In het huidige onderzoek wordt gekeken of sociale steun van vrienden, sociale steun van ouder(s) en ervaren discriminatie voorspellers zijn van hidden drop-out. Hierbij wordt etniciteit meegenomen...Show moreIn het huidige onderzoek wordt gekeken of sociale steun van vrienden, sociale steun van ouder(s) en ervaren discriminatie voorspellers zijn van hidden drop-out. Hierbij wordt etniciteit meegenomen als moderator. Achtenveertig autochtone en 41 allochtone vmbo-leerlingen van 13 tot 17 jaar oud (Mleeftijd = 14.48, SDleeftijd = 0.93) uit Nederland zijn gevraagd een vragenlijst in te vullen. Uit regressie-analyses komt naar voren dat sociale steun van ouder(s) een voorspeller is van hidden drop-out. Wanneer onderscheid wordt gemaakt in etniciteit, zijn sociale steun van ouder(s) en ervaren discriminatie voorspellers van hidden drop-out bij allochtone leerlingen. Voor autochtone leerlingen zijn sociale steun van vrienden, sociale steun van ouder(s) en ervaren discriminatie in het huidige onderzoek geen voorspeller gebleken van hidden drop-out.Show less
In dit onderzoek is onderzocht wat de relaties is tussen de etniciteit, het zelfbeeld en de schoolbetrokkenheid van leerlingen uit het VMBO onderwijs in Nederland. De leerlingen (N=424) vulde een...Show moreIn dit onderzoek is onderzocht wat de relaties is tussen de etniciteit, het zelfbeeld en de schoolbetrokkenheid van leerlingen uit het VMBO onderwijs in Nederland. De leerlingen (N=424) vulde een zelf-beoordelingsvragenlijst in, waarmee de etniciteit, het zelfbeeld en de schoolbetrokkenheid van de leerling in kaart werden gebracht. In totaal hebben 243 jongens en 179 meisjes, in de leeftijd van 12 tot en met 15 jaar (M=14.21, SD = 0.88) een vragenlijst ingevuld. Er is een verschil gevonden in zelfbeeld tussen autochtone en allochtone leerlingen, deze leerlingen verschilden echter niet in schoolbetrokkenheid. Tussen de etniciteit en de schoolbetrokkenheid van de leerling is geen relatie gevonden, tevens wordt de relatie niet gemedieerd door het zelfbeeld van de leerling.Show less
Het doel van dit onderzoek was om na te gaan of normbesef samenhangt met de mate van externaliserend probleemgedrag bij Marokkaanse hangjongeren en of deze samenhang verschilt voor het aantal...Show moreHet doel van dit onderzoek was om na te gaan of normbesef samenhangt met de mate van externaliserend probleemgedrag bij Marokkaanse hangjongeren en of deze samenhang verschilt voor het aantal hanguren per week. Honderdeenentwintig Marokkaanse hangjongeren tussen de 16 en 21 jaar uit verschillende steden in de Randstad hebben een vragenlijst ingevuld. Om te onderzoeken of de relatie tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag anders is met de variabele hanguren is een mediatie-analyse uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de relatie tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag bij Marokkaanse jongens hetzelfde is als bij eerder onderzochte Nederlandse jongeren; hoe hoger het normbesef, hoe minder externaliserend probleemgedrag. Het aantal hanguren speelt een mediërende rol in de relatie tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag, maar de rol van normbesef lijkt belangrijker dan die van hanguren. Om het probleemgedrag te voorkomen, kunnen we ons dus beter richten op het verbeteren van het normbesef dan het verminderen van de hanguren.Show less
