Pre-operatieve angst is de sterkste predictor voor gedragsveranderingen na behandeling in het ziekenhuis. Placebotoepassingen zouden een rol kunnen spelen in het reduceren van deze angst. De meeste...Show morePre-operatieve angst is de sterkste predictor voor gedragsveranderingen na behandeling in het ziekenhuis. Placebotoepassingen zouden een rol kunnen spelen in het reduceren van deze angst. De meeste ouders zijn onbekend met de effectiviteit, de werking en het doel van placebotoepassingen. Deze studie onderzocht de mate van en het verband van gedragsverandering van het kind na behandeling in het ziekenhuis met acceptabiliteit en verwachte effectiviteit op angstreductie door ouders van placebotoepassingen bij kinderen, en de mogelijke rol van demografische en klinische kenmerken hierin. Uit een lopend cross-sectioneel vragenlijstonderzoek werden tien ouders geïncludeerd, waarvan hun kind het afgelopen jaar een behandeling in het ziekenhuis had. Ouders rapporteerden een bovengemiddelde acceptabiliteit (M=7.47±{1.80} op een 0- 10 schaal) en een iets lagere verwachte effectiviteit voor angstreductie (M=6.86±{1.58}) van placebotoepassingen bij kinderen. Kinderen vertoonden gemiddeld weinig gedragsveranderingen na de behandeling in het ziekenhuis. Het toedienen van een narcose door injectie in vergelijking met inhalatie was het enige kenmerk die met gedragsverandering, acceptabiliteit en effectiviteit een niet-significant, grote of middelmatige samenhang vertoonde en leidde tot meer gedragsverandering (d=0.66), minder acceptabiliteit (d=-0.78) en minder verwachte effectiviteit (d=-0.91). Daarnaast zijn er nog enkele mogelijke relevante, niet significante, individuele verbanden gevonden. In tegenstelling tot de hypothese hing de mate van gedragsverandering van het kind niet samen met de acceptabiliteit of verwachte effectiviteit van placebotoepassingen door ouders (p-waarden ≥ .83). Door in te spelen op kenmerken die een samenhang vertonen, zoals het toedienen van narcose, zouden ouders mogelijk meer open staan voor placebotoepassingen, waardoor de kwaliteit van de pediatrische zorg kan verbeteren.Show less
Angsten en zorgen komen vaak voor tijdens medische behandelingen in de pediatrische zorg. Het is belangrijk manieren te vinden om deze negatieve gevoelens te verminderen en zo de zorg te...Show moreAngsten en zorgen komen vaak voor tijdens medische behandelingen in de pediatrische zorg. Het is belangrijk manieren te vinden om deze negatieve gevoelens te verminderen en zo de zorg te optimaliseren. Placebo-toepassingen zouden een potentiële oplossing kunnen zijn, maar ouders en zorgverleners moeten hiervoor open staan. Er is weinig onderzoek gedaan naar het gebruik van verschillende pediatrische placebo-toepassingen en de rol van kennis over placebo-effecten. Deze studie heeft als doel te onderzoeken of kennis over placebo-effecten samenhangt met de acceptatie van behandelversterkende en behandelvervangende placebo-toepassingen bij kinderen onder ouders en zorgverleners. Een online vragenlijst werd ingevuld door 11 ouders van een kind dat in het afgelopen jaar in het ziekenhuis is behandeld en 65 zorgverleners. Ouders en zorgverleners verschilden niet in hun (hoge) kennis over placebo-effecten en acceptatie van placebo-toepassingen (p>.090). Meer kennis over placebo-effecten werd geassocieerd met een hogere acceptatie van placebo-toepassingen door ouders (p<.001), maar niet door zorgverleners (p=.196). Na het lezen van beschrijvingen van specifieke pediatrische placebo-toepassingen nam de algemene acceptatie toe voor zowel ouders (p=.008) als zorgverleners (p=.011). De resultaten van deze studie moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd, vanwege de kleine en niet generaliseerbare steekproef, maar indiceren dat kennis belangrijker is voor acceptatie van pediatrische placebo-toepassingen door ouders. Meer onderzoek is nodig naar de relatie tussen kennis over placebo-effecten en de acceptatie van de verschillende vormen van placebo-toepassingen. Uiteindelijk is het wellicht mogelijk om met de kennis uit deze studie ouders en zorgverleners beter te informeren over pediatrische placebo-toepassingen en zo hun acceptatie ervan te verhogen.Show less
