Deze masterscriptie heeft onderzocht hoe de drie regionaal-neutrale kranten de Haagsche Courant, het Nieuwsblad van het Noorden en het Rotterdamsch Nieuwsblad schreven over de opkomst van nazi...Show moreDeze masterscriptie heeft onderzocht hoe de drie regionaal-neutrale kranten de Haagsche Courant, het Nieuwsblad van het Noorden en het Rotterdamsch Nieuwsblad schreven over de opkomst van nazi-Duitsland vanaf het moment dat Hitler aan de macht kwam in januari 1933 tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in september 1939. De historiografie heeft zich vooral op de verzuilde kranten gericht, maar deze studie legt de aandacht op de onderbelichte groep van neutrale kranten. De onderwerpen gaan onder meer over of de kranten op de hoogte waren van Hitlers oorlogsplannen en of de dagbladen de Jodenvervolgingen afkeurden.Show less
Dit onderzoek heeft de Nederlandse publieke opinie ten opzichte van de annexatie van Duits grondgebied na de Tweede Wereldoorlog uiteengezet. Er wordt gebruik gemaakt van een indeling in zeven...Show moreDit onderzoek heeft de Nederlandse publieke opinie ten opzichte van de annexatie van Duits grondgebied na de Tweede Wereldoorlog uiteengezet. Er wordt gebruik gemaakt van een indeling in zeven verschillende categorieën argumenten waar alle gebruikte argumenten van de voor- en tegenstanders onder kunnen worden gebracht. Dit onderzoek naar publieke opinie is een concrete aanvulling op de huidige literatuur die zich voornamelijk richt op de nationale en internationale politieke ontwikkelingen rondom de annexatie.Show less
Aan de hand van een onderzoek naar de werkzaamheden van de Commissie Jansen, een geheime staatscommissie die Nederland voor moest bereiden op een Russische invasie en bezetting, wordt in deze...Show moreAan de hand van een onderzoek naar de werkzaamheden van de Commissie Jansen, een geheime staatscommissie die Nederland voor moest bereiden op een Russische invasie en bezetting, wordt in deze scriptie bepaald hoe serieus de Nederlandse regering de militaire dreiging van de Sovjet-Unie tussen 1949 en 1956 daadwerkelijk nam.Show less
This thesis analyses British Holocaust memorialization from the 1980s to today, through case studies on the Hyde Park Holocaust Memorial, the Holocaust Exhibition at the Imperial War Museum and the...Show moreThis thesis analyses British Holocaust memorialization from the 1980s to today, through case studies on the Hyde Park Holocaust Memorial, the Holocaust Exhibition at the Imperial War Museum and the Holocaust Memorial and Learning Centre. This thesis shows how the concept of the Holocaust evolved from being relatively ignored, to being a key subject in twentieth century British history. The first hypothesis underlying this research is that whereas earlier attempts at British Holocaust memorialization predominantly focused on the historical uniqueness of the genocide, later initiatives place greater emphasis on its universal significance. This hypothesis is confirmed by the three case studies. After the end of the Cold War the universal lessons of the Holocaust are increasingly addressed, visible in the Holocaust exhibition in the IWM and the Holocaust Memorial and Learning Centre. Nevertheless, the uniqueness of the Holocaust remains important in all three of the case studies. The second hypothesis reads that whereas earlier attempts at British Holocaust memorialization tend to lack critical self-reflection, later initiatives show more willingness to explore Britain’s sense of guilt. The two latest initiatives, both created after 1989, do address the more negative aspects of Britain’s role in the war. Yet, the hypothesis cannot be confirmed for a greater willingness to explore these controversial issues does not seem to be present. Rather, the third initiative seems to prioritize the traditional heroic story of Britain’s relation to the Holocaust. Scholarship on Holocaust memory in Britain has evolved into a field in its own right, with key contributions of Tony Kushner, Andy Pearce, Dan Stone and David Cesarani. The field is intrinsically interdisciplinary, therefore this thesis necessarily draws upon literature from the fields of British History, Cultural Studies and Memory Studies. It builds upon primary material kept by the Imperial War Museum Archive and the London Metropolitan Archive, as well as materials found online and in the libraries of the University of Leiden and the University of Oxford.Show less