Het huidige onderzoek richt zich op het verband tussen werkende ouders en gedragsproblemen bij kinderen in de leeftijd van zes tot en met tien jaar. Vaderlijke betrokkenheid en ouderlijke stress...Show moreHet huidige onderzoek richt zich op het verband tussen werkende ouders en gedragsproblemen bij kinderen in de leeftijd van zes tot en met tien jaar. Vaderlijke betrokkenheid en ouderlijke stress tijdens de opvoeding zijn meegenomen als mediërende factoren om te kijken of deze het verband beïnvloedden. Vaderlijke betrokkenheid gaat in dit geval om de interactie, toegankelijkheid van vader en de verantwoordelijkheid van vader naar zijn kind toe. Ouderlijke stress is gericht op de stress die ontstaat tijdens de opvoeding van de kinderen. Aan het onderzoek hebben 183 respondenten meegedaan, in de vorm van ouders waarbij een interview is afgenomen en kinderen die een test hebben gemaakt. De leeftijd van de kinderen lag tussen de 6 en 10 jaar en had een gemiddelde van 7,89 (SD = 1,296). Er deden 77 jongens mee aan het onderzoek (43%) en 102 meisjes (57%). Vaderlijke betrokkenheid is in dit onderzoek gemeten met behulp van de HOME-schaal ‘Gezinsintegratie’. Ouderlijke stress is gemeten met behulp van de NOSI-K. Uit statistische analyses bleek dat er geen verband bestaat tussen het aantal uren werk van ouders en gedragsproblemen van kinderen. Tevens hebben ouderlijke stress en vaderlijke betrokkenheid geen mediërende werking in de relatie tussen aantal uren werk van ouders en gedragsproblemen van kinderen.Show less
In deze studie is de relatie tussen identiteit, discriminatie en radicalisering onder jongeren met een Islamitische achtergrond onderzocht. Data is verzameld door convenience sampling bij moskeeën...Show moreIn deze studie is de relatie tussen identiteit, discriminatie en radicalisering onder jongeren met een Islamitische achtergrond onderzocht. Data is verzameld door convenience sampling bij moskeeën en onderwijsinstellingen in de regio Noord- en Zuid- Holland. De uiteindelijke steekproef (N = 69) bevat respondenten in de leeftijd van 14 tot en met 21 jaar (M = 17.72, SD = 2.4). De respondenten vulden de vragenlijsten in op straat, scholen of moskeeën. De resultaten van de regressie analyses tonen geen relatie tussen Islamitische identiteit en radicalisering. Discriminatie modereert de relatie tussen Islamitische identiteit en radicalisering niet en nationale identiteit en Islamitische identiteit modereren de relatie tussen discriminatie en radicalisering eveneens niet. Er is wel een hoofdeffect van discriminatie op radicalisering. De uitkomsten suggereren dat niet de Islamitische identiteit maar discriminatie radicalisering kan voorspellen. Daarnaast suggereert dit onderzoek dat Islamitische jongeren een lage mate van nationale identiteit beleven naast een hoge Islamitische identiteit, waarbij louter de Islamitische identiteit voldoende is als buffer tegen maatschappelijke uitdagingen als discriminatie en radicalisering.Show less
In dit artikel wordt gepoogd antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre sociale angst en het ervaren van discriminatie in relatie staan met het aannemen van de etnische identiteit, de Nederlandse...Show moreIn dit artikel wordt gepoogd antwoord te krijgen op de vraag in hoeverre sociale angst en het ervaren van discriminatie in relatie staan met het aannemen van de etnische identiteit, de Nederlandse identiteit of Nederlandse disidentificatie bij Islamitische jongeren. De steekproef beslaat 63 Islamitische jongeren (58.7% meisjes) in de leeftijd van 16-21 jaar. Eerder onderzoek naar sociale angst als mediator in de relatie tussen ervaren discriminatie en identificatie is er niet geweest, terwijl onderzoekers wel hebben aangegeven dat sociale druk moet worden meegenomen in het onderzoek naar identiteit. Respondenten vulden vragenlijsten in met betrekking tot ervaren discriminatie, sociale angst en de verschillende identiteitsvormen, namelijk de etnische identiteit, de Nederlandse identiteit en de Nederlandse identiteit. Sociale angst bleek geen significante mediator te zijn.Show less
