Home learning activities can influence a variety of children’s cognitive skills. Those activities were in previous studies distinguished in formal and informal. It was hypothesized that the two...Show moreHome learning activities can influence a variety of children’s cognitive skills. Those activities were in previous studies distinguished in formal and informal. It was hypothesized that the two types will not be correlated with each other. Moreover, the informal type will be more often applied and the socio-economic status of the family and the parental academic expectations for their children and beliefs will affect this preference. Greek parents (N=79) answered the Questionnaire of Home Learning Activities regarding their home practices, academic expectations and beliefs and the Children’s Book Check List regarding the children’s exposure to storybooks. Formal and informal activities were uncorrelated. Additionally, the Greek parents used more often formal home learning activities. The SES status of the family wasn’t significantly related with the two types and only parental expectations were related to both types whereas parental beliefs were only related to formal home learning activities.Show less
Om effectief en snel te lezen is het van belang dat er per fixatie zoveel mogelijk in één keer gelezen kan worden. Hoeveel iemand kan lezen hangt af van de visuele spanwijdte, hoe groter deze is,...Show moreOm effectief en snel te lezen is het van belang dat er per fixatie zoveel mogelijk in één keer gelezen kan worden. Hoeveel iemand kan lezen hangt af van de visuele spanwijdte, hoe groter deze is, des te hoger is het leestempo (Legge, Mansfiel & Chung, 2001). Er is onderzoek gedaan naar de visuele spanwijdte van 54 jonge kinderen met een gemiddelde leeftijd van vijf jaar en drie maanden. Het onderzoek is op verschillende basisscholen in de Randstad uitgevoerd. Er is onderzocht of kinderen een voorkeur hebben voor het rechter of linker parafoveale veld en of er een verschil is tussen het parafoveale veld voor letters en vormen. Daarnaast is er gekeken in hoeverre het kunnen schrijven en lezen van woorden een voorspeller is voor een grotere visuele span. De uitkomsten laten zien dat de visuele span voor letters groter is dan die voor vormen en er is bij letters een grotere visuele span aan de linkerkant dan aan de rechterkant. Naam schrijven en woorden lezen blijken significante voorspellers voor een grote visuele span.Show less
Wordt het leren van letters tijdens het herhaald voorlezen van een alfabetboek beïnvloed door lettereigenschappen, zoals de eerste letter van de naam, de plaats van de letter in het alfabet en de...Show moreWordt het leren van letters tijdens het herhaald voorlezen van een alfabetboek beïnvloed door lettereigenschappen, zoals de eerste letter van de naam, de plaats van de letter in het alfabet en de overeenkomst tussen naam en klank van de letter? Aan 30 kleuters van 4 en 5 jaar (M = 57,2 maanden, SD = 3,9) oud werd individueel vier keer een alfabetboek voorgelezen. Gevonden werd dat letterkennis bepalend was voor het aantal geleerde letters: Kleuters leerden meer letters wanneer ze hun naamletter kenden en ze leerden meer letters als ze al enige letterkennis (> 8 letters) hadden. Tegen de verwachting in leerden kinderen niet meer letters uit de eerste helft van het alfabet dan uit de tweede helft van het alfabet. Ook leerden zij niet eerder de letters A, B en C dan overige letters uit het alfabet. Bij het leren herkennen van letters leerden kinderen eerder letters met een medeklinker klinker (MK letters) structuur dan letters met een klinker medeklinker (KM letters) structuur. Voor het leren benoemen van letters was er geen verschil tussen MK letters en KM letters. Lettereigenschappen, met uitzondering van de naamletter, lijken nauwelijks invloed te hebben op het leren van letters bij het voorlezen van een alfabetboek.Show less
