Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
An utterance without a finite verb can be seen as an expressive construction in the Dutch language (in Dutch ‘Zin Zonder Persoonsvorm’: ZZP). An example of this construction is: Dus ik naar de...Show moreAn utterance without a finite verb can be seen as an expressive construction in the Dutch language (in Dutch ‘Zin Zonder Persoonsvorm’: ZZP). An example of this construction is: Dus ik naar de bakker (‘So I to the bakery’). The existing literature on the characteristics of ZZP’s is limited. Hence, this thesis addresses the following research question: what are the characteristics of ZZP’s and how can these characteristics best be analysed? In answering this question, two theoretical perspectives are elaborated: generative grammar and construction grammar. Three methods were used, namely acceptability judgment based on my own intuitions, an informal acceptability judgment test and an additional corpus research. The results demonstrate that a ZZP presumably needs a process and an endpoint. The perspective of the generative grammar shows that a ZZP is likely to be a full Complementizer Phrase (CP). It also shows that, in the beginning, there is a structure in the ellipsis site that is deleted at Phonological From (PF): the deletion analysis. The perspective of the construction grammar shows that ZZP’s can be put in a construction network with more abstract and more specific constructions: pairings of form and meaning. Both the generative grammar and the construction grammar perspective provide useful analyses of the ZZP, although leading to different outcomes.Show less
Dit onderzoek gaat over al. Al heeft in het Nederlands veel uiteenlopende functies en kan in contexten gebruikt worden die op het eerste gezicht niet aan elkaar gerelateerd lijken te zijn. Al kan...Show moreDit onderzoek gaat over al. Al heeft in het Nederlands veel uiteenlopende functies en kan in contexten gebruikt worden die op het eerste gezicht niet aan elkaar gerelateerd lijken te zijn. Al kan onder andere als focuspartikel gebruikt worden, als zelfstandig naamwoord, als onderdeel van verschillende woorden, als versterker en als voegwoord. In dit onderzoek probeer ik de functies en interpretaties van al dichter bij elkaar te brengen door te onderzoeken waar de betekenissen van al vandaan komen en wat ze met elkaar gemeen hebben. Door de evolutie van al van het Middelnederlands tot het heden te onderzoeken krijgen we een beter beeld van waar de huidige functies van al vandaan komen en kunnen we beter bepalen of bepaalde functies aan elkaar gelinkt zijn. Zo blijkt dat de meeste functies die al in het huidige Nederlands heeft in het Middelnederlands al in gebruik waren, zoals het universele gebruik, al als versterkend element en al als voegwoord. Ook komt al voor in verschillende woorden, zoals de complexe universele kwantoren en voegwoorden als als en alhoewel. Daarnaast bespreek ik een aantal ‘bijzondere’ gevallen van al. Ik probeer vervolgens vast te stellen of de verschillende functies die al in het huidige Nederlands heeft onder één centrale betekenis geschaard kunnen worden. Ik kom daarmee uit op een universele betekenis waar ik de meeste functies van al onder kan brengen. Vervolgens kijk ik of door middel van de syntactische context de functie van al in een bepaalde zin kan worden voorspeld. Hieruit blijkt dat veel functies een unieke plaats in de zin hebben en/of bepaalde constituenten kiezen die niet door andere functies gebruikt worden. Zo kan al als focuspartikel alleen binnen een DP voorkomen als er een NumP aanwezig is, en kan alleen het voegwoord al in SpecCP voorkomen. Zo kan er door middel van de syntactische context vaak voorspeld worden welke functie van al van toepassing is. Waar de syntaxis tekort schiet zijn er vaak andere aanwijzingen die duidelijk maken welke functie van al in een zin gebruikt wordt.Show less
In deze scriptie staat het Nederlandse prefix ge- centraal, dat verschillende functies heeft. In de literatuur lijkt er nog geen consensus te bestaan over de status van ge-; het is nog maar de...Show moreIn deze scriptie staat het Nederlandse prefix ge- centraal, dat verschillende functies heeft. In de literatuur lijkt er nog geen consensus te bestaan over de status van ge-; het is nog maar de vraag of we (nog) wel kunnen spreken van één prefix ge-, of dat er eigenlijk verschillende prefixen zijn met dezelfde vorm. Tijdens het beantwoorden van deze vraag houd ik me onder andere bezig met syntactische, morfologische en etymologische kwesties.Show less