In dit onderzoek wordt onderzocht of er een verband bestaat tussen emotioneel klimaat en gedragsproblemen bij kinderen. Tevens wordt er onderzocht of ouderlijke stress een mediërende rol speel in...Show moreIn dit onderzoek wordt onderzocht of er een verband bestaat tussen emotioneel klimaat en gedragsproblemen bij kinderen. Tevens wordt er onderzocht of ouderlijke stress een mediërende rol speel in het verband tussen emotioneel klimaat en gedragsproblemen. Er is bij 107 gezinnen een huisbezoeken afgenomen. De data is verzameld aan de hand van de MC-HOME, de CBCL en de NOSI-K. Uit de resultaten is gebleken dat er geen significant verband blijkt te bestaan tussen het emotioneel klimaat en gedragsproblemen en dat ouderlijke stress geen mediërende rol speelt in het verband tussen emotioneel klimaat en gedragsproblemen. Er is echter wel een significante relatie gevonden tussen ouderlijke stress en gedragsproblemen van kinderen. Deze significante relatie bevestigt het belang van interventies die ouderlijke stress doen verminderen, zodat gedragsproblemen bij kinderen beperkt zullen blijven.Show less
In het huidige onderzoek is onderzocht of ouderlijke betrokkenheid is gerelateerd aan de ontwikkeling van gedragsproblemen bij kinderen. Hierbij is afzonderlijk gekeken naar de relatie tussen...Show moreIn het huidige onderzoek is onderzocht of ouderlijke betrokkenheid is gerelateerd aan de ontwikkeling van gedragsproblemen bij kinderen. Hierbij is afzonderlijk gekeken naar de relatie tussen moederlijke betrokkenheid en gedragsproblemen en de relatie tussen vaderlijke betrokkenheid en gedragsproblemen. Tevens is de relatie tussen gender en ouderlijke betrokkenheid onderzocht. Bij 102 kinderen van zes tot en met tien jaar (M = 8.02) en hun moeders zijn huisbezoeken afgelegd, waarbij vragenlijsten (APQ en CBCL) en een interview (HOME) zijn afgenomen. Van de respondenten had 98% de Nederlandse nationaliteit. Uit de resultaten van dit onderzoek bleek er geen relatie te bestaan tussen ouderlijke betrokkenheid en gedragsproblemen. Moederlijke en vaderlijke betrokkenheid waren ook afzonderlijk niet gerelateerd aan gedragsproblemen. Er is geen relatie gevonden tussen gender en ouderlijke betrokkenheid.Show less
Uit eerder onderzoek is gebleken dat kinderen met een lage sociaaleconomische status (SES) meer gedragproblematiek vertonen. In het huidige onderzoek werd onderzocht of sociale ouderlijke...Show moreUit eerder onderzoek is gebleken dat kinderen met een lage sociaaleconomische status (SES) meer gedragproblematiek vertonen. In het huidige onderzoek werd onderzocht of sociale ouderlijke betrokkenheid als mediator kan fungeren in de relatie tussen SES en externaliserende gedragsproblematiek. Daarnaast werden de verbanden tussen deze drie variabelen onderzocht. In totaal hebben 102 overwegend Nederlandse kinderen (47 jongens en 55 meisjes) met hun ouder deelgenomen aan het onderzoek. Bij deze respondenten is de Family Affluence Scale, de Child Behavior Checklist en de Alabama Parenting Questionnaire afgenomen. Uit de correlatieanalyses bleek dat er geen significante verbanden waren tussen de variabelen SES, externaliserende gedragsproblematiek en sociale ouderlijke betrokkenheid. De regressieanalyses toonden aan dat er eveneens geen mediërende rol van sociale ouderlijke betrokkenheid was in de relatie tussen SES en externaliserende gedragsproblematiek. Hoewel de rol van sociale ouderlijke betrokkenheid in het huidige onderzoek niet is bewezen, blijft het van belang om wetenschappelijk vervolgonderzoek te doen naar deze ouderschapsfactor en andere ouderschapsfactoren, met inachtneming van de beperkingen van het huidige onderzoek.Show less
