehartigers gebruiken wetenschap vaak als kennisbasis, terwijl uitdagers de wetenschap eerder als instrument gebruiken. De economische belangen van agrarische partijen bepalen ook hun omgang met wetenschap in een lobby. Dit leidt met regelmaat tot het in twijfel trekken van ecologische wetenschap.Show less
Het landbouwbeleid in de Europese Unie is aan verandering onderhevig. De focus van het beleid is aan het verschuiven van voedselzekerheid naar duurzaamheid, ook wel productivistisch en post...Show moreHet landbouwbeleid in de Europese Unie is aan verandering onderhevig. De focus van het beleid is aan het verschuiven van voedselzekerheid naar duurzaamheid, ook wel productivistisch en post-productivistisch genoemd. In Nederland is sinds de stikstofcrisis de roep om verdere verduurzaming van het landbouwbeleid toegenomen. De roep om duurzaamheid heeft concreet handen en voeten gekregen in de landbouwtransitie. Echter, in hoeverre sluit de landbouwtransitie aan op de identiteit van boeren? In deze scriptie is middels een enquête een antwoord gevonden op deze fundamentele vraag. De boeren in Nederland blijken hoofdzakelijk een productivistische rolopvatting te hebben. De radicale vormen van de landbouwtransitie sluit daarom niet goed aan op de identiteit van boeren.Show less
Het Nederlandse bestuur is te omschrijven als een ‘enabling state’, ofwel een voorwaardenscheppende staat. Een belangrijke factor in het vertrouwen van burgers in deze voorwaardenscheppende staat...Show moreHet Nederlandse bestuur is te omschrijven als een ‘enabling state’, ofwel een voorwaardenscheppende staat. Een belangrijke factor in het vertrouwen van burgers in deze voorwaardenscheppende staat is een betrouwbare, kwalitatieve publieke dienstverlening. Daarom is het extra belangrijk om de huidige problematiek in de publieke dienstverlening het hoofd te bieden. Loyale tegenspraak lijkt hier een goede rol in te kunnen spelen doordat op deze manier eerder signalen kunnen worden gesignaleerd en geagendeerd om tijdig te handelen om problemen op te lossen, of niet erger te laten worden. Loyale tegenspraak is volgens Van der Meer en Dijkstra (2021) een handeling waarbij voice wordt geuit die wel of niet wordt gewaardeerd door de normatieve omgeving op basis van ‘loyalty, trust, en appraisal’. Deze onderdelen zitten verwerkt in de drie barrières tot tegenspraak van Van der Meer en Dijkstra (2021): het mogen, willen en kunnen. Omdat deze scriptie opzoek is naar de kennis, ervaring en vaardigheden die benodigd zijn bekwaam loyale tegenspraak te kunnen uiten zijn de onderdelen van dit ‘kunnen’ van Van der Meer en Dijkstra (2021) verwerkt tot een conceptueel model voor verder onderzoek. Dit conceptueel is nader uitgewerkt en aangevuld en geverifieerd door interviews af te nemen met experts. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er geen behoefte is om deze domeinen van Van der Meer en Dijkstra (2021) verder uit te bereiden en dat het conceptueel model als basis als compleet kan worden gezien. Door middel van aanvullingen uit geschreven bronnen en interviews is er, volgens de experts, een compleet overzicht opgesteld met de benodigde kennis, ervaring en vaardigheden die om bekwaam loyale tegenspraak te kunnen tonen. Verder heeft deze scriptie ook kunnen concluderen dat de onderdelen ‘rolkennis, morele moed door zelfvertrouwen, dossierkennis en kritische adviesvaardigheden door de experts worden gezien essentieel voor het bekwaam kunnen tonen van loyale tegenspraak. Hierbij valt op dat veel van de belangrijke onderdelen van loyale tegenspraak overeenkomen met het ‘ambtelijk vakmanschap’, en dat de ambtelijke dienst al veel van deze kennis, ervaring en vaardigheden zou moeten bezitten binnen een kwalitatief ambtelijk apparaat. Naast deze randvoorwaarde van goed ambtelijk vakmanschap worden er door de experts nog twee belangrijke randvoorwaarden genoemd die deze kennis, ervaring en vaardigheden op de proef kunnen stellen: een sociaal veilige werkomgeving, en een integer bestuur. Hierbij gaat het niet om het perspectief van de leidinggevende of politiek-ambtelijke top, maar om hoe de ambtenaar dit ervaart.Show less