De leiders van verschillende nationaalsocialistische partijen in Noordwest-Europa collaboreerden, tijdens de Tweede Wereldoorlog, met de Duitse bezetter in de hoop om hun eigen doelen te...Show moreDe leiders van verschillende nationaalsocialistische partijen in Noordwest-Europa collaboreerden, tijdens de Tweede Wereldoorlog, met de Duitse bezetter in de hoop om hun eigen doelen te verwezenlijken. Meestal kwamen deze doelen niet overeen met de doelstellingen van het Duitse bezettingsbestuur. Deze scriptie gaat in op dit probleem en onderzoekt in hoeverre de wijze waarop de NSB een machtspositie probeerde te verwezenlijken afweek van die van andere nationaalsocialistische partijen in landen als Denemarken, Noorwegen en België.Show less
Een analyse van de vijandigheid tussen Nederland en Duitsland rondom de voetbalwedstrijden in de tweede helft van de 20ste eeuw, zoals naar voren is gekomen uit enkele Nederlandse dagbladen (Trouw,...Show moreEen analyse van de vijandigheid tussen Nederland en Duitsland rondom de voetbalwedstrijden in de tweede helft van de 20ste eeuw, zoals naar voren is gekomen uit enkele Nederlandse dagbladen (Trouw, Parool, Volkskrant en Telegraaf).Show less
De film Schindler's List, geregisseerd door Steven Spielberg, vormde een hoogtepunt in het debat rondom Holocaustrepresentatie. Mocht de Holocaust op een dergelijke manier verbeeld worden en zo...Show moreDe film Schindler's List, geregisseerd door Steven Spielberg, vormde een hoogtepunt in het debat rondom Holocaustrepresentatie. Mocht de Holocaust op een dergelijke manier verbeeld worden en zo niet, hoe moest dat dan wel gebeuren? Deze scriptie heeft als doel te kijken hoe de film ontvangen werd door de Nederlandse geschreven pers, of en hoe men over de film discussieerde en welk standpunt de Nederlandse pers innam binnen het internationale debat.Show less
In de literatuur komt het beeld naar voren dat de eerste decennia na de oorlog de niet-joodse Nederlanders hun doden, zoals de gesneuvelde militairen en de verzetshelden herdachten en dat ze geen...Show moreIn de literatuur komt het beeld naar voren dat de eerste decennia na de oorlog de niet-joodse Nederlanders hun doden, zoals de gesneuvelde militairen en de verzetshelden herdachten en dat ze geen oog hadden voor de herdenking van de slachtoffers van de jodenvervolging. Als er sprake was van een vroege herdenking van de jodenvervolging, dan stonden de redders centraal, zoals bij het beeld van Joodse dankbaarheid of de Dokwerker. Pas in de jaren ’60 zou er veel meer aandacht komen voor de herdenking van joodse slachtoffers van de jodenvervolging door niet-joodse Nederlanders. In Amsterdam lagen de zaken toch wat anders. Ook bij niet-joodse Nederlanders was al vanaf een vroeg stadium oog voor de herdenking van de joodse slachtoffers uit de oorlog. Dit zien we met name bij de Hollandse Schouwburg. Vanaf het eerste moment werkten joodse en niet-joodse Nederlanders samen om de Hollandse Schouwburg een waardige bestemming te geven. De aankoopkosten en de verwachte verbouwingskosten van de Hollandse Schouwburg waren hoger dan welk oorlogsgerelateerd herdenkingsmonument in die tijd dan ook. Ondanks de hoge aankoopkosten werd de actie voor de aankoop van de Hollandse Schouwburg één van de succesvolste inzamelingen ten behoeve van een oorlogsmonument in Nederland. Dit kwam omdat de inzamelingsactie was gericht op het hele Nederlandse volk, die gesteund werd door alle belangrijke maatschappelijke groeperingen die er op dat moment in Nederland waren. Voor sommige leden van het comité Hollandse Schouwburg was geld geven voor de Hollandse Schouwburg zelfs een ereplicht. De zoektocht naar een economisch verantwoorde en tegelijkertijd waardige bestemming voor de Hollandse Schouwburg duurde vanaf de overdracht door het comité aan de gemeente Amsterdam in 1950 enkele jaren. B&W had de intentie om een goede bestemming te vinden voor de Hollandse Schouwburg en wilde de verplichting die het was aangegaan graag inlossen. In 1953 kwam B&W dan ook met een goed doordacht plan, waarbij zij bereid was veel geld te investeren in restauratie van de Hollandse Schouwburg. De bedoeling van dit plan was dat de staat Israël de Hollandse Schouwburg zou gaan gebruiken voor allerlei culturele