Deze scriptie tracht de factoren te achterhalen die het verschil verklaren in het buitenlands beleid van de kleine Golfstaten ten aanzien van de Syrische burgeroorlog. De verwachting is dat de...Show moreDeze scriptie tracht de factoren te achterhalen die het verschil verklaren in het buitenlands beleid van de kleine Golfstaten ten aanzien van de Syrische burgeroorlog. De verwachting is dat de verschillen tussen deze staten met betrekking tot de verhouding van het aantal buitenlanders tot de lokale bevolking, evenals de verhouding tussen religieuze bevolkingsgroepen, hebben geresulteerd in een verschil in het buitenlands beleid ten aanzien van het Syrische conflict. De bevindingen tonen aan dat zowel de relatie tussen religieuze bevolkingsgroepen als de relatieve machtsverhoudingen ten opzichte van andere staten een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de verschillen in het buitenlands beleid van de kleine Golfstaten jegens Syrië.Show less
In de gehele Europese Unie klinkt de roep om een transparanter besluitvormingsproces van diezelfde Unie. Juist de invloed van een van de belangrijkste lobbyorganisaties in Europa blijft...Show moreIn de gehele Europese Unie klinkt de roep om een transparanter besluitvormingsproces van diezelfde Unie. Juist de invloed van een van de belangrijkste lobbyorganisaties in Europa blijft onderbelicht, namelijk de invloed vanuit de katholieke kerk op het Europees Parlement. Artikel 17 van het Verdrag van Lissabon regelt dat kerken een belangrijke partner zijn in de dialoog met Europese instituties. Het onderzoek wat reeds is uitgevoerd naar deze lobbyorganisaties gaat met name in op de lobby in de Europese Commissie en niet op het Europese Parlement. In deze scriptie ligt derhalve de focus op de vraag of er sprake is van invloed vanuit de katholieke kerk op het Europees Parlement en in hoeverre deze invloed geïnstitutionaliseerd is. De dataverzameling en data-analyse zijn uitgevoerd door middel van kwalitatieve inhoudsanalyse. Gedurende het onderzoek werd gefocust op twee organisaties die namens de katholieke kerk belangen behartigen bij de Europese instellingen, namelijk COMECE en JESC/OCIPE. De meest opvallende conclusie is dat er slechts bij COMECE kan worden gesproken van een geïnstitutionaliseerde verhouding tussen het Europees Parlement en deze organisaties. In het geval van JESC/OCIPE is dit niet met zekerheid vast te stellen.Show less
Op basis van economische modellen zijn duidelijke verschillen zichtbaar in de economische strategie van de vijf kleine Afrikaanse eilandstaten. De Comoren, Kaapverdië en STP hebben een MIRAB status...Show moreOp basis van economische modellen zijn duidelijke verschillen zichtbaar in de economische strategie van de vijf kleine Afrikaanse eilandstaten. De Comoren, Kaapverdië en STP hebben een MIRAB status (waarbij Kaapverdië is begonnen aan een transitie en nu ook wel gezien wordt als een TOURAB land) Mauritius en de Seychellen hebben beide een combinatie van zowel het PROFIT als het SITE model toegepast. Om de verschillen beter inzichtelijk te maken is in dit onderzoek specifiek gekeken naar drie verwachtingen: 1) de kleine Afrikaanse eilandstaten die (veel) investeren in human capital zullen meer economische groei genereren dan de kleine eilandstaten die primair investeren in landbouw, 2) de kleine Afrikaanse eilandstaten met een ontwikkelde toerismesector zullen economisch succesvoller zijn dan de kleine eilandstaten die dit niet hebben, en 3) de kleine Afrikaanse eilandstaten die sinds de onafhankelijkheid een overwegend stabiel politiek systeem kennen zullen economisch beter presteren dan de kleine Afrikaanse eilandstaten die sinds de onafhankelijkheid veel politieke instabiliteit hebben gekend.Show less
