Als gevolg van privatisering zijn hybride organisaties ontstaan, dit zijn organisaties met een publiek doel maar een private grondslag. In deze organisaties kunnen verschillende institutionele...Show moreAls gevolg van privatisering zijn hybride organisaties ontstaan, dit zijn organisaties met een publiek doel maar een private grondslag. In deze organisaties kunnen verschillende institutionele logica’s heersen, verschillende waardenstelsels. Als gevolg hiervan wordt in de literatuur twijfels getrokken bij de mate waarin publieke waarden geborgd kunnen worden bij een te grote nadruk op private waarden. De woningcorporatiemarkt staat onder druk. Aedes, de branchevereniging, en de Autoriteit Woningcorporaties spreken hun zorgen uit over de mate waarin corporaties hun publieke doel kunnen blijven volbrengen. Gekeken vanuit de 'social welfare logic' en de 'commercial logic' wordt in dit onderzoek lering getrokken hoe woningcorporaties omgaan met publieke en private waardestelsels bij hun strategie bepaling. Aandacht wordt gegeven aan de mogelijke gevolgen van concurrerende logica waarbij als tegenhanger een sterke bedrijfsidentiteit is gevonden. Daarnaast wordt onderzocht of participerende of niet-participerende discourses worden ingezet als afstemmingsvormen in de twee case-studies.Show less
Nederland kent een groep mensen met complexe problemenen die veelal verschillende levensgebieden (huisvesting, schulden en delictgedrag) beslaan en verschillende domeinen doorkruisen zoals zorg en...Show moreNederland kent een groep mensen met complexe problemenen die veelal verschillende levensgebieden (huisvesting, schulden en delictgedrag) beslaan en verschillende domeinen doorkruisen zoals zorg en veiligheid. Het Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden (ZVHH), is een brede netwerkorganisatie waar justitiële, bestuurlijke en zorgorganisaties onder regie samenwerken om deze problematiek integraal aan te pakken. De wetenschappelijke literatuur erkent de voordelen van dergelijke netwerkorganisaties maar signaleert ook een dilemma. Hoe meet je prestaties en leg je vervolgens op gedegen manier verantwoording af als netwerk? Het onderzoek richt zich op dit vraagstuk aan de hand van de centrale onderzoeksvraag: welke voorwaarden zijn bepalend voor het met succes kunnen doorvoeren van een systeem van verantwoording c.q. accountability en prestatiemanagement binnen het Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden als onderdeel van een bredere netwerkorganisatie? Om optimale resultaten vanuit een netwerk te behalen en verantwoording te kunnen afleggen, introduceren Goldsmith en Eggers (2004) een complex framework van strategieën. Voor het onderzoek werd dit verrijkt met de ontwerpprincipes van De Bruijn (2006) om ook recht te doen aan het spanningsveld tussen bestuur en de uitvoering van publieke organisaties. Aan de hand van interviews en deskresearch werd, als maat voor de effectiviteit van het ZVHH, onderzocht hoe de onderdelen van het model met elkaar samenhangen en in hoeverre zij in balans zijn. Uit het onderzoek bleek dat de ‘zachte’ onderdelen gedeelde doelen, waarden, vertrouwen en change management sterker vertegenwoordigd waren dan de harde onderdelen incentives, risicodeling en prestatiemanagement. Hier komt bij dat change management vooral terugkomt in beleidsstukken en in mindere mate door de uitvoering wordt ervaren. Op bestuurlijk niveau is deze disbalans misschien niet problematisch maar in de uitvoering hebben professionals hier wel degelijk last van omdat organisatiedoelen en waarden op casusniveau ook kunnen botsen. De aanbevelingen richten zich enerzijds op het vergroten van het mandaat van het stafteam als beheerder (integrator) van het netwerk zodat zij de samenhang tussen de componenten van het framework en het lerende vermogen van het netwerk kan vergroten (change management). Anderzijds dient er meer balans te komende door de ‘harde’ componenten van het framework te versterken. Het advies is om hiervoor concrete resultaatgerichte prestatieafspraken met de verschillende netwerkpartners te maken en deze prestaties zorgvuldig te meten.Show less
