Stories are among one of the most long-lasting mediums in the world, providing they catch interest, they might be repeated over and over, to friends, neighbours and family, to older and younger...Show moreStories are among one of the most long-lasting mediums in the world, providing they catch interest, they might be repeated over and over, to friends, neighbours and family, to older and younger generations. In archaeology we deal mostly with artifacts, with the bones of the people we research. But what if these people could talk? How long can stories last? For this thesis many local stories were collected, categorized, analyzed and then compared to archaeological data. Looking for a correlation. From this came a few remarkable finds. These finds are useful for any archaeologist starting research into a certain area. They show how important local testimonies can be.Show less
Dit BA3 scriptieonderzoek gaat over het kasteelterrein Bleijdesteijn wat zich bevindt in Heenvliet. Het middeleeuwse aardewerk wordt bekeken en beschreven om hieruit daarna een conclusie te trekken...Show moreDit BA3 scriptieonderzoek gaat over het kasteelterrein Bleijdesteijn wat zich bevindt in Heenvliet. Het middeleeuwse aardewerk wordt bekeken en beschreven om hieruit daarna een conclusie te trekken over de te realiseren reconstructie.Show less
Rond 1200 stond in Leiden een hof van de graaf – een gebouwencomplex waar hij zich van tijd tot tijd ophield terwijl hij rondreisde door zijn gebied. Ook in andere steden in het graafschap Holland...Show moreRond 1200 stond in Leiden een hof van de graaf – een gebouwencomplex waar hij zich van tijd tot tijd ophield terwijl hij rondreisde door zijn gebied. Ook in andere steden in het graafschap Holland had hij hoven. Het is van Leiden echter niet duidelijk waarom hij zich daar vestigde. Met de hulp van drie hypothesen zal worden geprobeerd een antwoord te krijgen op de hoofdvraag. Het hof werd waarschijnlijk gesticht in of voor 1121, toen de voorloper van de huidige Pieterskerk als grafelijke kapel werd ingewijd. In die tijd was Leiden nog geen belangrijke nederzetting. Het bestond slechts uit wat boerderijen op de zuidelijke oever van de Rijn en hoorde bij het ambacht Zoeterwoude. Pas in het midden van de 12e eeuw werd Leiden onderscheiden van Leiderdorp. Het gebied van het grafelijke hof was al vroeg in grafelijke handen, maar werd pas ontgonnen aan het einde van de 11e of het begin van de 12e eeuw. Dit was nodig omdat de ondergrond van het gebied voornamelijk bestond uit veen en zeeklei en dus een slechte natuurlijke afwatering had. Een deel van het grafelijk hof – voornamelijk het Gravensteen – is wel op zand gebouwd, hoewel dit in de rest van de omgeving niet aan de oppervlakte voorkomt. Waarschijnlijk is dit een oude afzetting van de Rijn geweest. De ontginningen in de omgeving werden op twee manieren uitgevoerd, ofwel door middel van onregelmatige blokverkaveling of door regelmatige strokenverkaveling. Over het algemeen dateert de eerste vóór de tweede. De ontginningen werden in het begin door zelfstandige boeren uitgevoerd door middel van het cope-systeem, maar in de omgeving van domeinen van de graaf was hij vaak de coördinator. In de tijd dat het grafelijk hof werd gesticht, stond er ook een andere vesting in Leiden. Op de westelijke punt van het Waardeiland stond de Burcht, een mottekasteel dat in de 10e eeuw was gebouwd en zeker vanaf 1108 in handen was van de burggraaf, een grafelijke ambtenaar. De verkregen informatie heeft ertoe geleid dat de tweede hypothese het meest waarschijnlijk is. Deze houdt in dat de graaf zijn hof in een leeg gebied heeft gesticht en zich bezig heeft gehouden met de ontginningen in de omgeving.Show less
In Van Es en Verwers’ ‘Early Medieval settlements along the Rhine: precursors and contemporaries of Dorestad’ wordt de stoutmoedige stelling gedaan dat de Vroegmiddeleeuwse nederzetting Valkenburg...Show moreIn Van Es en Verwers’ ‘Early Medieval settlements along the Rhine: precursors and contemporaries of Dorestad’ wordt de stoutmoedige stelling gedaan dat de Vroegmiddeleeuwse nederzetting Valkenburg de Woerd weleens als een ‘miniatuur Dorestad’ zou mogen worden beschouwd; een handelsnederzetting. Deze stelling is op weinig archeologisch bewijs gebaseerd. Het doel van deze scriptie is dan ook de stelling te verifiëren door de nederzetting te vergelijken met de handelsnederzetting Dorestad enerzijds en de agrarische nederzettingen Oegstgeest en Koudekerk anderzijds.Show less