Eerder onderzoek heeft uitgewezen dat jongens meer externaliserend probleemgedrag dan meisjes vertonen. Meisjes vertonen meer internaliserend probleemgedrag dan jongens. In huidig onderzoek is dit...Show moreEerder onderzoek heeft uitgewezen dat jongens meer externaliserend probleemgedrag dan meisjes vertonen. Meisjes vertonen meer internaliserend probleemgedrag dan jongens. In huidig onderzoek is dit verband opnieuw onderzocht en de rol van harde discipline in dit verband. Bij 107 gezinnen is onder andere de Child Behavior Checklist (CBCL) en de Alabama Parenting Questionnaire (APQ) afgenomen. De steekproef waarop de analyses zijn uitgevoerd bestaat uit 106 kinderen vijf tot elf jaar. Bij deze kinderen is tegen de verwachtingen in geen verband gevonden tussen geslacht en zowel externaliserend als internaliserend probleemgedrag. Ook is er geen verschil in het gebruik van harde discipline bij jongens of meisjes. Wel is er een mediërende rol gevonden van harde discipline in het verband tussen geslacht en externaliserend probleemgedrag, hetgeen overeenkomt met de verwachtingen. Huidig onderzoek bevat nog beperkingen als het gaat om het trekken van de steekproef, manier van afname en het meetinstrument voor harde discipline.Show less
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de thuisomgeving een belangrijk aspect is bij de ontwikkeling van gedragsproblemen. Echter weinig is bekend over de gezamenlijke invloed van omgevingsaspecten,...Show moreEerder onderzoek heeft aangetoond dat de thuisomgeving een belangrijk aspect is bij de ontwikkeling van gedragsproblemen. Echter weinig is bekend over de gezamenlijke invloed van omgevingsaspecten, zoals responsief ouderschap, emotioneel klimaat en stimulatie van zelfstandigheid op gedragsproblemen bij kinderen. In het huidig onderzoek wordt onderzocht hoe de relatie is tussen responsiviteit, emotioneel klimaat en stimulatie van zelfstandigheid en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen bij kinderen tussen de zes en tien jaar. Bij 94 gezinnen en hun kinderen (M=8.01 jaar) zijn huisbezoeken afgelegd waarbij deze aspecten van de thuisomgeving en de mate van gedragsproblematiek zijn gemeten. Uit de regressieanalyses is gebleken dat er geen significante relatie bestaat tussen de variabelen responsiviteit, emotioneel klimaat en stimulatie van zelfstandigheid en internaliserende en externaliserende gedragsproblemen. Tevens bleken de variabelen geen verklarende factor te zijn voor internaliserende en externaliserende gedragsproblematiek. Ondanks dat er geen significante resultaten zijn gevonden, kan er niet geconcludeerd worden dat de onderzochte variabelen geen invloed hebben op de ontwikkeling van gedragsproblematiek. Daarom is het van belang om verder onderzoek te doen naar de invloed van de thuisomgeving op gedragsproblemen bij kinderen en het ontwikkelen van preventieve interventies om de thuisomgeving te verbeteren, zodat gedragsproblemen verminderen.Show less
Studies naar de onderliggende structuur van de relatie tussen een lage SES en gedragsproblemen zijn zeldzaam. Het doel van de huidige studie is om te bepalen of moederlijke depressie een...Show moreStudies naar de onderliggende structuur van de relatie tussen een lage SES en gedragsproblemen zijn zeldzaam. Het doel van de huidige studie is om te bepalen of moederlijke depressie een verklarende factor is van de relatie tussen een lage SES en gedragsproblemen. In totaal deden 107 gezinnen mee aan het onderzoek. Tijdens de huisbezoeken is data verzameld aan de hand van de CBCL, de NOSIK en de FASII. Uit de mediatieanalyse bleek moederlijke depressie niet als mediator fungeerde. Er werd geen significant verband gevonden voor zowel SES en moederlijke depressie en SES en gedragsproblemen. De relatie tussen moederlijke depressie en gedragsproblemen was wel significant. Deze resultaten benadrukken het belang van interventies op basis van moederlijke depressies.Show less