Om de netwerkeffectiviteit van het Combiteam te onderzoeken wordt er een casus vergelijking gedaan met een meer adhoc netwerksamenwerking die de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie...Show moreOm de netwerkeffectiviteit van het Combiteam te onderzoeken wordt er een casus vergelijking gedaan met een meer adhoc netwerksamenwerking die de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT-IOD) heeft. Het doel van dit onderzoek is uitspraken te doen over de effectiviteit van twee Nederlandse veiligheidsnetwerken die zich bezighouden met financieel rechercheren, om georganiseerde criminaliteit aan te pakken door zich te focussen op het afpakken van crimineel geld en/ of aanpak van witwassen. Waarbij de effectiviteit iets zegt over de mate waarin het netwerk publieke waarde creëert volgens de kenmerken (indicatoren) van het model van Mark Moore (1995, 2003). De centrale onderzoeksvraag luidt: Welke verklarende factoren zijn bepalend voor de netwerkeffectiviteit van veiligheidsnetwerken die verband houden met financieel rechercheren? Er zijn drie verschillende ideaaltypische aansturingsvormen van netwerksamenwerkingen te definiëren (Provan & Kenis, 2008), met ieder een eigen ‘set’ van netwerkkenmerken t.a.v. onderling vertrouwen, doelconsensus en publieke waarde: 1. Zelfregulerend netwerk: een gezamenlijke aansturing door een meerderheid van netwerkleden; 2. Leidersorganisatie netwerk: een aansturing door één of twee leidende organisaties; 3. Netwerk Administratieve Organisatie (NAO ): Een aansturing door een afzonderlijke netwerkmanager die feitelijk een belangrijke functie heeft in de koersbepaling van het gehele netwerk. Voor de publieke waarde (Public Value) bepaling is de strategische driehoek van Mark Moore (1995) gebruikt. In dit model moet de publieke bestuurder afstemming zoeken tussen organisatorische capaciteit, legitimiteit en publieke waarde om tot waardecreatie te komen (Moore, 2013). De verwachting is, dat een grotere mate van aansluiting tussen de netwerkindicatoren en de gekozen netwerkvorm zal leiden tot een hogere publieke waarde. Het Combiteam lijkt hiervoor de beste randvoorwaarden te bieden gelet op het structurele karakter van de samenwerking. Voor het toetsten van de verwachting zijn de volgende kernvragen geformuleerd: • In welke mate komen de netwerkkenmerken overeen met de ideaaltypische organisatievorm van Provan en Kenis? • Kan er een algemene uitspraak gedaan worden over de onderzochte netwerken op de Public Value Score (PVS)? De combinatie van de PVS en de correlatie tussen organisatievorm en netwerkkenmerken levert dan verklarende factoren voor de mate van effectiviteit. De uitvoering van het onderzoek bestaat uit documenten-analyse, literatuuronderzoek en interviews. De 1e deelconclusie voor beide netwerken is dat ze beide over voldoende operationele capaciteit beschikken om hun taken uit te voeren. Beide netwerken hebben in hun missie en visie statement strategische doelen geformuleerd die de publieke waarde moeten bevorderen. Echter, vastgesteld kan worden dat beide netwerken meer op kwantitatieve doelstellingen gefocust zijn en hierop ook beoordeeld (willen) worden door de externe actoren. Hiermee raakt dit de reikwijdte van de output van het netwerk. Door zich te focussen op alleen de kwantitatieve doelstellingen is er sprake van een aanpak die meer op incidenten berust voor de korte termijn dan op een groter systemische aanpak gericht op de langere termijn. Een 2e deelconclusie is dat bij casus 1 (Combiteam) netwerkkenmerken en netwerkvorm iets meer in balans lijken dan bij casus 2 (ILT-IOD). Het Combiteam functioneert waarschijnlijk hierdoor iets effectiever dan het ILT-IOD en lijkt daarmee iets betere randvoorwaarden te hebben voor effectief optreden. De correlatie tussen netwerkkenmerken en organisatievorm levert dan ook in dit onderzoek geen overtuigende verklaring voor de effectiviteit van beide netwerken. Structurele samenwerking daarentegen lijkt wel een beter klimaat te bieden voor effectiviteit voor de langere termijn.Show less