Angst, stress en pijn zijn veelvoorkomende verschijnselen gedurende ziekenhuiservaringen van kinderen. Verschillende placebo-toepassingen worden ingezet om dit te verminderen, waaronder Comfort...Show moreAngst, stress en pijn zijn veelvoorkomende verschijnselen gedurende ziekenhuiservaringen van kinderen. Verschillende placebo-toepassingen worden ingezet om dit te verminderen, waaronder Comfort Talk. Via kindgericht en effectief taalgebruik beoogt Comfort Talk de ziekenhuiservaring zo comfortabel mogelijk te maken. Het doel van dit onderzoek was om meer inzicht te krijgen in de attitudes van ouders jegens de acceptabiliteit en verwachte effectiviteit op angstreductie van Comfort Talk en de mogelijke rol van demografische en individuele ouder- en kindkenmerken. Als onderdeel van een lopend cross-sectioneel vragenlijstonderzoek zijn 12 ouders geïncludeerd waarvan hun kind maximaal een jaar geleden een ziekenhuisbehandeling heeft ondergaan. Ouders zien Comfort Talk als een acceptabele en (verwacht) effectieve methode om angst bij hun kind te verminderen en gaven gemiddeld een 8.43 ± 2.30 aan acceptabiliteit en een 8.26 ± 1.37 aan verwachte effectiviteit op angst (range 0-10). Andere bevindingen waren onder andere dat acceptabiliteit en verwachte effectiviteit op angst van Comfort Talk significant samenhangen met elkaar (rs = .79, p = .002). Van de meegenomen predictoren bleken alleen een hogere mate van optimisme en een betere behandelrelatie tussen zorgverlener en ouder significant samen te hangen met een hogere acceptabiliteit en/of verwachte effectiviteit. Er zijn, naast deze significante bevindingen, enkele interessante effectgroottes gevonden voor de predictoren angst van ouder, leeftijd van kind en type aandoening van kind. De bevindingen uit dit onderzoek tonen aan dat ouders positief staan tegenover Comfort Talk. Eventueel, kwalitatief, vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op achterliggende redenen waarom ouders een positieve of negatieve attitude hebben jegens Comfort Talk.Show less
Patiënten hebben recht op volledige informatie over hun medische behandeling. Informatie over bijwerkingen kan echter ook nocebo-effecten oproepen, waarbij de verwachting zorgt voor het meer...Show morePatiënten hebben recht op volledige informatie over hun medische behandeling. Informatie over bijwerkingen kan echter ook nocebo-effecten oproepen, waarbij de verwachting zorgt voor het meer ervaren ervan. Authorized concealment is het met toestemming achterhouden van informatie over mogelijke bijwerkingen. Omdat kinderen nog niet zelfstandig kunnen beslissen over hun behandeling is de opinie van ouders en zorgverleners over het toepassen van authorized concealment van belang, om dit in de praktijk te kunnen toepassen. Het doel is om de acceptabiliteit en verwachte effectiviteit van authorized concealment binnen de pediatrische zorg te achterhalen van ouders (N=11) en zorgverleners (N=66). Er was een verschil in bereidheid bij het inleveren van het recht op informatie van de ouders en de plicht van informatieverstrekking van zorgverleners. Er was geen verschil tussen ouders en zorgverleners in de acceptabiliteit (6.97±2.52 vs. 7.26±2.32 op een 0-10 schaal; p= 0.71) en verwachte effectiviteit (6.47±1.95 vs. 7.38±1.98 op een 0-10 schaal; p= 0.16) van authorized concealment. Hoewel de leeftijd van het kind een middelmatige, niet-significante samenhang vertoonde met de de acceptabili teit en verwachte effectiviteit., hingen de openheid naar het kind over de behandeling en het vertrouwen in de primaire zorgverlener niet samen met de acceptabiliteit en verwachte effectiviteit. Dit onderzoek heeft het inzicht gegeven dat ouders en zorgverleners hoog sco ren op de acceptabiliteit en verwachte effectiviteit bij authorized concealment, maar dat toch veel ouders volledig geïnformeerd willen worden over de behandeling. Dit betekent dat er meer informatie moet komen over behandeling met authorized con cealment, voor een positiever behandelresultaat bij hun kind.Show less