De International Commission against the Death Penalty (ICDP) is een organisatie die gericht is op de afschaffing van de doodstraf wereldwijd. Omdat deze organisatie pas in 2010 is opgericht, is er...Show moreDe International Commission against the Death Penalty (ICDP) is een organisatie die gericht is op de afschaffing van de doodstraf wereldwijd. Omdat deze organisatie pas in 2010 is opgericht, is er nog geen wetenschappelijk onderzoek naar gedaan, zoals wel is gedaan voor andere norm advocates (normbepleiters) die afschaffing van de doodstraf als norm willen verspreiden (McGann en Sandholtz 2012, 276-7). De onderzoeksvraag van deze scriptie is exploratief en beschrijvend en luidt: welke tactieken gebruikt de ICDP als normbepleiter om invloed uit te oefenen op de verspreiding van de afschaffing van de doodstraf als norm? Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden wordt onder meer gebruik gemaakt van twee modellen: het norm life cycle model van Finnemore en Sikkink (1998) en het spiral model van Risse en Sikkink (1999). Tevens dienen de werken van Keck en Sikkink (1998; 1999) als basis voor het onderzoek naar de overtuigingstactieken die de ICDP gebruikt, omdat hierin wordt omschreven welke tactieken door normbepleiters zoal gebruikt worden. De methoden die gebruikt zijn ter beantwoording van de onderzoeksvraag zijn een inhoudsanalyse en een interview. De inhoudsanalyses omvatten documenten van de ICDP en artikelen uit de media betreffende de ICDP. Het interview is gedaan met de Secretary General (SG) van de ICDP, onder andere ter verificatie van de resultaten van de inhoudsanalyses. Uiteindelijk blijkt hoe de tactieken gespreid zijn bij de ICDP: information politics is de meest gebruikte tactiek, gevolgd door leverage en symbolic politics. De minst gebruikte tactiek is accountability politics. Tot slot zijn enkele kanttekeningen gezet bij de generaliseerbaarheid van de resultaten.Show less
Sociaal constructivisten stellen dat niet-statelijke actoren een belangrijke rol spelen in de internationale politiek. Veel onderzoeken stellen vooral dat niet-statelijke actoren en normen in de...Show moreSociaal constructivisten stellen dat niet-statelijke actoren een belangrijke rol spelen in de internationale politiek. Veel onderzoeken stellen vooral dat niet-statelijke actoren en normen in de internationale betrekkingen ertoe doen. Maar er is lange tijd te weinig aandacht geweest voor de hoe-vraag, hoe voeren niet-statelijke actoren hun macht uit. Deze scriptie onderzoekt juist deze vraag, het doet onderzoek naar hoe niet-statelijke actoren trachten staten te overtuigen van de door hen gestelde internationale normen. Om de hoe-vraag te onderzoeken is de casus van UNAIDS genomen, misschien wel de grootste speler in het veld van HIV/AIDS problematiek. Hoe niet-statelijke actoren trachten staten te overtuigen is onderzocht aan de hand van een combinatie van de typologieën van Keck en Sikkink (1998), Arts (2003) en Boström en Hallström (2010). Met deze typologieën zijn content analyses van zes verschillende UNAIDS toespraken uitgevoerd. Deze toespraken zijn uitgesproken door de directeur en tevens onderdirecteur van de Verenigde Naties Michel Sidibé. Wat vooral naar voren komt is dat UNAIDS gebruik maakt van informatie politiek in de verschillende toespraken. Opvallend is bij de gebruikte tactieken dat UNAIDS als niet-statelijke actor een geldbedrag geeft aan een andere niet-statelijke actor om deze actor te helpen bij het verspreiden van de Getting to Zero norm.Show less
Normen kunnen zowel voor staten als voor bedrijven gelden. Of het socialisatieproces van normen voor deze verschillende actoren op een vergelijkbare wijze optreedt, wordt in deze scriptie...Show moreNormen kunnen zowel voor staten als voor bedrijven gelden. Of het socialisatieproces van normen voor deze verschillende actoren op een vergelijkbare wijze optreedt, wordt in deze scriptie onderzocht. Hoe normen zich over staten verspreiden, wordt beschreven door het life cycle model van Finnemore en Sikkink (1998). Of dit model ook toepasbaar is op bedrijven is nog niet duidelijk. Een belangrijk moment in het life cycle model is het omslagpunt, waarna zich een stroomversnelling voordoet. In deze scriptie wordt onderzocht of er bij het socialisatieproces van normen voor bedrijven ook een omslagpunt is aan te wijzen, waarna een stroomversnelling plaatsvindt. Hiertoe is een onderzoek gedaan naar het aantal afgegeven certificaten aan visserijen door een private internationale regulatieorganisatie, namelijk