De vermenging van publieke en private elementen in publieke organisaties is een veelvoorkomend fenomeen in het Nederlandse bestuur. Organisaties die te maken hebben met verschillende en soms...Show moreDe vermenging van publieke en private elementen in publieke organisaties is een veelvoorkomend fenomeen in het Nederlandse bestuur. Organisaties die te maken hebben met verschillende en soms tegenstrijdige eisen vanuit hun omgeving noemen we ook wel hybride organisaties. Binnen deze organisaties kunnen ook verschillende actorgroepen bestaan die deze tegenstrijdigheden representeren. Dit is ook een ontwikkeling die we terugzien bij ziekenhuizen. Sinds de invoering van de zorgverzekeringswet moeten ziekenhuizen tegemoet komen aan eisen die worden gesteld met betrekking tot marktwerking, maar hebben zij ook de publieke taak om veilige en kwalitatief goede zorg te verlenen. Het bestuur moet uitvoerende professionals aansturen op een manier waarbij tegemoet wordt gekomen aan deze eisen en moet daarbij rekening houden met de verschillende actorgroepen en waardenstelsels die binnen de organisatie bestaan. Het bestuur kan namelijk middels systemen formele impulsen geven, maar het gedrag van de professionals op uitvoerend niveau is van groter belang. Voor deze scriptie is onderzoek verricht binnen het Maasstad Ziekenhuis. De organisatie kent een structuur bestaande uit resultaatverantwoordelijke, (zorg)eenheden die worden aangestuurd middels een prestatiemanagementsysteem. Om ervoor te zorgen dat de verschillende actorgroepen een gezamenlijk doel nastreven is het van belang dat deze inhoudelijk nader tot elkaar komen en er een overkoepelend waardenstelsel ontstaat. In deze scriptie is onderzocht in hoeverre het prestatiemanagementsysteem bijdraagt aan de ontwikkeling van een overkoepelend waardenstelsel binnen de organisatie. Om hier een antwoord op te geven is de vormgeving en het gebruik van het prestatiemanagementsysteem geanalyseerd. Hierbij is data verkregen middels het afnemen van semigestructureerde interviews bij verschillende actorgroepen, bestaande uit de strategische top, medisch specialisten en het zorgpersoneel en middels documentanalyse. Aan de hand van deze data zijn de verschillende waardenstelsels die binnen de organisatie bestaan in kaart gebracht en is onderzocht in hoeverre het prestatiemanagementsysteem deze waardenstelsels met elkaar integreert aan de hand van de ontwerpprincipes van De Bruijn (2006) aangevuld met de discoursen van Mantere en Vaara (2008). Uit de analyse blijkt dat er verschillende waardenstelsels binnen de organisatie bestaan en dat het prestatiemanagementsysteem minimaal bijdraagt aan de totstandkoming van een overkoepelend waardenstelsel. De strategische top tracht verschillende waardenstelsels mee te nemen in de vormgeving van het prestatiemanagementsysteem, maar op het subculturen niveau, bestaande uit medisch specialisten en zorgpersoneel, worden de verschillende waardenstelsels in stand gehouden als gevolg van het discours zelfactualisatie. In de uitvoeringspraktijk leidt dit ertoe dat deze actorgroepen voornamelijk hun eigen belang nastreven en trachten hun eigen waarden te laten prevaleren. Om daadwerkelijk tot een overkoepelend waardenstelsel te komen wordt geadviseerd om op het niveau van subculturen meer aandacht te schenken aan het integreren van waardenstelsels en hiervoor op uitvoerend niveau een middle (proces)manager aan te stellen die ervoor kan zorgen dat deze verschillende belangen in de dagelijkse praktijk beter op elkaar aansluiten. Een dergelijke middle (proces)manager kan er ook voor zorgen dat de processen die patiënten moeten doorlopen beter in kaart worden gebracht en op elkaar worden afgestemd. Op deze manier kunnen ook de uitvoerende professionals inzicht krijgen in onderlinge afhankelijkheden, van elkaar leren en gezamenlijk werken aan het verbeteren van geleverde zorg.Show less