Toenemend bewijs wordt geleverd voor de effectiviteit van open-label placebobehandelingen, waarbij de zorgverlener openheid geeft over de toepassing van een behandeling zonder specifieke effectieve...Show moreToenemend bewijs wordt geleverd voor de effectiviteit van open-label placebobehandelingen, waarbij de zorgverlener openheid geeft over de toepassing van een behandeling zonder specifieke effectieve componenten (placebo). Het is onbekend wat de opinies van ouders en zorgverleners zijn over open-label placebobehandelingen. Deze studie onderzocht het (verschil in) acceptabiliteit en verwachte effectiviteit van ouders en zorgverleners tegenover open-label placebobehandelingen in de pediatrische zorg, placebo-toepassingen als aanvulling op de reguliere behandeling en de mogelijke rol van ouder/zorgverlener-, kind- en behandelkenmerken. Elf ouders van een kind dat in het afgelopen jaar een ziekenhuisbehandeling heeft ondergaan en 55 pediatrisch zorgverleners hebben de online vragenlijst ingevuld tussen April en Mei 2021. Vergeleken met ouders toonden zorgverleners een hogere acceptabiliteit (M=7.28, SD=2.15 vs. M=5.67, SD=3.12; p=.04) en verwachtten positievere effecten (M=6.97, SD=1.97 vs. M=5.17, SD=2.76; p=.01), waarbij de acceptatie en verwachte effectiviteit sterk gecorreleerd zijn (p<.001). Alleen bij ouders was meer placebo-kennis (p=.02) en de eerste behandeling van het kind (p=.05) gecorreleerd met een hogere acceptabiliteit. Er zijn geen significante verbanden gevonden voor andere eigenschappen, voor verwachte effectiviteit, of voor de zorgverleners. Verborgenheid werd gezien als een vereiste voor placebo-effecten door 64% van de ouders en 51% van de zorgverleners. De doorgaans positieve opvattingen tegenover open-label placebobehandelingen in de pediatrische zorg bieden potentie tot implementatie, ondanks een lacune in kennis dat misleiding vereist is voor placebo-effecten. Factoren als placebo-kennis en de eerste behandeling van het kind spelen mogelijk een rol in de attitude van ouders en kunnen in acht worden genomen bij toekomstig onderzoek in grotere steekproeven.Show less
Placebo-toepassingen in de pediatrie zijn schaars onderzocht en de kijk daarop vanuit zorgverleners is een belangrijke invalshoek. In deze studie is onderzocht welke kenmerken van placebo...Show morePlacebo-toepassingen in de pediatrie zijn schaars onderzocht en de kijk daarop vanuit zorgverleners is een belangrijke invalshoek. In deze studie is onderzocht welke kenmerken van placebo-toepassingen (behandelversterkend/behandelvervangend), het ziektebeeld (acuut/chronisch, oncologisch/cardiologisch/migraine), het kind (leeftijd en sekse) en de zorgverlener (kennis en gebruik van placebo-toepassingen) samenhangen met de acceptatie door drie typen zorgverleners (artsen/verpleegkundigen/medisch psychologen) van placebo toepassingen in de medische pediatrische zorg. Een online vragenlijst is afgenomen onder 62 pediatrisch zorgverleners. De placebo-kennis van de zorgverleners was groot (M = 6.31; SD = 0.71), met een hogere kennis bij artsen dan verpleegkundigen (p = .04). De typen zorgverleners verschilden niet (p-waarden ≥ .07) in hun gemiddeld hoge acceptabiliteit (M = 8.23; SD = 1.09) en gebruik (M = 7.42; SD = 1.77) van behandelversterkende placebo toepassingen. Bij een relatief laag gemiddeld gebruik van behandelvervangende placebo toepassingen (M =2.23; SD = 2.63) gebruikten psychologen dit meer dan artsen (p = .04). Voor geen van de zorgverleners hing placebo-kennis en gebruik van placebo-toepassingen samen met acceptabiliteit (p-waarden ≥ .11). Behandelversterkende placebo-toepassingen werden voor alle ziekte- en kindkenmerken acceptabeler gevonden dan behandelvervangende placebo-toepassingen (p-waardes < .001). Placebo-toepassingen werden als acceptabeler gezien voor chronische versus acute patiënten (p < .001), migraine versus oncologische/cardiologische aandoening (p < .001) en meisjes versus jongens (p = .01). Concluderend laten deze voorlopige data in een kleine steekproef zorgverleners zien dat het type placebo-toepassing en ziekte- en kindkenmerken een verschil kunnen maken in acceptabiliteit. In vervolgonderzoek zou de redenatie van de zorgverleners achter dit verschil in acceptabiliteit kunnen worden onderzocht.Show less
