In dit onderzoek is onderzocht in welke mate de mentor leerlingen in het eindexamenjaar op dit moment in hun sociaal-emotionele behoeften voorziet en welke behoeften leerlingen hierin nog hebben....Show moreIn dit onderzoek is onderzocht in welke mate de mentor leerlingen in het eindexamenjaar op dit moment in hun sociaal-emotionele behoeften voorziet en welke behoeften leerlingen hierin nog hebben. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van pedagogisch bureau OOK, zodat ze een effectieve training voor mentoren kunnen (door)ontwikkelen. De sociaal-emotionele behoeften van leerlingen zijn uitgesplitst in drie basisbehoeften; competentie, autonomie en sociale verbondenheid. Deze basisbehoeften zijn gebaseerd op de Self-Determination Theory van Deci en Ryan (2000). De volgende deelvragen zijn onderzocht: “Welke sociaal-emotionele behoeften van leerlingen op het gebied van autonomie, sociale verbondenheid en competentie worden momenteel vervuld door de mentor?”, “Hebben leerlingen het meest behoefte aan mentor ondersteuning op het gebied van competentie, autonomie of sociale verbondenheid?”, “Verschilt de mate waarin leerlingen behoefte hebben aan ondersteuning van de mentor van de mate waarin zij hierin worden vervuld?” en “Verschillen leerlingen op basis van onderwijsniveau en profielachtergrond in de mate waarin zij voorzien worden en behoefte hebben aan autonomie, sociale verbondenheid en competentie?”. Aan het onderzoek hebben 66 eindexamenleerlingen van de havo en vwo deelgenomen. Voor de participanten was een minimale leeftijd van 16 jaar vereist. De onderzoekspopulatie bestond uit 17 mannen, 48 vrouwen en 1 ‘anders’. De verdeling van het niveau van de populatie bestond uit 29 havisten en 37 vwo’ers. Het vakkenprofiel dat wordt gevolgd door de betreffende respondenten is een natuurprofiel of een maatschappijprofiel. In de onderzoekspopulatie volgden 36 respondenten een natuurprofiel en 30 respondenten een maatschappijprofiel. De scholen zijn geworven binnen het netwerk van de onderzoekers en door scholen op het internet te zoeken en deze te benaderen, waarbij alle scholen binnen de provincie Zuid-Holland of Utrecht lagen. De vragenlijst is gebaseerd op de Mentor Evaluation Tool en de Work-Related Scale for Basic Need Satisfaction. In de vragenlijst zijn de drie basisbehoeften van de Self-Determination Theory - autonomie, competentie en sociale verbondenheid - uitgevraagd. Daarnaast zijn ook de achtergrondvariabelen gender, school, onderwijsniveau en profiel en school uitgevraagd. De eerste deelvraag liet zien dat leerlingen op dit moment gemiddeld het meest voorzien worden in autonomie door hun mentor en het minst in competentie en sociale verbondenheid. De tweede deelvraag liet zien dat leerlingen gemiddeld het meest behoefte hebben aan begeleiding bij competentie en autonomie en het minste behoefte hebben aan begeleiding bij sociale verbondenheid. Hieruit volgde dat er een verschil is in constructen tussen de behoefte van leerlingen en mate waarin zij hier huidig in worden vervuld. Er zijn tegen de verwachting in geen significante verschillen gevonden in behoeften van leerlingen van havo of vwo en leerlingen met een natuur- of maatschappijprofiel. Het advies is om als mentor meer aandacht te besteden aan de ondersteuning van eindexamenleerlingen in hun autonomie en competentie en in mindere mate in de onderlinge sociale verbondenheid. Het is belangrijk dat de leerlingen het gevoel hebben dat zij zelf de vrijheid hebben om keuzes te maken en dat zij genoeg zelfvertrouwen hebben om hun eindexamens te halen. Hier kan OOK aan bijdragen door deze handvatten in trainingen aan te bieden aan mentoren, waarbij met verschillende modules kan worden ingegaan op de ondersteuning in autonomie en competentie. Hoewel de meeste leerlingen aangeven dezelfde behoefte voor competentie en autonomie te hebben, zijn er ook mogelijk onderlinge verschillen. Het is daarom interessant om toekomstig onderzoek te richten op de persoonskenmerken van leerlingen, zodat er mogelijk uitspraken kunnen worden gedaan over specifieke behoeften van een eindexamenleerling.Show less
