In dit onderzoek is in kaart gebracht in welke mate de literaire socialisatie en etniciteit van een kind van invloed zijn op de leesfrequentie. De respondenten bestonden uit 120 groep 6 en 7...Show moreIn dit onderzoek is in kaart gebracht in welke mate de literaire socialisatie en etniciteit van een kind van invloed zijn op de leesfrequentie. De respondenten bestonden uit 120 groep 6 en 7 leerlingen van negen tot twaalf jaar oud (M = 10.33, SD = 0.68) en zijn geworven via 13 verschillende basisscholen in Nederland. Middels een online vragenlijst die is opgesteld met het programma Qualtrics is bij de kinderen nagevraagd wat hun leesgedrag is en of zij thuis gestimuleerd worden om te lezen. Deze vragenlijst hebben de kinderen thuis ingevuld. De respondenten zijn opgedeeld in de twee groepen Turks/Marokkaans en Nederlandse kinderen. De resultaten uit dit onderzoek wijzen erop dat de literaire socialisatie van een kind het meest van invloed is op de leesfrequentie ES = 0.19. Verder blijkt dat kinderen van Turks/Marokkaanse afkomst een significant lagere literaire socialisatie hebben dan Nederlandse kinderen ES = 1.06. Dit wijst erop dat de etniciteit minder invloed heeft dan de literaire socialisatie op de leesfrequentie van het kind. Er wordt geadviseerd om naast etniciteit en literaire socialisatie, meerdere factoren tegelijk mee te nemen, zoals leesvaardigheid, leesplezier en schoolse faciliteiten. Zo kan beter in kaart worden gebracht door welke factoren de leesfrequentie precies wordt beïnvloed.Show less
Sociale vaardigheden spelen een grote rol in het leven en ouders spelen een grote rol in de ontwikkeling hiervan. In dit onderzoek is de invloed van verschillende ouderlijke eigenschappen op de...Show moreSociale vaardigheden spelen een grote rol in het leven en ouders spelen een grote rol in de ontwikkeling hiervan. In dit onderzoek is de invloed van verschillende ouderlijke eigenschappen op de ontwikkeling van sociale vaardigheden bij jonge kinderen bestudeerd. Daarbij is eveneens onderzocht of verschillende risicofactoren, onder andere middelenmisbruik en psychopathologie, van invloed zijn op de moeder- en kindfactoren. De ouderlijke eigenschappen zijn ouderlijke warmte, ouderlijke vijandigheid, ouderlijke overbescherming en reflectief functioneren. De sociale vaardigheden zijn imiteren en delen. De steekproef bestond in totaal uit 42 moeders met een gemiddelde leeftijd van 22.1 jaar (SD = 2.63). De kinderen van deze moeders (56.8% meisjes) hadden een gemiddelde leeftijd van 20.0 maanden (SD = 0.84). Het reflectief functioneren is gemeten met behulp van het Pregnancy Interview (PI), het ouderlijk gedrag is gemeten met behulp van The Parental Cognitions and Conduct Toward the Infant Scale (PACOTIS) en de sociale vaardigheden zijn gemeten met behulp van de Visual Perspectives (VP) en het Autisme Diagnostisch Observatie Schema (ADOS). Dit onderzoek toont aan de hoeveelheid risicofactoren aanwezig bij moeder een negatieve invloed heeft op het reflectief functioneren van moeder en de sociale vaardigheid imiteren van het kind. Daarnaast is er geen relatie gevonden tussen het reflectief functioneren van moeder, ouderlijke gedragingen en de ontwikkeling van sociale vaardigheden van het kind. Meer onderzoek is nodig voor meer duidelijkheid over de invloed van risicofactoren.Show less
The prevalence of people with a disorder in the autism spectrum (ASD) is estimated on 60 to 100 on 10.000 people. A deficit in executive functions is a possible explanation of the behavior shown in...Show moreThe prevalence of people with a disorder in the autism spectrum (ASD) is estimated on 60 to 100 on 10.000 people. A deficit in executive functions is a possible explanation of the behavior shown in ASD. Mothers of children with ASD experience stress in the daily intercourse with their child. The deficit in executive functions might be a predictor for this maternal stress, because the effort-reward proportion is out of balance. The aim of this study was to investigate whether there is a relation between executive functions of children and maternal stress and which of the executive functions contributes the most to maternal stress. This study included 29 mothers with their child (Mage= 4,47, SDage= 1.10). The participants were recruited at schools, libary’s, social assistance organisations and throughsocial networks. The NOSI was used to mearsure maternal stress, the SRS was used to measure signs of autism, the BRIEF-p was used to measure executive functions of the child. Significant correlations were found between all EF and maternal stress: inhibition r=.75 (p<.01), cognitive flexibility r=.72 (p<.01), working memory r=.73 (p<.01), planning and organizing r=.78, (p<.01). The correlations between signs of autism and maternal stress was r=.86 (p<.01). Multiple regression analysis showed that Autism symptoms, β=.62, t(23)=4.59, p<.01, and planning and organization, β=.34, t(23)=2.49, p=.02, contributed to maternal stress and explained 80% of the stress. Signs of autism contributed the most. Results and suggestions for future research are discussed.Show less
Zowel het Executief Functioneren als temperament zijn onderliggend aan gedrag en heel brein bepaald. Het doel van deze studie is het verband tussen deze twee constructen te onderzoeken bij kinderen...Show moreZowel het Executief Functioneren als temperament zijn onderliggend aan gedrag en heel brein bepaald. Het doel van deze studie is het verband tussen deze twee constructen te onderzoeken bij kinderen van 2 tot en met 5 jaar. Voor jonge kinderen is dit verband nog niet eerder onderzocht. De vragenlijsten BRIEF-P, en ECBQ of CBQ zijn afgenomen bij 657 kinderen. Correlationeel onderzoek is uitgevoerd om het verband tussen de verschillende componenten van temperament (Effortful Control, Negatieve Emotionaliteit en Extraversie) en EF te onderzoeken. De resultaten hebben aangetoond dat EF redelijk samenhangt met temperament en dat deze samenhang vooral wordt veroorzaakt door de hoge correlatie met negatieve emotionaliteit. Dit onderzoek toont aan dat kinderen die problemen hebben met EF beschikken over minder goede zelfregulerende eigenschappen, meer negatieve emoties vertonen en gemiddeld extraverter zijn dan kinderen die geen problemen ondervinden op het gebied van EF. Voor jongens was het verband tussen EF en temperament op tweejarige leeftijd het sterkt, de sterkte nam af naarmate zij ouder werden. Voor de meisjes echter was deze relatie op vierjarige leeftijd het sterkst, bij hen was de sterkte van het verband niet stabiel voor leeftijd. Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een redelijk verband tussen EF en temperament en zowel sekse als leeftijd spelen daarbij een rol.Show less