In de zestiende en zeventiende eeuw zijn er verschillende portretten gemaakt die de geportretteerde als geleerde in een studeervertrek weergeven. Op dergelijke portretten wordt gebruik gemaakt van...Show moreIn de zestiende en zeventiende eeuw zijn er verschillende portretten gemaakt die de geportretteerde als geleerde in een studeervertrek weergeven. Op dergelijke portretten wordt gebruik gemaakt van verschillende beeldelementen, zoals objecten en kostuums, die iets lijken te vertellen over de geportretteerde. Deze scriptie richt zich op de vraag op welke manier de verschillende beeldelementen op dergelijke portretten een narratief vormen over de geportretteerde en hoe deze betekenis verband houdt met de functie van de werken en de manier waarop de wetenschap in deze periode bedreven werd.Show less
Een kritische diversiteitsbenadering van het examenonderwerp “De burgerlijke cultuur van Nederland in de 17e eeuw” van kunst (algemeen) aan de hand van academische publicaties, een analyse van de...Show moreEen kritische diversiteitsbenadering van het examenonderwerp “De burgerlijke cultuur van Nederland in de 17e eeuw” van kunst (algemeen) aan de hand van academische publicaties, een analyse van de instructiemethodes voor het vak en een museale case study, het Frans Hals Museum.Show less
Onderzoek naar de Vier Oranjeprinsen van François Dieussart en hun functie in de dynastieke politiek van de Oranjes. Biografie van een beeldengroep: in marmer (in 1945 vernietigd) en de nog niet...Show moreOnderzoek naar de Vier Oranjeprinsen van François Dieussart en hun functie in de dynastieke politiek van de Oranjes. Biografie van een beeldengroep: in marmer (in 1945 vernietigd) en de nog niet eerder gepubliceerde duplicaten in zink (thans Huis ten Bosch)Show less
De bouwgeschiedenis van kasteel Maurick te Vught is bevlogen, maar nog nog nauwelijks onderzocht. Aan de hand van legerkaarten, topografische tekeningen, schilderijen, bouwkundige tekeningen, foto...Show moreDe bouwgeschiedenis van kasteel Maurick te Vught is bevlogen, maar nog nog nauwelijks onderzocht. Aan de hand van legerkaarten, topografische tekeningen, schilderijen, bouwkundige tekeningen, foto's en beschrijvingen worden de verschillende fases van dit gebouw verduidelijkt.Show less
Met deze scriptie wordt gepoogd een beeld te vormen van het uitzonderlijke Huis Kneuterdijk in de onderbelichte eerste honderd jaar sinds de bouw en met name het huis in 1816 aan het einde van de...Show moreMet deze scriptie wordt gepoogd een beeld te vormen van het uitzonderlijke Huis Kneuterdijk in de onderbelichte eerste honderd jaar sinds de bouw en met name het huis in 1816 aan het einde van de bewoning door de familie Van Wassenaer Obdam, waarbij zowel de architectuur en de opbouw van het huis en de relatie met de rest van het perceel en de omgeving uiteen worden gezet en het vaste en het losse interieur aan de hand van de inventaris uit 1816 worden voorgesteld.Show less
De scriptie ‘Anthonis Mor en zijn werk’ gaat in op de factoren die impact hebben gehad op de loopbaan van de schilder Anthonis Mor. Mor kreeg zijn opleiding in het atelier van Jan van Scorel (1495...Show moreDe scriptie ‘Anthonis Mor en zijn werk’ gaat in op de factoren die impact hebben gehad op de loopbaan van de schilder Anthonis Mor. Mor kreeg zijn opleiding in het atelier van Jan van Scorel (1495-1562) in Utrecht. In hoofdstuk twee wordt het werk van Jan van Scorel besproken en de betekenis die hij gehad kan hebben voor Anthonis Mor. Jan van Scorel beschikte over een groot netwerk. Hoofdstuk drie gaat in op dat netwerk en op de politieke omstandigheden in die tijd. Via de relaties van Jan van Scorel kwam Anthonis Mor in contact met het hof van Maria van Hongarije (1505-1558) en haar adviseur Antoine Perrenot de Granvelle (1517-1586). In feite begint dan zijn leven als portrettist. Meer dan tien jaar werkte hij voor de Habsburg familie en haar entourage. Hij werd schilder in dienst van Filips II (1527-1598). Hoofdstuk vier beschrijft de traditie van portretteren waar Anthonis Mor op voortbouwt. Het was belangrijk dat bepaalde beeldelementen in de portretten terugkwamen. Deze iconografie wordt besproken in hoofdstuk vijf. Het laatste hoofdstuk gaat in op de schildertechniek. De scriptie start met een beschrijving van het leven van Anthonis Mor. Deze beschrijving is meer een biografische schets omdat er in feite - buiten zijn werk - niet veel over hem bekend is.Show less