In dit onderzoek is onderzocht in welke mate de mentor leerlingen in het eindexamenjaar op dit moment in hun sociaal-emotionele behoeften voorziet en welke behoeften leerlingen hierin nog hebben....Show moreIn dit onderzoek is onderzocht in welke mate de mentor leerlingen in het eindexamenjaar op dit moment in hun sociaal-emotionele behoeften voorziet en welke behoeften leerlingen hierin nog hebben. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van pedagogisch bureau OOK, zodat ze een effectieve training voor mentoren kunnen (door)ontwikkelen. De sociaal-emotionele behoeften van leerlingen zijn uitgesplitst in drie basisbehoeften; competentie, autonomie en sociale verbondenheid. Deze basisbehoeften zijn gebaseerd op de Self-Determination Theory van Deci en Ryan (2000). De volgende deelvragen zijn onderzocht: “Welke sociaal-emotionele behoeften van leerlingen op het gebied van autonomie, sociale verbondenheid en competentie worden momenteel vervuld door de mentor?”, “Hebben leerlingen het meest behoefte aan mentor ondersteuning op het gebied van competentie, autonomie of sociale verbondenheid?”, “Verschilt de mate waarin leerlingen behoefte hebben aan ondersteuning van de mentor van de mate waarin zij hierin worden vervuld?” en “Verschillen leerlingen op basis van onderwijsniveau en profielachtergrond in de mate waarin zij voorzien worden en behoefte hebben aan autonomie, sociale verbondenheid en competentie?”. Aan het onderzoek hebben 66 eindexamenleerlingen van de havo en vwo deelgenomen. Voor de participanten was een minimale leeftijd van 16 jaar vereist. De onderzoekspopulatie bestond uit 17 mannen, 48 vrouwen en 1 ‘anders’. De verdeling van het niveau van de populatie bestond uit 29 havisten en 37 vwo’ers. Het vakkenprofiel dat wordt gevolgd door de betreffende respondenten is een natuurprofiel of een maatschappijprofiel. In de onderzoekspopulatie volgden 36 respondenten een natuurprofiel en 30 respondenten een maatschappijprofiel. De scholen zijn geworven binnen het netwerk van de onderzoekers en door scholen op het internet te zoeken en deze te benaderen, waarbij alle scholen binnen de provincie Zuid-Holland of Utrecht lagen. De vragenlijst is gebaseerd op de Mentor Evaluation Tool en de Work-Related Scale for Basic Need Satisfaction. In de vragenlijst zijn de drie basisbehoeften van de Self-Determination Theory - autonomie, competentie en sociale verbondenheid - uitgevraagd. Daarnaast zijn ook de achtergrondvariabelen gender, school, onderwijsniveau en profiel en school uitgevraagd. De eerste deelvraag liet zien dat leerlingen op dit moment gemiddeld het meest voorzien worden in autonomie door hun mentor en het minst in competentie en sociale verbondenheid. De tweede deelvraag liet zien dat leerlingen gemiddeld het meest behoefte hebben aan begeleiding bij competentie en autonomie en het minste behoefte hebben aan begeleiding bij sociale verbondenheid. Hieruit volgde dat er een verschil is in constructen tussen de behoefte van leerlingen en mate waarin zij hier huidig in worden vervuld. Er zijn tegen de verwachting in geen significante verschillen gevonden in behoeften van leerlingen van havo of vwo en leerlingen met een natuur- of maatschappijprofiel. Het advies is om als mentor meer aandacht te besteden aan de ondersteuning van eindexamenleerlingen in hun autonomie en competentie en in mindere mate in de onderlinge sociale verbondenheid. Het is belangrijk dat de leerlingen het gevoel hebben dat zij zelf de vrijheid hebben om keuzes te maken en dat zij genoeg zelfvertrouwen hebben om hun eindexamens te halen. Hier kan OOK aan bijdragen door deze handvatten in trainingen aan te bieden aan mentoren, waarbij met verschillende modules kan worden ingegaan op de ondersteuning in autonomie en competentie. Hoewel de meeste leerlingen aangeven dezelfde behoefte voor competentie en autonomie te hebben, zijn er ook mogelijk onderlinge verschillen. Het is daarom interessant om toekomstig onderzoek te richten op de persoonskenmerken van leerlingen, zodat er mogelijk uitspraken kunnen worden gedaan over specifieke behoeften van een eindexamenleerling.Show less