In dit onderzoek wordt ingegaan op de rol die gesproken tekst en illustraties spelen bij het verhaalbegrip van vijfjarigen en de rol die werkgeheugen en passieve woordenschat daarbij spelen. In...Show moreIn dit onderzoek wordt ingegaan op de rol die gesproken tekst en illustraties spelen bij het verhaalbegrip van vijfjarigen en de rol die werkgeheugen en passieve woordenschat daarbij spelen. In totaal deden 61 kinderen van vijf jaar mee aan het onderzoek, waarvan 31 meisjes en 30 jongens. Er is gebruik gemaakt van een within-subjects design waarbij rekening is gehouden met volgorde-effecten. Visuele aandacht werd gemeten door kinderen drie verschillende illustraties uit boekjes over Doedel te tonen op een remote eye-tracker, waarbij zij geen, een bijbehorende of een conflicterende tekst te horen kregen. Verhaalbegrip werd gemeten door na afloop van deze interventie dezelfde drie illustraties in dezelfde volgorde op een laptop te tonen. Het kind kreeg de opdracht het verhaal bij elke illustratie te vertellen. Het werkgeheugen en het niveau van passieve woordenschat werden voorafgaand aan de interventie getoetst. De tekst die kinderen te horen kregen bij de illustraties speelde een rol bij verhaalbegrip. Het sterkste effect werd gevonden wanneer kinderen de bijbehorende tekst hoorden, hierbij werd het hoogst gescoord op verhaalbegrip. De tekst die kinderen te horen kregen bij de illustraties speelde ook een rol bij visuele aandacht. Er werd het hoogst gescoord op visuele aandacht voor visuele elementen in de illustratie die in de tekst werden genoemd (AOIs), wanneer kinderen de bijbehorende tekst hoorden. Visuele aandacht lijkt dus gestuurd te worden door de tekst die kinderen horen. Uit deze resultaten volgt dat kinderen zowel de tekst als de illustraties gebruiken om een verhaal te begrijpen. Werkgeheugen en passieve woordenschat bleken hierbij geen rol te spelen. Werkgeheugen vertoonde wel een samenhang met verhaalbegrip wanneer kinderen de bijbehorende tekst hoorden.Show less
In onderhavig onderzoek is onderzoek gedaan wat de relatie is tussen joint attention en de taalontwikkeling van kinderen met een autisme spectrum stoornis (ASS) tussen de acht en veertien jaar. Ook...Show moreIn onderhavig onderzoek is onderzoek gedaan wat de relatie is tussen joint attention en de taalontwikkeling van kinderen met een autisme spectrum stoornis (ASS) tussen de acht en veertien jaar. Ook is bepaald of de taalontwikkeling van kinderen met ASS anders is dan die van kinderen zonder ASS. In totaal hebben 26 kinderen met ASS meegedaan en 85 kinderen zonder ASS. Bij de ouders van deze kinderen met ASS is het Autisme Diagnostisch Interview-Revised en de Social Responsiveness Scale afgenomen. Laatstgenoemde is ook door ouders van de controlegroep ingevuld. Bij alle kinderen zijn de subtesten ‘zinnen formuleren’ en ‘woordassociaties’ van de Clinical Evaluation of Language Fundamentals-4-NL, de subtest ‘woordkennis’ van de Wechsler Intelligence Scale for Children-III-NL en de subtest ‘verzwegen betekenissen’ van de Taaltest voor Kinderen afgenomen. Uit onderhavig onderzoek blijkt dat kinderen met ASS een significant lagere ontwikkeling hebben dan de kinderen zonder ASS op productieve taal en niet op receptieve taal. De grootste groep kinderen met ASS liet geen initiating joint attention (IJA) zien (57,7%). Respectievelijk liet 23,1% en 19,2% van de kinderen met ASS beperkte IJA en IJA zien. De kinderen met ASS die geen IJA lieten zien hebben een significant lagere taalontwikkeling op productieve taal dan de kinderen zonder ASS. Tussen de andere groepen werden geen significante verschillen gevonden. Voor behandelaars is het belangrijk om op deze uitkomst alert te zijn, omdat behandeling zich meer moet richten op de productieve taal dan de receptieve taal. Ook blijkt vroege stimulering van IJA belangrijk. Er is meer onderzoek nodig om het lange termijn effect van IJA op taal in beeld te brengen.Show less
Research master thesis | History: Societies and Institutions (research) (MA)
open access
Beginning under the Flavian dynasty, large quantities of river personifications start to appear in Roman art and coinage, a trend which lasts until the third century A.D. These images are often...Show moreBeginning under the Flavian dynasty, large quantities of river personifications start to appear in Roman art and coinage, a trend which lasts until the third century A.D. These images are often regarded as little more than fashionable decorative items. This thesis argues however that, far from being merely decorative pieces, river personifications give us a unique insight in Roman ideas on geography, imperial power and civilization.Show less