Wanneer organisaties groter worden, is te zien dat de organisatie vaak opgedeeld worden in divisies. Zo kennen we in de wereld van de veiligheidsregio's, kolommen. Ontwikkelingen in de samenleving...Show moreWanneer organisaties groter worden, is te zien dat de organisatie vaak opgedeeld worden in divisies. Zo kennen we in de wereld van de veiligheidsregio's, kolommen. Ontwikkelingen in de samenleving vragen juist om een meer geïntegreerde organisatie, waarbij samenwerking centraal staat. De relatie tussen enerzijds de plannen en intenties van de top van de organisatie en anderzijds welke strategie de organisatie daadwerkelijk heeft uitgevoerd kunnen verschillen. Dit onderzoek toont het verband aan tussen organisatiecultuur en de integratie van divisies. De casus in het onderzoek laat zien dat de organisatiecultuur ervoor zorgt dat de gewenste integratie niet plaatsvindt.Show less
Samenvatting Naar aanleiding van de bouw van Windpark Wieringermeer is er veel ophef ontstaat over de rol die buurtbewoners hebben gespeeld in de besluitvorming hierover. Uit de regio zijn er...Show moreSamenvatting Naar aanleiding van de bouw van Windpark Wieringermeer is er veel ophef ontstaat over de rol die buurtbewoners hebben gespeeld in de besluitvorming hierover. Uit de regio zijn er verschillende geluiden afkomstig dat er slechts beperkte participatiemogelijkheden voor buurtbewoners zijn geweest en dat draagvlak voor het windpark ontbreekt. Om te bepalen of deze uitingen gegrond zijn is het van belang om te onderzoeken in hoeverre de omwonenden van Windpark Wieringermeer betrokken zijn geweest bij de besluitvorming over de bouw van het windpark. Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van het besluitvormingsproces omtrent de bouw van Windpark Wieringermeer en het inzichtelijk maken van de betrokkenheid van de meest relevante stakeholders. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Hoe kan het ongenoegen van de omwonenden ten aanzien van de totstandkoming van het Windpark Wieringermeer worden verklaard tegen de achtergrond van het daaraan verbonden besluitvormingsproces? Om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag is het besluitvormingsproces over de bouw van het windpark uiteengezet. Middels documentanalyse en interviews zijn de verschillende fases van het proces geanalyseerd en zijn de rollen van de verschillende stakeholders in kaart gebracht. Aan de hand van de collaborative governance theorie (Ansell & Gash, 2007) worden de kenmerken van het besluitvormingsproces geïdentificeerd die al dan niet bijdragen aan succesvolle burgerparticipatie in de besluitvorming. Uit de analyse blijkt dat het besluitvormingsproces omtrent Windpark Wieringermeer kenmerken vertoont die burgerparticipatie beperken. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is tekortgeschoten in de invulling van zijn faciliterende rol, waardoor er machtsverschillen zijn ontstaan tussen stakeholders die hebben geleid tot een gebrek aan een evenredig speelveld. Dit duidt erop dat het ongenoegen van de omwonenden verklaard kan worden aan de hand van het besluitvormingsproces. Op basis van de resultaten wordt jegens het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat het advies geformuleerd om bij aanvang van het besluitvormingsproces van betreffende energieprojecten een vereniging van buurtbewoners te faciliteren, zodat deze als collectief middels vertegenwoordiging een prominente rol in het proces kunnen spelen. Vervolgonderzoek zou gericht kunnen zijn op de vormgeving van deze vereniging van buurtbewoners.Show less