activiteiten en de Hollandse schouwburg een levend monument zou worden. Het is verbazingwekkend om te ontdekken dat ondanks het overleg dat er geweest was met belangrijkste vertegenwoordigers uit de joodse gemeenschap een flink deel van de Amsterdamse joden tegen de herdenking, middels dit Israëlplan is. De orthodoxe joden wilden niet meer aan deze plek herinnerd worden en zagen liever dat de gemeente Amsterdam een goed bod deed op de synagogen aan het D.J. Meijerplein. Voor hen waren de synagogen het belangrijkste monument. De zionisten keerden zich tegen de Hollandse Schouwburg, omdat ze vonden dat de staat Israël geen geld moest investeren in Nederlandse doelen. Zij hadden in de persoon van de redacteur van het NIW grote invloed op de publieke opinie. Ondanks een grote meerderheid voor het Israëlplan in de gemeenteraad van Amsterdam trok de staat Israël zich onder de indruk van het protest terug. De Hollandse Schouwburg had het in zich om één van de vroegste nationale monumenten met betrekking tot de jodenvervolging te worden, maar door allerlei verklaarbare omstandigheden was de officiële onthulling tot herdenkingsmonument pas in 1962. De Hollandse Schouwburg moet niet gezien worden als een uitzondering op de regel in de vroege herdenkingscultuur. Het monument is er voor ruim 60.000 Amsterdamse joden en representeert daarmee de herdenking van het grootste deel van de omgekomen joodse gemeenschap in heel Nederland. Het monument heeft dan ook een veel grotere statuur dan het vaak krijgt toebedeeld. In het publieke debat van de vijftiger jaren in Amsterdam kwam ook de herdenking van de jodenvervolging aan bod. Een bijdrage daaraan leverde Prof. Dr. W.M. Woerdeman, die in 1954 in een adres aan de raad, namens meer dan honderd prominente Amsterdammers, vroeg om de naamsverandering van De Weteringcircuit in het Spinozaplein, om daarmee de massamoord op tienduizenden stadgenoten te herdenken. Het uitgebreide debat in de gemeenteraad leidde tot de belofte van de gemeenteraad om een apart monument voor de omgekomen joodse stadgenoten voor te stellen. Ook bij de actie tot het behoud van het Anne Frankhuis waren prominente Amsterdammers actief. Naast de Hollandse Schouwburg zijn er nog een aantal vroege monumenten in Amsterdam, waarbij niet-joodse Nederlanders actief waren. Met name de herdenking op de openbare scholen valt op. Op een aantal openbare scholen waar tijdens de oorlogsjaren een groot aantal leerlingen van joodse afkomst zaten, werd na de oorlog een herdenkingsplaat onthuld. Opmerkelijk is de herdenkingscultuur op het Amsterdams Lyceum die pal na de oorlog ontstond en voort duurt tot op de dag van vandaag. De belangrijkste vooroorlogse beroepsgroepen, zoals de diamantbewerkers en de straatventers, werden met aparte gedenkplaten of kleine monumenten herdacht. Bij sommige herdenkingen was een jubileum de aanleiding om een herdenkingsplechtigheid te organiseren, zoals het monument voor de markthandelaren uit 1959. Het bestaande beeld over de vroege herdenkingscultuur in Amsterdam moet enigszins genuanceerd worden. Een herwaardering van het monument De Hollandse Schouwburg is nodig. De Hollandse Schouwburg, maar ook de ander vroege herdenkingsinitiatieven, moeten de waardering krijgen die het verdiend. Er was in Amsterdam een groep niet-joodse Nederlanders die in de periode tussen 1945 en 1965 een belangrijke bijdrage leverde aan de vroege herdenking van de omgekomen joodse Nederlanders.Show less
Vanwege de groeiende onvrede over het functioneren van de Nederlandse democratie begonnen drie politieke partijen midden jaren zestig na te denken over manieren om het evenredige kiesstelsel te...Show moreVanwege de groeiende onvrede over het functioneren van de Nederlandse democratie begonnen drie politieke partijen midden jaren zestig na te denken over manieren om het evenredige kiesstelsel te hervormen. De kiezer invloed geven op de regeringsvorming werd daarbij het uitgangspunt. Men trachtte dit onder meer te bereiken door voor de verkiezingen al een regeerakkoord te sluiten. Dit onderhandelingsresultaat, ook wel het stembusakkoord genoemd, legde de deelnemende partijen, te weten de PvdA, D’66 en PPR, dan aan de kiezer voor. Ondanks dat het instrument de partijen gezamenlijk winst bracht bij de Kamerverkiezingen van ’71 en ’72, raakte het stembusakkoord nadien in de vergetelheid.Show less