Binnen de huidige studie werd ingegaan op een mogelijk verband tussen experimentele slaapduurvermindering en de aandacht en het werkgeheugen bij kinderen in de leeftijd van acht tot twaalf jaar in...Show moreBinnen de huidige studie werd ingegaan op een mogelijk verband tussen experimentele slaapduurvermindering en de aandacht en het werkgeheugen bij kinderen in de leeftijd van acht tot twaalf jaar in de normale populatie. De onderzoeksgroep bestond uit 30 kinderen (gemiddelde leeftijd = 9,9 jaar), waarvan 18 meisjes en 12 jongens. Kinderen sliepen gedurende drie weken volgens een vooraf vastgesteld slaapschema. De eerste week van het slaapschema was een baselineperiode en in de tweede en derde week vond een experimentele slaapduurvermindering of -verlenging plaats van één uur gedurende drie opeenvolgende nachten. In dit onderzoek werd alleen naar de slaapduurverminderingsperiode gekeken. Om de aandacht en het werkgeheugen bij de kinderen te meten, is een subtest van de WISC-IIINL, Cijferreeksen (Voor- en Achterwaarts), afgenomen. De Cijferreeksen is een test die een beroep doet op het (fonologisch) korte termijn geheugen, het concentratievermogen, het werkgeheugen en, daarmee samenhangend, de aandacht van kinderen. De test werd zowel in de baselineperiode als in de slaapduurverminderingsperiode bij de kinderen afgenomen. De resultaten wezen uit dat er geen significant verschil bestaat tussen de totaalscore op de Cijferreeksen in de baseline- en de slaapduurverminderingsperiode. Kinderen met een slaapduurvermindering van één uur gedurende drie opeenvolgende nachten hebben dus geen significant slechtere aandacht- en werkgeheugenfuncties ten opzichte van kinderen zonder deze slaapduurvermindering. Wel bleek er een significant verschil binnen de mate van slaapduurvermindering in relatie tot de aandacht en het werkgeheugen. Implicaties voor verder onderzoek en de praktijk worden besproken.Show less
This research follows the discourse of the ragged school movement across a twenty-year period, and through this provides a greater understanding of problem-formation and problem-solving. By...Show moreThis research follows the discourse of the ragged school movement across a twenty-year period, and through this provides a greater understanding of problem-formation and problem-solving. By analysing the movement using ideas of problematisation and sub-culture solidification as the theoretical framework, this thesis contends with contemporary views of the child-saving movement. Unlike the wider historiographical work on the child-savers, this work has investigated the problematising function of language that was used in ragged school material, and has shown how the rhetoric that was used sought to mobilise and involve the general public. During this research, factors such as the identification of deviants, the fluidity of categorisation, the association of broader issues, and the importance of problem solvability have been explored in a manner that had not yet been done in association with the child-saving movement. Beyond this, this work has contributed to current theories of problematisation by focusing on how a problem can be built around an intended solution.Show less
Master thesis | Cultural Anthropology and Development Sociology (MSc)
open access
Deze scriptie gaat over de constructie en dynamiek van de collectieve Kaapverdiaanse identiteit van de Kaapverdiaanse gemeenschap in Rotterdam. Hoe wordt door deze gemeenschap de Kaapverdiaanse...Show moreDeze scriptie gaat over de constructie en dynamiek van de collectieve Kaapverdiaanse identiteit van de Kaapverdiaanse gemeenschap in Rotterdam. Hoe wordt door deze gemeenschap de Kaapverdiaanse identiteit op collectief niveau geconstrueerd en wat zijn de percepties hierover op individueel niveau? De percepties op individueel niveau geven hierbij de dynamiek aan die onder de constructie van deze Kaapverdiaanse identiteit schuil gaat. Het uitgangspunt is het concept van 'stille migranten', een vorm van labeling die deze gemeenschap uniek maakt binnen Nederland.Show less
