Volgens de DSM-IV-TR (APA, 2000) doen de problemen bij kinderen met een autismespectrumstoornis zich onder andere voor op het gebied van communicatie, waaronder ook het fantasiespel en sociaal...Show moreVolgens de DSM-IV-TR (APA, 2000) doen de problemen bij kinderen met een autismespectrumstoornis zich onder andere voor op het gebied van communicatie, waaronder ook het fantasiespel en sociaal imitatiespel vallen. Er is al veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen de taalvaardigheden en spelontwikkeling van kinderen met een autismespectrumstoornis. Dit onderzoek is belangrijk omdat hierdoor de hulpverlening aan deze kinderen steeds beter aangescherpt kan worden. Het huidige onderzoek richt zich niet alleen op de relatie tussen taalvaardigheden en het fantasiespel (ofwel symbolisch spel), maar onderzoekt ook of er een relatie is tussen lagere spelvormen (simpel manipuleren, combinatiespel en functioneel spel) en taalvaardigheden van kinderen met een autismespectrumstoornis. De onderzoeksgroep bestaat uit 30 kinderen in de leeftijd van 42 tot en met 120 maanden (M=74.6, Sd=21.7) met een autismespectrumstoornis. De gemiddelde ontwikkelingsleeftijd ligt tussen 1 en 58 maanden (M=21.70, Sd=11.20). Binnen deze groep zijn er 8 meisjes en 22 jongens. Alle kinderen uit de onderzoeksgroep laten spelhandelingen zien. Het meeste spel wordt gezien in de lage spelvormen (simpel manipuleren en combinatiespel). Veel kinderen uit de onderzoeksgroep (n=22) komen niet tot symbolisch spel. De taalvaardigheden van de kinderen uit de onderzoeksgroep zijn zwak tot gemiddeld ontwikkeld ten opzichte van zich normaal ontwikkelende kinderen. Uit dit onderzoek blijkt dat er een relatie bestaat tussen productieve taalvaardigheden en het functioneel en symbolisch spel van deze kinderen. Er zijn geen significante correlaties gevonden tussen receptieve taalvaardigheden en de spelontwikkeling en tussen productieve taalvaardigheden en de spelvormen simpel manipuleren en combinatiespel van de kinderen uit de onderzoeksgroep. Ook is er geen verschil gevonden in de taalvaardigheden tussen kinderen met een laag spelniveau (simpel manipuleren en combinatiespel) en kinderen met een hoog spelniveau (functioneel spel en symbolisch spel).Show less
The bone material used for this BA thesis originated from a sand quarry near Woerden, the Netherlands. The Family of Bovidae is abundant within the animal remains of Woerden, which makes the...Show moreThe bone material used for this BA thesis originated from a sand quarry near Woerden, the Netherlands. The Family of Bovidae is abundant within the animal remains of Woerden, which makes the subject important for research. The main aim of this research is to determine the different genera in the Family Bovidae, the genera Bos and Bison. The appearance of certain species can be an indicator for a certain habitat or period. The species found during the analysis of the material are Bison priscus, Bison cf. schoetensacki, Bison cf. menneri, Bison sp., Bos primigenius and Bos sp.. The genus Bison is more abundant than the genus Bos. The appearance of Bison menneri within the material is an indicator for Early Pleistocene existence of a selection of the remains, because this species is the only one that lived during the Early Pleistocene in this region. Because of the lack of data of the depth of the remains, relative dating is not possible for the other bovid remains.Show less
Ik ging naar Mexico met het idee, onderzoek te doen naar het rituele aspect van medicina tradicional om dit vervolgens te analyseren op mogelijke invloeden en pre-koloniale elementen. Tijdens mijn...Show moreIk ging naar Mexico met het idee, onderzoek te doen naar het rituele aspect van medicina tradicional om dit vervolgens te analyseren op mogelijke invloeden en pre-koloniale elementen. Tijdens mijn veldwerk waren de curanderas die ik ontmoette bijzonder gastvrij en bereid hun kennis te delen. Ze bleken echter bij de genezingen waar ik bij aanwezig was, hun uitleg erg te focussen op kruidenmedicijnen. De bij een genezing gebruikte kruiden werden altijd genoemd, zodat ik ze kon noteren. Gezien de nadruk die er door de overheid en andere onderzoekers op