In dit onderzoek staat centraal of cyberpesten vaker voorkomt dan andere vormen van pesten en wat de samenhang is tussen verschillende vormen van pesten en verschillende aspecten van het zelfbeeld...Show moreIn dit onderzoek staat centraal of cyberpesten vaker voorkomt dan andere vormen van pesten en wat de samenhang is tussen verschillende vormen van pesten en verschillende aspecten van het zelfbeeld bij VMBO 2, 3 en 4 leerlingen in Nederland. Er deden 364 leerlingen mee, met een gemiddelde leeftijd van 14.65 jaar (SD = .85), waarvan 43.4% jongens en 55.8% meisjes. Gebruikte gegevens uit een zelf-rapportagelijst zijn gebaseerd op de Personal Experiences Checklist en de Self-Perception Profile for Children. De resultaten van de statistische analyses tonen aan dat relationeel-verbaal pesten het meest voorkomt. Cyberpesten heeft een negatieve correlatie met fysieke verschijning. Relationeel-verbaal pesten heeft een negatieve samenhang met het zelfbeeld van sociale acceptatie, fysieke verschijning en sportieve competentie. Fysiek pesten heeft een positieve samenhang met het zelfbeeld van sportieve competentie. Een mogelijke verklaring voor de negatieve samenhang van relationeel-verbaal pesten en zelfbeeld is het principe van operante conditionering waarbij veel beloning en weinig straf zorgt voor een toename van het pestgedrag. Een andere mogelijke verklaring voor resultaten in dit onderzoek is de prevalentie van pesten. Hierbij heeft intensiever pesten mogelijk meer negatieve invloeden op het zelfbeeld. Dit onderzoek benadrukt in het bijzonder de aanpak van relationeel-verbaal pesten. Het belang van interventies voor pesten op scholen wordt hiermee ondersteund.Show less
In deze studie werd de betrouwbaarheid en de validiteit van de in Amerika gevalideerde MC-HOME Inventory (Middle Childhood - Home Observation for Measurement of the Environment) onderzocht in de...Show moreIn deze studie werd de betrouwbaarheid en de validiteit van de in Amerika gevalideerde MC-HOME Inventory (Middle Childhood - Home Observation for Measurement of the Environment) onderzocht in de Nederlandse thuisomgeving. Bij 182 gezinnen met een kind (77 jongens en 105 meisjes) in de leeftijd van 6-10 jaar werd de MC-HOME afgenomen. In deze studie werd bij het valideren van de Nederlandse MC-HOME gebruik gemaakt van de volgende instrumenten: de NOSIK, de CBCL/6-18 en de PPVT-III. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de Nederlandse MC-HOME een instrument is met een matige interne consistentie, een goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, een zwakke begripsvaliditeit en een redelijke predictieve validiteit. De bruikbaarheid van het instrument wordt geëvalueerd en er worden aanbevelingen gedaan.Show less
In deze studie zijn de problemen onderzocht die kinderen uit niet-westerse migrantengezinnen met een lage SES ervaren en het inzicht van ouders in deze problemen, in samenhang met de hoeveelheid...Show moreIn deze studie zijn de problemen onderzocht die kinderen uit niet-westerse migrantengezinnen met een lage SES ervaren en het inzicht van ouders in deze problemen, in samenhang met de hoeveelheid toezicht en gezamenlijke activiteiten. Ook zijn de gemiddelde verschillen tussen jongens en meisjes onderzocht in de hoeveelheid psychische problemen die zij ervaren, de mate van toezicht en de hoeveelheid gezamenlijke activiteiten met ouders. Voor dit onderzoek is een dagboek ontwikkeld dat door ouders en kinderen is ingevuld. De SDQ is als indicator gebruikt voor het meten van de hoeveelheid problemen die kinderen ervaren. De aanvullende vragen van de SDQ zijn ingevuld door ouders en kinderen om het inzicht te meten in de psychische problematiek. De studie is verricht bij 38 kinderen uit niet-westerse migrantengezinnen met een lage sociaal-economische status (SES), waarvan 22 jongens (57,9%) en 16 meisjes (42,1%) van 10 tot 12 jaar oud (M = 11.2, SD = .82). In niet-westerse migrantengezinnen met een lage SES geeft 22.7% van de ouders aan dat er veel tot ernstige problemen spelen bij hun zoons in vergelijking tot 43.7% van