Over de invloed vanuit de milieubeweging zijn de meningen verdeeld. In dit onderzoek wordt gekeken naar de mogelijke invloed vanuit de milieubeweging door toegepaste lobbytechnieken. Tussen deze...Show moreOver de invloed vanuit de milieubeweging zijn de meningen verdeeld. In dit onderzoek wordt gekeken naar de mogelijke invloed vanuit de milieubeweging door toegepaste lobbytechnieken. Tussen deze toegepaste lobbytechnieken en de uitgeoefende invloed zit een mediërende variabele: collaborative governance. Vanuit de literatuur neemt dit onderzoek twee theorieën om te testen op één casus: de totstandkoming van de Nationale Eiwitstrategie. De twee theorieën zijn het corporate political activity framework (Mialon, Swinburn & Sacks, 2015) en het collaborative governance model (Ansell & Gash, 2008). Data is verzameld door middel van een kwalitatieve documentenanalyse en semigestructureerde interviews met betrokkenen bij de totstandkoming van de Nationale Eiwitstrategie vanuit de milieubeweging. Uit resultaten is gebleken dat lobbytechnieken via collaborative governance invloed hebben kunnen uitoefenen op de totstandkoming van de Nationale Eiwitstrategie. Ook is er door de jaren heen (2008-2021) een verschuiving ontstaan. Er kwam ten eerste een acceptatie richting een eiwittransitie. Alles was toen productiegericht. Pas sinds de totstandkoming van de Nationale Eiwitstrategie wordt er ook gepleit voor een focus op de consumptiekant. In de conclusie worden de resultaten besproken en worden de beperkingen van het onderzoek belicht. Ook wordt er een aanbeveling gedaan voor vervolgonderzoek waarin eenzelfde onderzoeksmethode wordt gehanteerd, maar een andere kant van de stakeholders wordt onderzocht.Show less
De beleidscyclus is toenemend complex, zeker daar beleid vaak van belang is voor een groot speelveld aan actoren. Zo ook met het klimaatbeleid. Er wordt daarom steeds vaker gekozen voor een...Show moreDe beleidscyclus is toenemend complex, zeker daar beleid vaak van belang is voor een groot speelveld aan actoren. Zo ook met het klimaatbeleid. Er wordt daarom steeds vaker gekozen voor een bestuursvorm op basis van samenwerking, ook wel collaborative governance genoemd, waarbij overheids- en niet overheidsorganisaties samenwerken om complexe beleidsvraagstukken op te lossen. Echter is de opkomst en het gebruik van collaborative governance sneller verlopen dan het wetenschappelijke onderzoek naar deze bestuursvorm. Hierdoor is er sprake van kennistekort, onder andere over de voorwaarden voor een goed samenwerkingsproces. Daarom is dit onderzoek uitgevoerd aan de hand van een enkele casestudie om meer inzicht te verschaffen met betrekking tot welke aspecten zorgen voor een effectief samenwerkingsproces. Dit is gedaan aan de hand van de klimaattafel elektriciteit, die als één van de vijf klimaattafels verantwoordelijk is geweest voor de inhoud van het Klimaatakkoord van 2019. De onderzoeksvraag luidt dan ook: “In hoeverre heeft het samenwerkingsproces van de Klimaattafel Elektriciteit geleidt tot een effectieve samenwerking?”. Deze onderzoeksvraag is beantwoord door het contingentiemodel van collaborative governance van Ansell en Gash (2008) toe te passen op de klimaattafel elektriciteit. Aan de hand van dit model is gekeken of de vastgestelde voorwaarden en verhoudingen voor een effectieve samenwerking aanwezig waren in het samenwerkingsproces aan de klimaattafel elektriciteit, en of dit resulteerde in een effectieve samenwerking. De analyse is uitgevoerd aan de hand van een verscheidenheid aan documenten en drie semigestructureerde interviews. Uit het onderzoek is gebleken dat er bij de klimaattafel elektriciteit sprake was van een effectief en soepel samenwerkingsproces, waarbij weinig echte problemen aanwezig waren. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de actoren in de Nederlandse energiesector al een lange tijd samenwerken waardoor hier sprake is van meer overeenkomende belangen en een gezamenlijk einddoel. Daarom wordt aanbevolen om dit onderzoek ook toe te passen op de overige vier klimaattafels om te achterhalen of de samenwerkingsprocessen hier ook zonder problemen verliepen, of dat hier wellicht meer spanningen zoals omschreven in het theoretische model zaten. Aangezien het onderzochte samenwerkingsproces zeer soepel verliep is het lastig om een praktijkaanbeveling te formuleren. Als enkele aanbeveling wordt er echter aanbevolen om een meer concrete en duidelijke koppeling te leggen tussen de beleidsfase en uitvoeringsfase om zo het uitvoeringstempo te verhogen.Show less