Even though the Self-Determination Theory (SDT) describes the importance of both contextual factors and internal factors for eliciting intrinsic motivation, research on the latter is scarce within...Show moreEven though the Self-Determination Theory (SDT) describes the importance of both contextual factors and internal factors for eliciting intrinsic motivation, research on the latter is scarce within the educational context. The current study addresses this issue by researching the relationship between general insight, emotional insight, and intrinsic motivation (i.e., one’s clear understanding of thoughts, feelings, behavior, and emotions), thereby researching individual differences in how internal thought processes are regulated in interaction with the social context. The study involved 61 students of age 8 to 13 years (fifth to eighth grade), attending the Primary Years Program (P.Y.P) originated from the International Baccalaureate (IB) program. Mixed methods research is conducted – both quantitative and qualitative data were collected and analyzed. The quantitative research includes questionnaire responses for general insight, emotional insight, and intrinsic motivation. The qualitative research involved semi-structured interviews, comparing the students’ ability for general insight and emotional insight between 5th – 6th grade and 7th – 8th grade. Using the multiple regression analysis, the quantitative results indicate there is no relationship between general insight and intrinsic motivation. However, an association was found between emotional insight and intrinsic motivation. The quantitative results suggest that students’ capacity for general insight and emotional insight is age-related, as the older students had a better understanding of their thoughts, feelings, behaviors, and emotions, and the analysis of such was more in-depth and elaborate in comparison to the younger students. These findings show that the role of internal processes is more essential in the elicitation process of intrinsic motivation than has typically been accorded for, contributing to a further understanding of antecedents affecting students’ motivation.Show less
Purpose: This thesis aims to understand the causal mechanistic relationship between organisational centralisation and Public Service Motivation (PSM). It tests and explains one existing causal...Show morePurpose: This thesis aims to understand the causal mechanistic relationship between organisational centralisation and Public Service Motivation (PSM). It tests and explains one existing causal mechanism based on PSM theory and explores an alternative causal mechanism based on the logic of Self-Determination Theory (SDT). Design and methodology: This qualitative, single-case deductive study includes some explorative elements to explain and probe causal mechanisms. Nine semi-structured interviews provide the data which this study transcribed, coded, and analysed. Findings: The results find that organisational centralisation indeed creates stark hierarchical structures and a certain degree of autonomy loss for individual employees. This negatively impacts PSM. However, centralisation of more services in organisations such as contact centres also makes their job more varied and rewarding due to direct contact with service beneficiaries and therefore satisfies four basic universal psychological needs. In turn, this positively impacts employee motivation (PSM). Originality/value: Although not a first, this thesis brings the PSM and SDT literature closer by using the latter as a logic through which the effects of an independent variable (organisational centralisation) on the former can be explained. Furthermore, organisational centralisation has barely been studied alone as an antecedent of PSM. This thesis also shifts the continued focus from quantitative PSM studies to qualitative research. Thusly advancing the internal validity of the theory and passed research. Practical implications: The findings are especially relevant for foreign affairs ministries wishing to establish a 24/7 contact centre resembling that of the Netherlands. Centralised provision of consular and other information can be excellent for providing uniform and high-quality information to people abroad. Moreover, since good public service depends on the motivation of public employees, centralised or centralising (public) organisations should balance hierarchy creation whilst maintaining high levels of employee need satisfaction.Show less