de Marine Stewardship Council (MSC). Het verkrijgen van een duurzaamheidcertificaat wordt hier gezien als het voldoen aan de door de organisatie gestelde norm. Het aantal door de MSC afgegeven certificaten en de productiehoeveelheid worden afgezet tegen de tijd. Hieruit blijkt dat er een stroomversnelling lijkt plaats te vinden. Uit verdere analyse blijkt dat typische bedrijfskundige factoren als de concurrentiepositie van bedrijven en de werking van vraag en aanbod een rol lijken te spelen. Waar een stroomversnelling bij staten niet optreedt als minder dan een derde van de staten de norm accepteert, kan dit bij bedrijven wel gebeuren. Hoewel er bij deze casusstudie wel sprake is van een omslagpunt en een stoomversnelling, zijn er dus ook verschillen met het proces van normverspreiding over staten.Show less
NGO´s maken vaak gebruik van andere actoren (bondgenoten) om via een indirecte manier invloed uit te oefenen op staten die normafwijkend gedrag vertonen, omdat hun eigen machtsmiddelen om de staat...Show moreNGO´s maken vaak gebruik van andere actoren (bondgenoten) om via een indirecte manier invloed uit te oefenen op staten die normafwijkend gedrag vertonen, omdat hun eigen machtsmiddelen om de staat direct te beïnvloeden ineffectief zijn. Dit fenomeen wordt het boemerangpatroon genoemd (Keck en Sikkink 1998). De onderzoeksvraag is wat voor soorten tactieken NGO´s gebruiken tegenover potentiele bondgenoten om deze te motiveren hun eigen machtsmiddelen in te zetten tegen de doelstaat. Bestaand onderzoek lijkt te suggereren dat het type actor bepalend is voor de gebruikte tactiek. Aan de hand van data van Human Rights Watch (HRW) over de casus van Soedan in de periode 2003-2013 worden deze vragen onderzocht. In deze periode was er in Soedan sprake van onder andere genocide en etnische zuiveringen. HRW stuurde met betrekking tot deze norm en casus 88 brieven aan diverse internationale actoren die door middel van een kwalitatieve inhoudsanalyse bestudeerd zijn op het gebruik van tactieken door HRW. De belangrijkste tactieken bleken de verspreiding van politiek relevante informatie en het openbaar maken van de inconsistentie tussen eerder gemaakte verplichtingen en daadwerkelijk gedrag. Respectievelijk kan geconcludeerd worden dat wel of niet handelen door de bondgenoot in het eerste geval een functie van informatieschaarste is en in het tweede geval een functie van de consequenties als gevolg van schade aan reputatie en imago. Het type actor bleek in mindere mate van belang voor het gebruik van een bepaalde tactiek. De gebruikte tactiek bleek afhankelijk te zijn van de mate waarin de bondgenoot de norm geaccepteerd had.Show less
The research question this thesis poses is: By what means do small states, as opposed to great powers, contribute to international mediation? The examination of two cases has suggested that a small...Show moreThe research question this thesis poses is: By what means do small states, as opposed to great powers, contribute to international mediation? The examination of two cases has suggested that a small state can contribute to international mediation by presenting itself as a neutral third party that lacks any strategic interests in the conflict and can provide a neutral physical location for peace talks, and by using established links with the conflicting parties, to become more easily accepted as mediator by conflicting parties than a great power mediator. The case studies also suggest that small states might be able to achieve significant progress during the mediation process by using a confidence-building strategy, although this does not necessarily lead to the effective addressing of the root causes of the conflict and successful resolution of the conflict. Although the theory on small states in international mediation suggests that the combination of mediation efforts by a small state and a great power might lead to a more successful mediation outcome, the Israeli-Palestinian case did not provide any evidence for the use of a ‘division of labour’-strategy, although indirect support for Norway’s mediation efforts from the US was important.Show less