Tegenwoordig worden ambtenaren geconfronteerd met een intrigerende paradox: enerzijds wordt van hen verwacht dat ze ambtelijke neutraliteit en neutrale bureaucratische competenties bezitten,...Show moreTegenwoordig worden ambtenaren geconfronteerd met een intrigerende paradox: enerzijds wordt van hen verwacht dat ze ambtelijke neutraliteit en neutrale bureaucratische competenties bezitten, anderzijds neemt de druk toe om politiek sensitief en responsief te zijn. Deze paradox weerspiegelt een verschuiving in de rol van ambtenaren, waarbij zij steeds meer dienen als instrument voor de bewindspersoon in diens politieke ambities. De ambtenaar in kwestie balanceert tussen traditionele bureaucratische normen verweven in het ministeriële bestel en de loyale uitvoering van de wil van verkozen politici, waarbij de ambtenaar zich in politieke aangelegenheden mengt. Dit onderzoek richt zich op de ambtenaren die zich bezighouden met overheidscommunicatie via de sociale media van bewindspersonen op Nederlandse ministeries. Er wordt onderzocht in welke mate functionele politisering van hun werkzaamheden plaatsvindt en wat dit veroorzaakt.Show less
In dit onderzoek staat de vraag centraal ‘Op welke manier en in welke mate leiden lobbystrategieën bij de totstandkoming van de brandbrief over personeelstekorten in de kinderopvangbranche tot...Show moreIn dit onderzoek staat de vraag centraal ‘Op welke manier en in welke mate leiden lobbystrategieën bij de totstandkoming van de brandbrief over personeelstekorten in de kinderopvangbranche tot coalitievorming en heeft coalitievorming invloed op agendavorming en welke lessen voor de belangenbehartiging kunnen kinderopvangorganisaties hieruit trekken?’ De conclusie die uit dit onderzoek volgt is dat er een combinatie van lobbystrategieën zijn die bijdragen aan het vormen van coalitie en daarmee aan het verkrijgen van toegang tot een inhoudelijke invloed op agendavorming. Deze lobbystrategieën hebben betrekking op het uitruilen van verschillende hulpbronnen en het framen van vraagstukken. Het herhaaldelijk uitruilen van kennis en informatie in verschillende netwerken, om onder andere het urgentiegevoel voor de kinderopvangbranche te benadrukken, bleek een doorslaggevende rol te hebben in de coalitievorming. Verder is gebleken dat, het bij elkaar blijven van de coalitiepartijen, het delen van een gezamenlijke visie en doelen en het uitbrengen van en vasthouden aan dezelfde boodschap, cruciaal te zijn om toegang te krijgen tot beleidsmakers en inhoudelijke invloed uit te oefenen op agendavorming. Vanwege bovenstaande bevindingen wordt publieke organisaties in het algemeen, en de kinderopvangbranche in het bijzonder, aanbevolen om allereerst het nut en de noodzaak van het werken in de kinderopvangbranche te verduidelijken en concretiseren. De kinderopvangbranche vervult namelijk een cruciale rol in onze maatschappij, door enerzijds kinderen op te vangen en stimuleren in hun ontwikkeling. Anderzijds door te voldoen aan de randvoorwaarde voor jonge ouders om te kunnen blijven werken, waarmee hun arbeidsparticipatie wordt aangemoedigd. Daarnaast wordt aanbevolen een leidende coalitie te vormen en obstakels te verwijderen. Deze leidende coalitie van invloedrijke personen dient als rolmodel. Het vrijmaken van de weg naar nieuwe ideeën zonder zich te laten belemmeren door oude patronen, behoort tot een van de taken van deze personen. Voorts wordt aanbevolen korte termijn successen te creëren en te continueren, om de betrokkenen gemotiveerd te houden en verantwoordelijken te belonen voor de gerealiseerde successen. Tot slot wordt aanbevolen om te reflecteren na gevoerde lobby en enkele best practices vast te leggen in regels en richtlijnen. Dit dient het doel om positieve en negatieve punten in het lobbyproces bloot te leggen. Het opstellen van een ‘lobby-protocol’ kan hierbij raadzaam zijn.Show less