De afgelopen jaren is de samenleving sterk gedigitaliseerd, ook prentenboeken konden niet ontkomen aan deze verandering. Verschillende onderzoekers hebben onderzocht wat de effecten zijn van deze...Show moreDe afgelopen jaren is de samenleving sterk gedigitaliseerd, ook prentenboeken konden niet ontkomen aan deze verandering. Verschillende onderzoekers hebben onderzocht wat de effecten zijn van deze digitale prentenboeken op de taal- en leesvaardigheid van kinderen. Andere onderzoekers hebben onderzocht of kinderen een voorkeur hebben voor de digitale of papieren prentenboeken. Ondanks dat uit de verschillende onderzoeken bleek dat digitale prentenboeken een positieve invloed kunnen hebben op de ontwikkeling van kinderen én dat kinderen beide type boeken leuk vinden, zijn uitgevers huiverig om prentenboeken te digitaliseren. Dit komt mogelijk, doordat ze verwachten dat het digitaliseren van prentenboeken ertoe zal leiden dat de markt voor papieren prentenboeken zal afnemen. In dit onderzoek wordt daarom onderzocht of het kijken naar een geanimeerd prentenboek invloed heeft op de voorkeur die kleuters voor papieren prentenboeken hebben. Hierbij is ook gekeken naar de redenen die kleuters geven voor hun voorkeur. Deze vraag is onderzocht door middel van een quasi-experiment. In drie experimentele condities werd een geanimeerd prentenboek, ofwel een digitaal prentenboek dat geen interactieve elementen bevat, getoond. In twee experimentele condities is het boek driemaal bekeken, in één experimentele conditie is de animatie slechts eenmaal laten zien en in de controleconditie werd geen animatie bekeken. Vervolgens is in zowel de experimentele condities als in de controleconditie een keuzemoment gehouden waarbij de voorkeur van kleuters voor een papieren prentenboek en reden hiervoor zijn uitgevraagd. In totaal hebben 89 kleuters, verdeeld over zeven klassen van twee scholen, deelgenomen aan het onderzoek. De kinderen waren tussen de drie en zes jaar oud (M = 4.74, SD = 0.69) en er waren ongeveer evenveel jongens (n = 43) als meisjes (n = 46). Door middel van tweezijdige proportietoetsen zijn de verschillen in voorkeur tussen kleuters in de verschillende condities geanalyseerd en met een Chi-Kwadraat toets is gekeken of er verschil is tussen het aantal keer bekijken van de geanimeerde prentenboeken. Verder zijn de motieven voor de boekkeuzes gecategoriseerd. Uit de resultaten voor de boekkeuze bleek dat 45% van de kleuters koos voor het geanimeerde prentenboek dat ze gezien hadden in de klas. Ook werd in twee van de drie condities waarin kleuters een geanimeerd prentenboek hadden bekeken, significant vaker gekozen voor het papieren prentenboek van de animatie dan in de controleconditie. Verder bleek dat wanneer kleuters het geanimeerde prentenboek hadden gezien, er geen effect was van het aantal keer dat kleuters een geanimeerd prentenboek hadden gezien op de voorkeur voor het papieren prentenboek. Kleuters gaven een variatie aan motieven voor hun boekkeuze. 41% Van de kleuters gaf niet-specifieke antwoorden zoals ‘Vind ik leuk’ of ‘Weet ik niet’. Kleuters leken met name te kiezen voor papieren prentenboeken door de karakters op de kaft (26,1%), door andere uiterlijke kenmerken van de kaft (12,5%) of door bekendheid met het geanimeerde prentenboek (10,2%). Tot slot zijn de motieven uitgesplitst naar het wel of niet kiezen voor de papieren versie van het geanimeerde prentenboek. Hieruit volgde dat 24,3% van de kleuters die het geanimeerde boek koos, aangaf dat ze dit deden door de animatie die gezien is in de klas. Op basis van de resultaten van het huidige onderzoek volgt het advies om te blijven proberen om uitgevers te overtuigen meer prentenboeken te laten animeren, aangezien het onderzoek geen aanleiding geeft om aan te nemen dat dit ten koste gaat van de verkoop van papieren prentenboeken. Daarnaast is ook het advies om de invloed van geanimeerde prentenboeken op de voorkeur voor papieren prentenboeken van kinderen op grotere schaal te onderzoeken, gezien de beperkingen van dit onderzoek.Show less
Het kiezen van goede, vroegschoolse interventies die aansluiten bij de behoeftes van risicoleerlingen om de woordenschat te vergroten is van belang, aangezien de woordenschat een belangrijke...Show moreHet kiezen van goede, vroegschoolse interventies die aansluiten bij de behoeftes van risicoleerlingen om de woordenschat te vergroten is van belang, aangezien de woordenschat een belangrijke voorspeller is van het leren begrijpend lezen en aangezien het financiële en cognitieve rendement van een vroege interventie het grootst is. In de huidige studie wordt onderzocht of kinderen uit groep twee met een D- of E-CITO-score hun woordenschat verschillend verbeteren na het gebruik van Bereslimme Boeken en of deze Bereslimme Boeken bijdragen aan de verbetering van de woordenschat. Data van het onderzoek Wat Werkt voor Wie is ter beschikking gesteld om deze vragen te beantwoorden. De participanten (n = 171) werden random toegewezen aan de experimentele conditie Bereslimme Boeken of aan de controleconditie SamenSlim, waarin zij in voorjaar 2013 gedurende drie maanden met de computerspellen werkten. CITO-scores werden ter beschikking gesteld door de school en in zowel de voor- als nameting werd er een woordenschattest afgenomen. Aan de hand van de resultaten kan de aanwezigheid van het Mattheüseffect bij deze risicoleerlingen niet worden bevestigd, aangezien uit de voormeting bleek dat er op basis van de CITO-score geen significant onderscheid gemaakt kan worden tussen de leerlingen waarvan verwacht werd dat zij een relatief sterke woordenschat zouden hebben en leerlingen waarvan verwacht werd dat zij een relatief zwakke woordenschat zouden hebben. Ook is er geen significant verschil gevonden in de vooruitgang van de woordenschat na het gebruik van de Bereslimme Boeken en na het gebruik van SamenSlim, waardoor de effectiviteit van Bereslimme Boeken op de woordenschatontwikkeling in dit onderzoek niet kan worden aangetoond.Show less