kruidenmedicijnen wordt gelegd, verwachtten zij wellicht dat ook mijn onderzoek zich daarop zou focussen. Ook de inpassing van medicina tradicional in de huidige gezondheidszorg en hun positie daarin was voor de vrouwen een onderwerp waarover ze vaak vertelden. Dit varieerde van boosheid over niet serieus genomen worden door westers opgeleide artsen, tot een gevoel van erkenning en trots over hetwerken voor het lokale gezondheidscentrum. Aanvankelijk leek mij, dat informatie over de toegepaste kruiden en de oorsprong daarvan, het grootste deel van mijn onderzoeksresultaat zou beslaan. Na uitwerking van mijn gegevens en een eerste analyse bleek echter het verbindende element tussen alle curanderas, de limpia te zijn. Dit veelvoorkomende ritueel, dat zo gewoon is dat ik er altijd zonder problemen bij aanwezig mocht zijn, is nog weinig onderzocht. Net als het eerder beschreven warm/koud syndroom is er ook bij de limpia onduidelijkheid over de herkomst. Is het een inheems ritueel dat is blijven voortbestaan, is het van Spaanse oorsprong of is het een vermenging van beide? Producten die bij een limpia worden gebruikt zijn soms inheems (copal) en soms Europees (wijnruit, basilicum). In toepassing zijn er echter in beide culturen soortgelijke producten te vinden: copal is vergelijkbaar met de Europese wierook, aromatische planten komen zowel in Spanje als in Mexico voor. Net als bij het veelbesrpoken warm/koud syndroom kan het voorkomen van dit ritueel in diverse delen van Latijns-Amerika een argument voor Spaanse oorsprong zijn – het ritueel is te vinden in de landen die door de Spanjaarden gekoloniseerd werden. Maar het kan ook pleiten voor inheemse oorsprong: het ritueel kan een onderdeel van een Amerika-breed wereldbeeld zijn, waarin meerdere concepten terugkomen in verschillende delen van het continent. De medicina tradicional die de verschillende curanderas toepassen, bevat diverse non-inheemse elementen. Moderne New Age invloeden worden geincorporeerd, evenals moderne medicijnen zoals paracetamol. Tarotkaarten worden gebruikt bij het waarzeggen. Spaanse koloniale invloed blijkt duidelijk uit de alomtegenwoordigheid van het katholicisme. Kruis, huisaltaar en gebeden gericht aan de heilige drie-eenheid spelen een belangrijke rol bij genezingen. De inheemse goden, die eerder een belangrijke rol speelden bij genezingen, zijn vervangen door de Spaanse god en heiligen. Europese kruiden zijn overgenomen en ook het Spaanse gebruik van de pols nemen om een diagnose te stellen wordt nu nog door Mexicaanse curanderas toegepast. Omdat er weinig pre-koloniale bronnen zijn is het moeilijk om expliciet prekoloniale inheemse tradities aan te wijzen. In algemene woorden kan gesteld worden dat het gebruik van kruiden en rituelen bij genezingen, ook vóór de verovering gebeurde. Duidelijk pre-koloniaal van oorsprong zijn de temazcals, inheemse zweetbaden waarin men zich ritueel, geestelijk laat reinigen. Het concept van de rituele reiniging was dus al voor de komst van de Spanjaarden in Mexico aanwezig. Een andere, laagdrempelige, rituele reiniging als een limpia zou goed passen binnen het geschetste beeld van de pre-koloniale geneeswijzen. Anderzijds was ook de Spaanse geneeskunst in de 16e eeuw nog vol religieuze elementen. Ook in Spanje zou een gebruik als een rituele reiniging, waardoor beheksingen ontdaan worden, kunnen hebben bestaan. Wellicht bestonden beide en is de hedendaagse limpia een mengvorm. Verder onderzoek hiernaar is nodig, om met meer zekerheid een uitspraak hierover te kunnen doen.Show less
The research focused on the question how attributes of Etruscan men and women differ from each other and how time and material are involved in this. Attributes are handheld objects and can give...Show moreThe research focused on the question how attributes of Etruscan men and women differ from each other and how time and material are involved in this. Attributes are handheld objects and can give information about the status of those who handle them. Using four categories of material (funerary tomb paintings, cippi reliefs, stone sarcophagi and Volterran urns), I have made an inventory, analyzed it and drawn conclusions. The research has shown that in the