In Nederlandse comparatieve complementen kunnen zowel nominatief pronomina als oblique pronomina gebruikt worden. In deze scriptie wordt beargumenteerd dat dit het gevolg is van een verschil in...Show moreIn Nederlandse comparatieve complementen kunnen zowel nominatief pronomina als oblique pronomina gebruikt worden. In deze scriptie wordt beargumenteerd dat dit het gevolg is van een verschil in onderliggende syntactische structuur van de betreffende complementen, namelijk dat oblique pronomina deel zijn van phrasal comparatives en nominatief pronomina van clausal comparatives. Aan de hand van de analyse van Bhatt & Takahashi (2011) wordt dit verklaard door uit te gaan van een 3-degree hoofd analyse voor phrasal comparatives en een 2-degree hoofd voor clausal comparatives.Show less
Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
Deze scriptie beschrijft mijn corpusonderzoek naar de vorm- en betekeniskenmerken van de anders-constructie (Anders ga je lekker een ijsje halen). Uit mijn onderzoek bleek dat de anders-constructie...Show moreDeze scriptie beschrijft mijn corpusonderzoek naar de vorm- en betekeniskenmerken van de anders-constructie (Anders ga je lekker een ijsje halen). Uit mijn onderzoek bleek dat de anders-constructie een aantal unieke vorm- en betekeniskenmerken heeft, waarmee het zich onderscheidt van andere in de literatuur beschreven gebruiksgevallen van anders. Hoewel de anders-constructie in vorm veel overeenkomt met het forische gebruik van anders, onderscheidt het zich hiervan doordat het geen antecedent in de talige context nodig heeft en het gebruik van negatie en verleden tijd niet mogelijk zijn. Een ander uniek vormkenmerk is dat de constructie voornamelijk gecombineerd wordt met de eerste persoon (ik, we) en de tweede persoon enkelvoud (je). Voor een beschrijving van de betekenis heb ik de anders-constructie geanalyseerd als een taalhandelingsconstructie waarmee de taalhandeling advies of voorstel wordt uitgevoerd. Daarbij presenteert de anders-constructie het voorstel of advies expliciet als een alternatief voor iets in de voorafgaande context. Over het algemeen blijft impliciet wat die ‘voorafgaande context’ precies is. Ironisch gebruik van de anders-constructie komt ook voor. De belangrijkste oorzaak voor de ironische interpretatie is dat er niet voldaan is aan één of meer van de geslaagdheidsvoorwaarden voor een advies of voorstel.Show less
Dutch uses cardinal posture verbs (/zitten/ ‘to sit’, /staan/ ‘to stand’, and /liggen/ ‘to lie’) for all sorts of purposes, many of which have received considerable research attention — like the...Show moreDutch uses cardinal posture verbs (/zitten/ ‘to sit’, /staan/ ‘to stand’, and /liggen/ ‘to lie’) for all sorts of purposes, many of which have received considerable research attention — like the posture progressive, e.g. /zitten te lezen/ ‘lit. sit to read: to be reading’. This thesis investigates an understudied posture verb pattern in which a posture verb is combined with a complementive past participle, e.g. /zitten vastgeplakt/ 'lit. sit stuck: to be stuck' and /staan volgepriegeld/ 'lit. stand scribbled full: to be scribbled full'. Previous analyses disagree on the status of this pattern in terms of its productivity (is it fixed or are new combinations possible?), meaning (what does the pattern as a whole express?), and structure (is the complementive participle verbal or adjectival?). By examining over 6,000 attestations of the pattern in a corpus of written Dutch, this thesis evaluates these competing accounts, concluding that (i) the patterns are indeed productive; (ii) constraints on that productivity can be accounted for in terms of the meaning of the pattern as a whole, i.e. 'locativity' and 'resultativity'; and (iii) the pattern's syntax appears highly heterogeneous: some past participles behave like adjectives, others like verbs. Finally, I show that this heterogeneity is compatible with the semantic properties of past participles in general, and of the posture verb-participle pattern in particular.Show less
Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
In dit onderzoek is door middel van een enquête onderzocht welke strandingsposities preposities hebben in de Nederlandse zin en hoe deze syntactisch kunnen worden verantwoord. De analyse die in dit...Show moreIn dit onderzoek is door middel van een enquête onderzocht welke strandingsposities preposities hebben in de Nederlandse zin en hoe deze syntactisch kunnen worden verantwoord. De analyse die in dit onderzoek zal worden geopperd, is dat de mogelijke strandingsplaatsen gevolg zijn van kettingverplaatsing van het zinsdeel met het vraagwoord, waarbij andere kopieën uitgespeld kunnen worden in plaats van het voorzetsel in de positie van de SpecCP. Deze analyse sluit aan bij de Multiple Spell-Out of Chain theorie.Show less
Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
Deze scriptie behandelt het voorkomen van negatie in vraagzinnen waarbij de negatie niet ontkennend maar juist bevestigend van aard is. Aan de hand van een corpus bestaande uit stripboeken van...Show moreDeze scriptie behandelt het voorkomen van negatie in vraagzinnen waarbij de negatie niet ontkennend maar juist bevestigend van aard is. Aan de hand van een corpus bestaande uit stripboeken van Astérix de Galliër worden verschillende soorten van dit 'positief niet' nader bekeken en in een categorisatie ondergebracht.Show less
Deze scriptie gaat over de laat staan-constructie. Een voorbeeld hiervan is de zin "Hij kent geen Engels, laat staan Frans". Het uitgangspunt is de beschrijving van “laat staan” in de Algemene...Show moreDeze scriptie gaat over de laat staan-constructie. Een voorbeeld hiervan is de zin "Hij kent geen Engels, laat staan Frans". Het uitgangspunt is de beschrijving van “laat staan” in de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS), een grammatica voor het Nederlands-Nederlands en het Belgsich-Nederlands. De belangrijkste eis die hierin staat is dat de voorzin van laat staan negatief moet zijn. Een vergelijking met literatuur geeft redenen om te twijfelen aan de negatieve eis. Daarnaast blijkt dat uit de beschrijving die de ANS geeft niet duidelijk genoeg volgt wat precies een negatie-element is dat voor een negatieve voorzin zorgt. Een voorbeeld hiervan is dat "moeilijk" volgens de ANS wel een negatie-element is, maar dat woorden als "lastig" en "ingewikkeld" niet genoemd worden, terwijl de betekenis van al deze drie woorden als iets negatiefs kan worden gezien. De negatieve eis wordt, samen met andere kenmerken van de constructie zoals de scalaire implicatierelatie tussen de twee delen van "laat staan", onderzocht aan de hand van een analyse van 600 "laat staan"-zinnen en een frequentieverdeling van woorden in de voorafgaande zin van ongeveer 5000 "laat staan"-zinnen. De "laat staan"-constructie blijkt in 9 van de 10 gevallen een negatie-element te bevatten zoals de ANS het beschrijft. Niet alle negatie-elementen die de ANS noemt, zijn in het onderzoek teruggevonden in “laat staan”-zinnen. In 1 van de 10 gevallen komt “laat staan” voor zonder een van de negatie-elementen uit de lijst. In bijna al die gevallen blijkt dat de voorzin tot negatieve conclusies leidt; er wordt iets beschreven wat onwenselijk of onprettig is. Daardoor zijn dit soort zinnen toch geschikte omgevingen voor “laat staan”. Voor de ANS wordt geadviseerd om de beschrijving aan te passen waarbij ook “laat staan”-zinnen zonder negatie in de voorzin worden opgenomen. Omdat er in de meeste gevallen wel ook een negatie in de voorzin van “laat staan” staat, worden er voorbeelden met verschillende negaties gegeven. Het onderzoek geeft geen redenen om aan te nemen dat er een groot verschil is tussen het gebruik van negaties bij “laat staan” in het Nederlands-Nederlands en in het Belgisch-Nederlands. De constructie als geheel wordt in het Nederlands-Nederlands wel vaker gebruikt dan in het Belgisch-Nederlands. Het onderzoek geeft aanleiding om negativiteit niet alleen maar te zien als het gebruik van ontkenningen, maar het te koppelen aan het soort conclusies dat uit een uiting volgt. Een uiting met een onwenselijke of onprettige conclusie, is dan negatief te noemen.Show less
In deze masterscriptie is onderzoek gedaan naar het gebruik van 'kunnen' en 'zullen' in de tweede persoon enkelvoud voor de periode 1900 tot 2010. Het onderzoeksmateriaal voor dit onderzoek bestond...Show moreIn deze masterscriptie is onderzoek gedaan naar het gebruik van 'kunnen' en 'zullen' in de tweede persoon enkelvoud voor de periode 1900 tot 2010. Het onderzoeksmateriaal voor dit onderzoek bestond uit diverse Nederlandse en Vlaamse kranten vanaf 1900 tot heden. In detail is er gekeken naar ten eerste het voorkomen van de varianten 'je kan' en 'je zal' in kranten, en daarbij ook naar de ontwikkeling in het gebruik van 'je kan' ten opzichte van 'je kunt', en 'je zal' ten opzichte van 'je zult' door de tijd heen. Ook is er gekeken of het voorkomen van deze varianten verschilde per regio in Nederland, en of er ook verschillen waren in het voorkomen van deze varianten in Nederland en België. Ten slotte is er ook een mogelijk semantisch verschil onderzocht, namelijk het specifiek of generiek gebruik van je in de varianten 'je kan' en 'je zal'.Show less