de dochters. Uit de resultaten blijkt dat de hoeveelheid gezamenlijke activiteiten en de mate van toezicht die ouders en kinderen rapporteren, geen sterke samenhang heeft met de hoeveelheid inzicht die ouders hebben in problemen die kinderen ervaren. De gemiddelde verschillen tussen jongens en meisjes zijn niet significant, in de mate van toezicht, de hoeveelheid gezamenlijke activiteiten met ouders en de hoeveelheid problemen die spelen. Een hogere mate van toezicht die ouders in huis rapporteren blijkt echter wel een marginaal significante voorspeller te zijn voor meer psychische problemen bij kinderen die opgroeien in niet-westerse migrantengezinnen.Show less
Een veel gebruikt instrument om de thuisomgeving van kinderen te onderzoeken is de HOME Inventory. In dit onderzoek wordt de betrouwbaarheid en de validiteit van de Nederlandse vertaling van de...Show moreEen veel gebruikt instrument om de thuisomgeving van kinderen te onderzoeken is de HOME Inventory. In dit onderzoek wordt de betrouwbaarheid en de validiteit van de Nederlandse vertaling van de Middle Childhood HOME vastgesteld. De steekproef bestond uit 148 kinderen in de leeftijd tussen 6 en 10 jaar oud. Door middel van een huisbezoek waarin een semi gestructureerd interview werd gehouden met de moeder en het kind werd de thuisomgeving onderzocht. De betrouwbaarheid is bepaald door het berekenen van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en de interne consistentie. De constructvaliditeit is onderzocht met een Principale componenten analyse. De criteriumvaliditeit is bepaald aan de hand van externe criteria (sociaaleconomische status, ouderlijke stress, cognitieve ontwikkeling van het kind, probleemgedrag bij het kind). De resultaten laten zien dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid en de criteriumvaliditeit goed zijn. De interne consistentie en de constructvaliditeit zijn onvoldoende. De Nederlandse vertaling van de MC-HOME blijkt een adequaat instrument om risicovolle thuisomgevingen vast te stellen en probleemgedrag en cognitief functioneren van kinderen te voorspellen. Het verdient echter aanbeveling om door middel van onderzoek enkele items van de Nederlandse vertaling van de MC-HOME te vernieuwen en specifiek te maken voor de huidige Nederlandse situatie.Show less
Normbesef is het hanteren van normen en waarden in het beoordelen van eigen gedrag. In dit onderzoek stond de vraag centraal of het normbesef en externaliserend probleemgedrag van Marokkaanse...Show moreNormbesef is het hanteren van normen en waarden in het beoordelen van eigen gedrag. In dit onderzoek stond de vraag centraal of het normbesef en externaliserend probleemgedrag van Marokkaanse hangjongeren met elkaar samenhangen en of deze samenhang verschilt voor de culturele identiteit van deze jongeren. De steekproef bestond uit 121 Marokkaanse jongens in de leeftijd van 16 tot 21 jaar (M = 18.35), die middels een vragenlijst deelnamen aan het onderzoek. In de vragenlijst waren schalen opgenomen voor onder andere externaliserend probleemgedrag en culturele identiteit. Voor het in kaart brengen van normbesef werden vignetten gehanteerd. Er bleek een significante samenhang tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag. Daarnaast bleek een significante samenhang tussen culturele identiteit en externaliserend probleemgedrag. De samenhang tussen normbesef en externaliserend probleemgedrag werd niet gemedieerd door culturele identiteit.Show less