first two categories men more often have an attribute than women. The attributes of men and women differ in the sixth to fourth century B.C. only in numbers. There is no distinction in the type of attributes. From the fourth century B.C. onward, a differentiation develops as shown by lid figures of sarcophagi. Women handle attributes about as frequently as men. A difference occurs between the types of attributes: women no longer handle the same attributes as men. The urn lid figures display a clear difference between the attributes of men and women and certain attributes are related to one gender only. Time plays a major role in the difference in attributes between men and women. Material, on the contrary, does not.Show less
In this thesis, the polychromy of classical sculpture will be put out. Polychromy literally means ‘many colours’, but it is mainly seen as the painting of architecture, sculpture and other objects....Show moreIn this thesis, the polychromy of classical sculpture will be put out. Polychromy literally means ‘many colours’, but it is mainly seen as the painting of architecture, sculpture and other objects. Nowadays, the general public considers classical sculpture as unpainted. Especially the discoveries of important archaeological finds (without any colour) and the imitations of these sculptures in the Renaissance, have created this image. Nevertheless, from that moment, also studies on polychromy of classical sculptures were arranged. Recently acquired information has resulted in the increase of the number of polychromy-studies.The Dutch National Museum of Antiquities in Leiden has never conducted a research as such. Therefore, it is unknown if this museum owns sculptures that were once painted. For this reason, research was conducted to act as the main topic of this thesis. Results of this research were also compared to general theories of polychromy on classical sculpture. Will the classical sculptures of the Dutch Museum of Antiquities fit in these theories, or will they differ from it?Show less
The Dutch Limes is well-known and runs from Katwijk in the west, to Nijmegen in the south-east, where it runs across the Dutch border. Located along this Limes were castella, small Roman forts. It...Show moreThe Dutch Limes is well-known and runs from Katwijk in the west, to Nijmegen in the south-east, where it runs across the Dutch border. Located along this Limes were castella, small Roman forts. It has always been assumed that the Dutch castella were undecorated structures with no monumental appearance, but now new evidence might change this traditional view. During excavations in 1998 a large number of tuff stone blocks were found at the Roman castellum Albaniana at Alphen aan den Rijn, that were decorated with trims, and it included one stone that seemed to have been a half column, plus one stone with an alcove, indicating that these stones must have been part of a building with a monumental appearance. The question is now: which building did they belong to, and how where they incorporated in it? There were several options: the blocks could have been part of a gate, the porta principalis dextra, or of the bathhouse, or it could have been part of a monumental entrance to the principia, the Roman headquarters. When we look at the location where the stones were found, they were found closest to the entrance gate, the porta principalis dextra, which indicates that they did actually belong to this gate. However, two of the main blocks, the stone with the alcove and the half column were found in a different location. It is unclear however from the excavation reports, exactly where these were found. Thus it is possible that these two blocks belonged to a different building, for example the bathhouse. However it is presumed that these blocks did actually belong to the porta principalis dextra and using these blocks a simple reconstruction has been made to show that Dutch castella did actually have buildings with a monumental appearance.Show less