In de twintigste eeuw is gepoogd om textiel als kunstvorm te verheffen, te emanciperen, tot een aan de beeldende kunsten gelijkwaardige kunstvorm. Dit onderzoek onderscheidt de emancipatoire...Show moreIn de twintigste eeuw is gepoogd om textiel als kunstvorm te verheffen, te emanciperen, tot een aan de beeldende kunsten gelijkwaardige kunstvorm. Dit onderzoek onderscheidt de emancipatoire ontwikkeling van textiel als kunstvorm grofweg in drie essentiële fases. In de eerste fase, na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), werd gepoogd textiel te verheffen van ambacht tot toegepaste kunst. Met toegepaste kunst wordt hier de esthetische vormgeving van functionele kunstuitingen bedoeld. Na de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) richtte de tweede fase zich op de verheffing van toegepaste kunst tot beeldende kunst om in de derde fase een verheffing in te zetten van beeldende kunst tot autonome ruimtelijke kunst. Het Stedelijk Museum Amsterdam, dat in 1895 werd geopend, groeide in de twintigste eeuw uit tot een toonaangevend internationaal museum voor moderne en hedendaagse kunst en vormgeving. Textiel was een van de talrijke kunstvormen die het museum presenteerde, daarmee werd textiel in een brede context getoond. Het onderzoek heeft zich daarom gericht op het Stedelijk Museum als casus waarbinnen de twintigste-eeuwse emancipatie van textiel als kunstvorm onderzocht kan worden. De tentoonstellingen Het behang en het gordijn (1927), Textiel als Kunst (1956) en Perspectief in textiel (1969) vertellen samen het verhaal van de pogingen tot emancipatie van textiel als kunstvorm. Bij de tentoonstellingen hebben de organisatoren van de tentoonstellingen de emancipatie van textiel als kunstvorm gestimuleerd op verschillende manieren en met verschillende motieven.Show less
In deze thesis wordt de ontwikkeling van de Italiaanse plattelandsvilla onder Medici invloed uiteengezet. Dat gebeurt door middel van een studie naar de sociale, politieke en economische context...Show moreIn deze thesis wordt de ontwikkeling van de Italiaanse plattelandsvilla onder Medici invloed uiteengezet. Dat gebeurt door middel van een studie naar de sociale, politieke en economische context waarin de Italiaanse villa op het Florentijnse platteland ontstond en transformeerde. Na de beschrijving van die context wordt de praktijk geanalyseerd met behulp van drie casussen; de villa's van Petraia, Poggio a Caiano en Poggio Imperiale. Hierbij wordt uitvoerig gebruik gemaakt van literatuurstudie, analyse van archiefmateriaal evenals veld- en bouwkundige analyses.Show less
Het grafmonument van Dirk van Assendelft en Adriana van Nassau in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Breda - Samenvatting. Er is onduidelijkheid betreffende de kunstenaar die verantwoordelijk is voor het...Show moreHet grafmonument van Dirk van Assendelft en Adriana van Nassau in de Onze-Lieve-Vrouwekerk te Breda - Samenvatting. Er is onduidelijkheid betreffende de kunstenaar die verantwoordelijk is voor het ontwerp en uitvoeren van het grafmonument voor Dirk van Assendelft en Adriana van Nassau in de Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk te Breda. Aan de hand van een analyse van de compositie, de toegepaste ornamenten en de gebruikte materialen wordt onderzocht wat de naam van de beeldhouwer is. Het Van Assendelft epitaaf (1555) bevindt zich aan de noordzijde van het schip op de westelijke zijmuur van de voormalige kapel van St. Franciscus. De keuze om het epitaaf op de westelijke zijmuur te plaatsen is opmerkelijk, aangezien