In this research differences in social interaction and social communication skills among primary school children with autism spectrum disorder (ASD), ADHD and a combination of both disorders were...Show moreIn this research differences in social interaction and social communication skills among primary school children with autism spectrum disorder (ASD), ADHD and a combination of both disorders were investigated. Ages ranged from four until thirteen years old. The sample (N = 371) existed out of 231 boys and 140 girls. The adaptive skills were measured by the Adaptieve Vaardigheden Jeugdigen (AVJ). By this questionnaire parents rated on a five point Likert scale several behavioral indices which are part of social communication and social interaction skills. All children diagnosed with developmental psychopathology differentiated significantly from the children without any disorders. No gender and age differences were found among the groups. Children with ADHD and the children with ASD didn’t differ from each other regarding the communication skills. Regarding social interaction skills, there was no significant difference found between the children with ADHD and the children without psychopathology. Also there was no difference found between children with ASD and children with a comorbidity of both disorders. Explanations are found in cognitive psychology, the development of empathy and pro social behavior and gender specific behaviors.Show less
Research master thesis | History: Societies and Institutions (research) (MA)
closed access
This study focuses on the political history of Maguindanao, a polity along the western coast of Mindanao (present-day southern Philippines) from ca. 1680 till 1760. Primarily using the archives of...Show moreThis study focuses on the political history of Maguindanao, a polity along the western coast of Mindanao (present-day southern Philippines) from ca. 1680 till 1760. Primarily using the archives of the VOC (Dutch East India Company), it examines three interrelated historiographical issues: (1) the nature of political rule in Maguindanao, (2) the upland-lowland geopolitical divide and the (3) question of Maguindanao political decline. This thesis argues that these issues are better understood if seen from the perspective of complex intra-familial politics. By using the family as a lens, this thesis highlights the important role of women in the conduct of politics. It also dilutes the seemingly rigid division between the upland and lowland Maguindanao by viewing political factions not in terms of fixed political centers, but rather as a consequence of changing family alliances and rivalries.Show less
Research master thesis | History: Societies and Institutions (research) (MA)
open access
German migrants have a reputation of creating a blooming associational life in their places of settlement. Therefore, a better understanding of German migrant life might be acquired if we better...Show moreGerman migrants have a reputation of creating a blooming associational life in their places of settlement. Therefore, a better understanding of German migrant life might be acquired if we better understand the associational life of these migrants. This thesis tries to provide a functionalist account of German associational life abroad based on case studies of the sailors homes and German schools in the German colonies of Antwerp and Rotterdam in the early twentieth century. Though it is often assumed that nationalist considerations and pressures from sending states are decisive in shaping the functionality of migrant organizations, I argue that the economic, moral and class related interests of the local environment provide a more elucidating picture of the functioning of the researched migrant organizations.Show less
Emotionele beschikbaarheid van vaders en moeders en het verband met empathie bij kinderen tussen 30 en 42 maanden oud werd onderzocht met behulp van de emotional availability scales (EAS; Biringen,...Show moreEmotionele beschikbaarheid van vaders en moeders en het verband met empathie bij kinderen tussen 30 en 42 maanden oud werd onderzocht met behulp van de emotional availability scales (EAS; Biringen, 2008)en een bewerking van My Child 2 (Kochanska, 1994) over empathie. Directe verbanden tussen Emotionele Beschikbaarheid of subdimensies sensitiviteit, structureren en non-intrusiviteit en empathie werden niet gevonden. Wel waren moeders meer emotioneel beschikbaar naar jongens toe, en vaders intrusiever ook naar jongens toe. Verder was er moderatie van het verband tussen sensitiviteit van moeders en empathie bij jongens door structureren van moeders. Meisjes waren niet empathischer dan jongens. In deze studie werden zowel vaders als moeders onderzocht, maar mede omdat er in andere onderzoeken over bovengenoemd onderwerp voornamelijk moeders onderzocht werden, is er meer behoefte aan onderzoek naar vaders.Show less