De vuurstenen artefacten van Molenaarsgraaf zijn klein van formaat en zijn vooral gemaakt met harde percussie. Sommige zijn gemaakt met een bipolaire afslagtechniek. Voor het vervaardigen van deze...Show moreDe vuurstenen artefacten van Molenaarsgraaf zijn klein van formaat en zijn vooral gemaakt met harde percussie. Sommige zijn gemaakt met een bipolaire afslagtechniek. Voor het vervaardigen van deze artefacten zijn kleine stukken vuursteen gebruikt die uit een fluviatiele context komen. Er zijn weinig formele werktuigtypen gevonden. Het meest voorkomende formele werktuig is de schrabber. Verder zijn er boortjes en een vuurslag. Een interessant gegeven dat ontdekt is tijdens de gebruikssporenanalyse is dat wat typologisch wordt gezien als een boor in feite niet als een boor is gebruikt. Het desbetreffende artefact is namelijk gebruikt voor het schrapen van huid. Er is in dit geval dus geen correlatie tussen vorm en functie. Bij de schrabbers is dit duidelijk wel het geval. Bijna alle schrabbers zijn gebruikt voor het bewerken van huid. Veel van de onderzochte artefacten zijn waarschijnlijk lang gebruikt. Bij de meeste schrabbers is de werkrand een aantal malen vernieuwd. Dit blijt uit het feit dat veel schrabbers steile en overhangende hoeken van de werkrand hebben. Ook zijn relatief veel artefacten geschacht geweest. Van de 29 onderzochte artefacten zijn zes artefacten zeker geschacht geweest. Mogelijk zijn meer artefacten geschacht geweest, maar dit kan niet met zekerheid worden gesteld. Het gebruikssporenonderzoek geeft duidelijk een ander beeld dan het bestaande beeld dat artefacten uit die periode voornamelijk ad hoc vervaardigd en gebruikt zijn, aangezien veel van de artefacten van Molenaarsgraaf geschacht en langdurig gebruikt zijn geweest. Opmerkelijk is dat juist de curated werktuigen veelal ad hoc vervaardigd waren. Er lijkt dus geen evenredig verband te bestaan tussen ad hoc vervaardiging en expedient gebruik. Het beeld dat door De Bogen, Boog C Noord, Eigenblok en Barendrecht Zuidpolder (gelijktijdige sites) wordt geschetst komt overeen met de resultaten van Molenaarsgraaf. Ook op die sites komen veel schrabbers voor die gebruikt zijn ten behoeve van huidbewerking. Ze zijn bovendien veelal onderhouden en geschacht geweest. Het enige opmerkelijke verschil is dat in de selectie van artefacten van Molenaarsgraaf geen ad hoc gebruik lijkt voor te komen, terwijl dat op andere gelijktijdige sites wel het geval is.Show less
This thesis attempts to give a view of the reliability of Caesar‟s De Bello Gallico. This is done by examining the parts of the text that can be compared with archaeological information. First, the...Show moreThis thesis attempts to give a view of the reliability of Caesar‟s De Bello Gallico. This is done by examining the parts of the text that can be compared with archaeological information. First, the text elements that I expected to be supported by archaeological evidence are discussed, divided into four aspects: economy, religion, technology, and funerary practises. In the second chapter, I describe to what extent this evidence agrees with Caesar‟s statements. I also pay attention to the fact that the research is hindered by Caesar‟s generalisation of „the Gallic society‟, as well as the presence of very little pre-conquest data (in this thesis archaeological finds between 100-60 BC are described), because the Romans highly influenced the Gallic tribes after the conquest and a lot of the archaeological material found in Gaul are Roman remains. Finally, a clear comparison between archaeological information and Caesar‟s text is provided, after which is stated how reliable the text actually is.Show less
The discovery of some reliefs in the Medinet Habu temple west of Thebes led to an ongoing debate of who the Sea Peoples and in particular the Philistines were and where they came from. Excavations...Show moreThe discovery of some reliefs in the Medinet Habu temple west of Thebes led to an ongoing debate of who the Sea Peoples and in particular the Philistines were and where they came from. Excavations in the supposed cities of the Philistine pentapolis in the Levantine coast area brought to light a distinctive material culture which was ascribed to the Philistines. Central to this thesis is the question how to recognize the Philistines in the archaeological remains, with a focus on the