de kerkgangers er nu met hun rug naar toe zitten gedraaid. Opvallend is bovendien dat het Van Assendelft epitaaf vrij ver verwijderd van de andere grafmonumenten in de Grote Kerk, die zich in de kooromgang en Prinsenkapel bevinden, hangt. Het monument bestaat uit drie niveaus, die zich naar boven toe versmallen. Het valt gelijk op dat het epitaaf erg hoog hangt, waardoor de reliëfs op zowel de onderste als tweede laag niet goed tot hun recht komen. Bij een nadere beschouwing blijkt het epitaaf zelf vreemd in elkaar te zitten. In de onderste laag zijn de albasten figuren van Dirk van Assendelft (1498-1553) en Adriana van Nassau (1507- 1558) in knielende houding vormgegeven, waarbij opvalt dat beide echtelieden niet goed in de omlijstende nis van Baumberger steen lijken te passen (hetgeen in de hoofdstuk drie uitgelegd gaat worden). Ook het ontbreken van een stilistische eenheid in het monument komt hier ter sprake. Tenslotte is het grafmonument in zijn totaliteit niet geheel symmetrisch; aan de rechterzijde, waar het epitaaf tegen de buitenmuur ‘rust’, lijkt een deel te zijn weggehaald zodat het in de kapel ‘past’. Waarschijnlijk is het monument voor een andere plaats in de kerk bedoeld geweest, hetgeen in het laatste deel van de scriptie wordt toegelicht. Eveneens wordt er een, met argumenten onderbouwd, alternatief aangereikt voor de mogelijke locatie van het epitaaf in de Grote Kerk. In de literatuur wordt het grafmonument voor Van Assendelft door Hedicke, Van Wezel en Scholten aan Cornelis Floris (1514-1575) toegewezen. Huysmans geeft aan dat ze de door Hedicke gebruikte argumenten om het epitaaf voor Van Assendelft aan Floris toe te schrijven op te weinig argumenten vindt berusten. Zij vraagt zich af of het Van Assendelft epitaaf daadwerkelijk van zijn hand is aangezien er een probleem is ten aanzien van de eigenhandigheid van Floris’ werken, hetgeen ook speelt bij de kleinere, niet-gedocumenteerde epitafen. Het is eveneens mogelijk dat de ideeën van Floris zijn overgenomen door andere kunstenaars, die gebruik maakten van een in 1557 verschenen serie van ontwerpen, uitgegeven door H. Cock te Antwerpen, waar Cornelis Floris deel van uitmaakte. Om meer duidelijkheid te krijgen over de achterliggende gedachte om het epitaaf de huidige vormgeving te geven, luidt mijn onderzoeksvraag: Wat is de reden dat de albasten sculpturen van het epitaaf voor Dirk van Assendelft en zijn vrouw Adriana van Nassau in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Breda te groot zijn ten opzichte van de stenen nis? Welke kunstenaar heeft dit epitaaf ontworpen? Kan dit epitaaf aan het oeuvre van Cornelis Floris toegevoegd worden of is een andere kunstenaar, die op dat moment actief was in Breda, de beeldhouwer? Om te kunnen bepalen of de stilistische en compositorische karakteristieken van het werk van Cornelis Floris terug te zien zijn bij het epitaaf van Dirk van Assendelft en Adriana van Nassau wordt er van de gedocumenteerde werken van Floris een uitvoerige beschrijving en datering gegeven en vervolgens vergeleken met het epitaaf van Van Assendelft. Bovendien wordt er ingegaan op de betekenis van grafmonumenten in de late middeleeuwen en wordt er een beeld geschetst krijgen van de gememoreerden: Dirk van Assendelft en zijn vrouw Adriana van Nassau. Wat heeft hen bewogen om het oudtestamentische verhaal van de Koperen Slang te kiezen?Show less
Het meubel,- en interieurbedrijf Pander en Zonen was een bedrijf waar traditie en vakmanschap belangrijke begrippen waren. De producten van Pander werden in belangrijke mate geproduceerd in de...Show moreHet meubel,- en interieurbedrijf Pander en Zonen was een bedrijf waar traditie en vakmanschap belangrijke begrippen waren. De producten van Pander werden in belangrijke mate geproduceerd in de traditie van de late negentiende eeuw: houten meubelen voorzien van historiserende decoratie. Het bedrijf gaf een tijdschrift uit, dat de lezers moest overtuigen in de juiste smaakbeleving. Het blad werd uitgegeven