Deze studie onderzoekt de rol van normbesef in de samenhang tussen middelengebruik en externaliserend probleemgedrag. De steekproef omvatte 142 Zuid-Hollandse leerlingen (jongens en meisjes tussen...Show moreDeze studie onderzoekt de rol van normbesef in de samenhang tussen middelengebruik en externaliserend probleemgedrag. De steekproef omvatte 142 Zuid-Hollandse leerlingen (jongens en meisjes tussen 16-18 jaar op vmbo-t/havo/vwo-scholen). De door de scholieren ingevulde vragenlijst bestond uit een Vragenlijst Middelengebruik gebruikt door het Trimbos-instituut, de Normbesef Vignetten en de SDQ. Uit de mediatieanalyse volgens Preacher en Hayes (2004) blijkt dat normbesef geen mediërende functie heeft voor de samenhang tussen middelengebruik en externaliserend probleemgedrag. Er is ook geen sprake van moderatie. Dit onderzoek onderbouwt het verhogen van de leeftijd waarop alcohol gekocht en gebruikt mag worden naar 18 jaar of ouder. Interventies die ingrijpen op normbesef hebben vermoedelijk weinig invloed op de relatie tussen alcohol- en drugsgebruik en externaliserend probleemgedrag.Show less
In dit onderzoek is gekeken naar ouder- en leerling factoren die mogelijk een relatie hebben met de schoolbetrokkenheid van leerlingen van 12 tot en met 16 jaar op het VMBO. Er is onderzocht of...Show moreIn dit onderzoek is gekeken naar ouder- en leerling factoren die mogelijk een relatie hebben met de schoolbetrokkenheid van leerlingen van 12 tot en met 16 jaar op het VMBO. Er is onderzocht of autochtone en allochtone leerlingen gemiddelde verschillen laten zien wat betreft schoolbetrokkenheid, ervaren sociale ouderondersteuning en levenstevredenheid. Daarnaast is onderzocht of de ervaren sociale ouderondersteuning en levenstevredenheid de schoolbetrokkenheid voorspellen en of etniciteit hier een modererende rol in speelt. Dit onderzoek is verricht om inzicht te krijgen in factoren die mogelijk leiden tot verborgen schooluitval, wat op de lange termijn tot daadwerkelijke schooluitval kan leiden. Tijdens het schooljaar 2012 – 2013 hebben 424 leerlingen deelgenomen aan dit onderzoek, waarvan 353 autochtone leerlingen en 67 allochtone leerlingen. De gemiddelde leeftijd van de autochtone leerlingen was 14.2 jaar (SD = 0.87). De gemiddelde leeftijd van de allochtone leerlingen was eveneens 14.2 jaar (SD = 0.90). Uit de resultaten is gebleken dat autochtone en allochtone leerlingen gemiddeld niet verschillen wat betreft schoolbetrokkenheid, ervaren sociale ouderondersteuning en levenstevredenheid. Daarnaast blijkt dat de ervaren sociale ouderondersteuning in combinatie met de levenstevredenheid de schoolbetrokkenheid voorspelt bij autochtone leerlingen maar niet bij allochtone leerlingen. Er is geen modererend effect gevonden. Het gebrek aan significante resultaten wordt mogelijk deels veroorzaakt door de ongelijke steekproef verdeling.Show less
In deze studie is onderzocht of ouderlijke controle van invloed is op het normbesef van Marokkaanse hangjongeren en het externaliserende probleemgedrag dat ze vertonen. Bij 122 Marokkaanse jongens...Show moreIn deze studie is onderzocht of ouderlijke controle van invloed is op het normbesef van Marokkaanse hangjongeren en het externaliserende probleemgedrag dat ze vertonen. Bij 122 Marokkaanse jongens uit de Randstad van 16 tot 21 jaar (M=18.51, SD=1.78) zijn vragenlijsten afgenomen naar het normbesef van de jongeren, de ouderlijke controle en het externaliserende probleemgedrag van de jongeren. Uit regressie analyses bleek ouderlijke controle geen voorspeller te zijn van normbesef of van externaliserend probleemgedrag, ook niet als normbesef als mediërende factor werd genomen. Normbesef hangt wel samen met externaliserend probleemgedrag. Uit deze studie blijkt de oorzaak voor probleemgedrag bij Marokkaanse hangjongeren bij de jongeren zelf te liggen, in plaats van bij de ouders. Normbesef kan in de toekomst een belangrijk interventiepunt zijn bij de aanpak van antisociale gedragingen. Onderzoek naar de sensitieve kant van het ouderschap en naar de invloed van de peergroep zou meer inzicht kunnen opleveren in de ontwikkeling van normbesef en externaliserend probleemgedrag bij Marokkaanse hangjongeren.Show less