Placebo-toepassingen als aanvulling of vervanging van een behandeling kunnen bijdragen aan een verbetering van de zorg voor kinderen. In de zorg is het belangrijk om transparant te zijn naar de...Show morePlacebo-toepassingen als aanvulling of vervanging van een behandeling kunnen bijdragen aan een verbetering van de zorg voor kinderen. In de zorg is het belangrijk om transparant te zijn naar de patiënt over de behandeling. De mate van dit belang zou per leeftijdscategorie kunnen verschillen. Dit transparantieprincipe botst met bepaalde kenmerken van placebo toepassingen. Onderzoek naar de mening van ouders ontbreekt en is cruciaal voor de ontwikkeling van de zorg voor kinderen. Ouders worden namelijk betrokken in het maken van beslissingen voor en met hun kind. Met een cross-sectioneel vragenonderzoek werd data verzameld van tien ouders met kinderen (0-18 jaar) die een ziekenhuisbehandeling hebben gehad in het laatste jaar voor een chronische of acute reden. Ouders vonden het belangrijk dat er transparantie is naar het kind toe (M = 8.90, SD = 0.88 op een 0-10 schaal) en dit hing niet significant samen met leeftijd van het kind (p = .33). Verder was er geen verschil tussen de twee typen placebo-toepassing (behandelversterkend vs. behandelvervangend) wat betreft invloed op de verwachte transparantie (p = .70). Het blijkt dat er een grote variëteit is in de beoordeling van ouders betreffende de transparantie naar het kind bij het toevoegen van een placebo-toepassing die niet samenhangt met de reden van behandeling, chronisch of acuut, de leeftijd van het kind tijdens deze behandeling of het type placebo-toepassing. Er is meer onderzoek nodig om te kunnen bepalen of de bevindingen van dit onderzoek kunnen bijdragen aan de bereidheid om placebo-toepassingen toe te voegen in de zorg voor kinderen.Show less
Research master thesis | Psychology (research) (MSc)
closed access
Background: Information processing impairments are frequently observed in posttraumatic stress disorder (PTSD). Yet, the neurobiological underpinnings of these impairments are not well understood....Show moreBackground: Information processing impairments are frequently observed in posttraumatic stress disorder (PTSD). Yet, the neurobiological underpinnings of these impairments are not well understood. Mismatch negativity (MMN) is an event-related potential (ERP) that is thought to represent early sensory change detection. Previous electro-encephalography (EEG) studies on MMN in PTSD have revealed inconsistent results, with findings of both enhanced and reduced MMN amplitudes. Objective: We aimed to extend previous MMN findings to trauma-affected refugees, a PTSD population that often presents with complex, chronic, and severe forms of PTSD. Methods: We examined amplitudes and latencies of MMN in 25 refugees with PTSD and 20 healthy refugee controls matched on age, sex, and country of origin. We employed an MMN paradigm with three types of sound deviants: frequency, duration, and frequency-duration combined. Furthermore, associations between MMN amplitudes and clinical scores of PTSD and functioning were examined. Results: There were no significant differences in MMN amplitudes or latencies in PTSD versus control participants, following any of the deviants. Exploratory analyses revealed a significant sex-by-group interaction effect on MMN following the frequency-duration combined deviant, with enhanced MMN amplitudes in women with PTSD compared with controls. This pattern of findings was not found for the other deviants. Significant associations were found between MMN amplitudes and clinical scores in women only. Conclusion: Our findings point towards sex-differences in the underlying mechanisms of PTSD in refugees, highlighting the need of considering sex in future MMN studies.Show less