The thesis deals with the life of ex-emperor Wilhelm II of Germany in the Netherlands, 1918-1941. In six thematic chapters the different images contemporaries had of Wilhelm are analysed. Some of...Show moreThe thesis deals with the life of ex-emperor Wilhelm II of Germany in the Netherlands, 1918-1941. In six thematic chapters the different images contemporaries had of Wilhelm are analysed. Some of the themes considered are Wilhelm’s arrival at Eysden and later at Amerongen, his second marriage (with Hermine von Reuss), lectures with archeologists at Huis Doorn and his relation with Nazism. With the use of different sets of memoires and newspapers the ‘court life’ at the micro-empire Huis Doorn is showed. In the final conclusion, the often contrary views on Wilhelm are summed up respecting the chronology of Wilhelm’s stay in the Netherlands.Show less
De woordenschat van kleuters wordt gestimuleerd als zij worden voorgelezen. In deze studie is onderzocht of ook digitale prentenboeken de woordenschat vergroten van Nederlandse kleuters met een...Show moreDe woordenschat van kleuters wordt gestimuleerd als zij worden voorgelezen. In deze studie is onderzocht of ook digitale prentenboeken de woordenschat vergroten van Nederlandse kleuters met een gemiddeld taalniveau. Kennis van de woorden uit de boeken is getoetst op zowel receptief als expressief niveau, er is gekeken naar zowel zelfstandig naamwoorden als werkwoorden. Resultaten gaven aan dat de woordenschat van de kleuters werd vergroot na 4 digitale prentenboeken 2 maal gelezen te hebben. Kinderen kenden meer woorden receptief dan expressief, en meer zelfstandig naamwoorden dan werkwoorden. Oudere kleuters hadden een betere woordenschat en leerden meer nieuwe woorden dan jongere kleuters. Het lezen van digitale prentenboeken is een waardevolle tijdsbesteding voor kleuters.Show less
In deze thesis staan de veranderingen op het gebied van de gemiddelde uittredeleeftijd en de arbeidsparticipatie van oudere werknemers sinds de Tweede Wereldoorlog in Nederland centraal. De...Show moreIn deze thesis staan de veranderingen op het gebied van de gemiddelde uittredeleeftijd en de arbeidsparticipatie van oudere werknemers sinds de Tweede Wereldoorlog in Nederland centraal. De Algemene Ouderdomswet en het vervroegd uittreden van oudere werknemers vormen de twee kernpunten die ik behandel. Het ontstaan van de AOW en de VUT wordt uitvoerig besproken en tevens komen de belangrijkste discussies die zich in de loop der jaren hebben ontwikkeld met betrekking tot deze twee onderwerpen aan bod. Deze debatten hadden hoofdzakelijk met de financiering en de toekomstige verwachtingen te maken. De belangrijkste bevinding uit deze thesis is dat Nederland tot de jaren zeventig een hoge arbeidsparticipatie van oudere werknemers kende. Dankzij de economische problemen die in dit decennium zichtbaar begonnen te worden, gingen werkgevers en vakbonden op zoek naar mogelijkheden om de groeiende werkloosheid terug te dringen. Dit leidde tot het vervroegd uittreden of de VUT en hier maakten veel oudere werknemers gebruik van, wat als gevolg had dat de arbeidsdeelname van deze groep aanzienlijk daalde. Onder invloed van de toenemende vergrijzing leidde dit echter tot te hoge kosten en vanaf de jaren negentig werd het vervroegd uittreden steeds minder aantrekkelijk gemaakt door de overheid. Na de eeuwwisseling werd deze trend voortgezet. Hierdoor steeg de participatiegraad van oudere werknemers en ook traden zij op steeds hogere leeftijd uit het arbeidsproces. In internationaal opzicht waren deze ontwikkelingen opmerkelijk. Werd Nederland eind jaren tachtig nog gekenmerkt door een uitzonderlijk lage arbeidsdeelname van 55-plussers, in 2011 waren de rollen omgedraaid en behoorde Nederland tot de top van Europa op het vlak van de arbeidsparticipatie.Show less