vanaf het jaar 1928. Een aantal jaar daar voor was er een geheel ander meubelontwerp ontwikkeld en op de markt gekomen: het avant-garde buismeubel. Dit meubel zou volgens de belofte van de ontwerpers in vrijwel alles tegengesteld zijn aan de opvattingen van Pander. Deze avant-garde ontwerpen werden vervaardigd uit een ander materiaal, zonder decoratie en zouden op industriële en gestandaardiseerde wijze geproduceerd kunnen worden. Een deel van de clientèle van Pander was echter zeer geïnteresseerd in deze ontwerpen. Het tijdschrift Thuis geeft inzage hoe een traditioneel meubelbedrijf omging met de introductie van avant-garde ontwerpen en hoe de vernieuwingen een plaats kregen binnen de bestaande tradities.Show less
The banker and 'particulier' Daniel Franken Dz. (Amsterdam 1838-Le Vesinet 1898) seen in the light of his activities as an early art historian, collector, patron of the arts, co-founder of the...Show moreThe banker and 'particulier' Daniel Franken Dz. (Amsterdam 1838-Le Vesinet 1898) seen in the light of his activities as an early art historian, collector, patron of the arts, co-founder of the societies KOG and Vereniging Rembrandt and generous donator of the Rijksmuseum.Show less
Het doel van deze scriptie is om inzicht te krijgen in het gebruik van het concept van het Gesamtkunstwerk als presentatiemodel in Museum Boijmans Van Beuningen. Dit is aan de hand van het...Show moreHet doel van deze scriptie is om inzicht te krijgen in het gebruik van het concept van het Gesamtkunstwerk als presentatiemodel in Museum Boijmans Van Beuningen. Dit is aan de hand van het museumgebouw, de collectie, de visie van de museumdirecteur en de collectiepresentaties In scène gezet en Magritte ontmoet de collectie onderzocht. Met een museumdirecteur die het Gesamtkunstwerk een goed voorbeeld vindt van waar je als museum naar zou kunnen streven, is het niet verwonderlijk dat naast een aanzet hiertoe in de huidige tentoonstellingspraktijk we dit ook terugzien in de toekomstplannen van het museum. Het Gesamtkunstwerk is geen eenduidig of vastgesteld concept, maar eerder een evoluerend concept. Met de theorie van Richard Wagner (1813-1883) als uitgangspunt is het concept uitgewerkt tot een model dat ook toegepast kan worden op museumpresentaties. De scenografische tentoonstelling is een van de belangrijke recente ontwikkelingen binnen musea. Het creëert een multidisciplinaire enscenering dat meer op het proces dan het eindproduct is gericht en die wordt ervaren als een totaalervaring. Scenografie heeft veel overeenkomsten met het Gesamtkunstwerk en lijkt een zeer doeltreffende methode voor het benaderen van het Gesamtkunstwerk in de tentoonstellingspraktijk.Show less
This thesis explores the sustainability of the transformation of industrial heritage sites in the Netherlands. Firstly it discusses the rise of appreciation of industrial sites and the rise of...Show moreThis thesis explores the sustainability of the transformation of industrial heritage sites in the Netherlands. Firstly it discusses the rise of appreciation of industrial sites and the rise of attention towards sustainability in the construction sector. Furthermore this thesis analyses the transformation of three industrial sites in the Netherlands. It explores the cultural history of the sites and finally analysis the sustainability of the transformation of these sites. The focus is laid on the use of materials. The classification of NIBE (Nederlands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie) is used as a tool to examine the sustainability of the materials.Show less
Jan van Scorel stelde Maria Magdalena rond 1530 voor met exotische doeken als accessoire, terwijl dit voorheen en daarna niet gedaan werd. Het onderzoek richt zich op de redenen die de schilder...Show moreJan van Scorel stelde Maria Magdalena rond 1530 voor met exotische doeken als accessoire, terwijl dit voorheen en daarna niet gedaan werd. Het onderzoek richt zich op de redenen die de schilder hiervoor had.Show less