pottery. There are several aspects to this question. First that of describing the hallmarks in the archaeological material remains, second that of the identification of the ancient locations of the cities of the Philistines and third that of connecting the material culture to an identified people. In order to do so it was necessary to look for some theoretical backgrounds for the interpretation of identity. Identity is not static, as is mirrored in the recognized phases in the material culture, hallmarked respectively by the locally made Mycenean IIIC: 1b or shortly monochrome ware in the initial settlement phase (Iron Ia), the bichrome Philistine Ware (Iron I), Late Philistine Decorated Ware (Iron II) and the eventual process of either assimilation, acculturation or creolization by which the Philistine pottery eventually ceases to exist as a recognizable ware at the end of the Iron Age. Postprocessual archaeology and Braudel‟s model of three time scales seem to provide the theoretical background to describe these processes. New finds and research goals, like the well conserved destruction layer stratum 4 in Gath/Tell es-Safi and the archaeology of border communities as one of the leading research goals in the renewed excavation of Beth Shemesh, might shed new light on the identity of the Philistines and the ongoing debate about the Iron Age Chronology of the Levant.Show less
Verschillende onderzoeken hebben bijgedragen aan de discussie over de morfologische “adaptatie” van de Neanderthalers. Wat is de verklaring voor hun robuuste lichamen, grote neuzen en korte...Show moreVerschillende onderzoeken hebben bijgedragen aan de discussie over de morfologische “adaptatie” van de Neanderthalers. Wat is de verklaring voor hun robuuste lichamen, grote neuzen en korte ledematen? De afgelopen 130.000 tot 30.000 jaar bewoonden de Neanderthalers delen van West-Europa tot in de Levant. In deze periode van ongeveer 100.000 jaar is er klimatologisch veel veranderd, zo zijn er glacialen geweest die bepaalde streken bijna onbewoonbaar hebben gemaakt voor deze uitzonderlijke mensen. De morfologie van de Neanderthalers is zeer belangrijk geweest bij het trotseren van deze koude gebieden, maar ook in de wat warmere gebieden zoals de Levant moesten de Neanderthalers zich kunnen aanpassen. Aan de hand van dit onderzoek wordt er getracht te ontdekken of er uberhaupt morfologische verschillen zijn, wat deze verschillen dan inhouden en hoe deze verschillen samenhangen in relatie tot het vroege klimaat. Of zijn er ook andere verklaringen mogelijk?Show less
Het eerste hoofdstuk bestaat uit een beknopte bespreking van de Etruskische cultuur. Ten eerste worden factoren besproken zoals de kenmerken van de regio, de natuurlijke grenzen zoals gebergten en...Show moreHet eerste hoofdstuk bestaat uit een beknopte bespreking van de Etruskische cultuur. Ten eerste worden factoren besproken zoals de kenmerken van de regio, de natuurlijke grenzen zoals gebergten en waterwegen en het klimaat. Etrurië is een vruchtbare regio dat bestaat uit een gevarieerd landschap en is een regio die rijk is aan diverse mineralen. Ten tweede is een algemene ontwikkeling besproken van de structuur van de nederzettingen, deze zijn vanuit kleine nucleated villages bestaande uit simpele ovale hutten uitgegroeid tot steden met gebouwen van een Oosters type met een vierkante plattegrond en een binnenhof. Als laatste is binnen het eerste hoofdstuk een beschrijving gegeven van de Etruskische economie waarbij gelet is op processen binnen de productie van producten zoals aardewerk, metalen en landbouwproducten. Door een overzicht te geven van de handelscontacten die de Etrusken hadden binnen hun netwerk en de goederen die zij voornamelijk exporteerden is een patroon te zien van handel en de uitwisseling van goederen en technieken. Het tweede hoofdstuk is volledig gericht op de metaalindustrie waarbij een uitleg is gegeven van de technieken die gebruikt zijn bij het produceren van zowel koper als ijzer en het bewerken van deze twee metalen; daarnaast zijn de bekende plaatsen waar men ijzer produceerde en smeedde besproken en vergeleken en tenslotte zijn de producten die men van ijzer maakte, besproken.Show less