This thesis provides the results of the determination of the clay pipe material found on the Caribbean island St. Eustatius. The island was one of the most important Dutch transit ports during the...Show moreThis thesis provides the results of the determination of the clay pipe material found on the Caribbean island St. Eustatius. The island was one of the most important Dutch transit ports during the 18th century, though it changed ownership for 22 times. To illustrate the information that was used to reach the results and interpretation a chapter is dedicated to the history of the island. Also a short introduction to clay tobacco pipes is given. From the results it appeared that there are two areas the pipes found on St. Eustatius have been produced; the Netherlands and England. Also there seems to be a connection between the country of origin and the period in time. The Dutch pipes are found through the whole occupation time of the island but are mainly concentrated in the second half of the 18th century. In the contrary the English pipes are concentrated after the 18th century and are almost completely missing in the periods before that.Show less
Naar aanleiding van een onderzoek van de heer Klaassen uit 1998 is onderzoek gedaan naar de relatie tussen voeding en verandering van de schedel. Klaassen ontdekte dat de schedels van mensen uit...Show moreNaar aanleiding van een onderzoek van de heer Klaassen uit 1998 is onderzoek gedaan naar de relatie tussen voeding en verandering van de schedel. Klaassen ontdekte dat de schedels van mensen uit Delft tussen de 13 e en de 17 e eeuw zijn veranderd. De schedels zijn van brachycraan naar dolichocraan gegaan. Door middel van een vergelijkend onderzoek is gekeken naar de overeenkomsten en verschillen tussen het voedingspatroon in beide perioden. Met name door de koloniën zijn nieuwe producten in Nederland in gebruik genomen. Andere verschillen zijn dat men in de 17 e eeuw meer zuivelproducten, groenten en fruit nuttigde ten opzichte van de 13 e eeuw. Dit verschil in inname van vitamines en mineralen kan een positieve invloed hebben op de groei van botten. Daarnaast zijn ook andere factoren bekend die van invloed kunnen zijn op de groei van botten. Het betreft voeding met een hoge energiewaarde of een verschil tussen hard- en zacht voedsel. Er kan worden geconcludeerd dat er een relatie bestaat tussen voeding en de groei van botmateriaal. Verder onderzoek is nodig om te kijken in welke mate voeding de oorzaak kan zijn geweest voor de debrachycephalisatie van de schedels in Delft. Hierbij moet ook worden gekeken naar het voedingspatroon van sites in Nederland die andere morfologische kenmerken van de menselijke schedel laten zien. Mogelijk hebben de mensen van deze sites een ander voedingspatroon gehad dan de mensen uit Delft.Show less
Deze scriptie behandelt een aantal vraagstukken rondom de tonpot, een type aardewerken pot uit de Merovingische periode die hoofdzakelijk wordt aangetroffen in nederzettingen langs de Rijn. Het...Show moreDeze scriptie behandelt een aantal vraagstukken rondom de tonpot, een type aardewerken pot uit de Merovingische periode die hoofdzakelijk wordt aangetroffen in nederzettingen langs de Rijn. Het gebrek aan een synthetiserend onderzoek naar dit type pot vormt een lacune in de kennis over de vroege middeleeuwen. Dit onderzoek probeert deze lacune op te vullen en voorziet in een basis waardoor toekomstige publicaties uitgebreider en systematischer informatie kunnen verschaffen. De resultaten die het onderzoek heeft voortgebracht zijn verkregen door een combinatie van diepgaande literatuurstudie en de uitwerking van vondstmateriaal gevonden te Oegstgeest, een Merovingische nederzetting aan de Oude Rijn. Hierdoor zijn de mogelijkheden en beperkingen van het materiaal duidelijk geworden waardoor een gerichtere strategie kon worden gevormd. Historische gegevens uit de Merovingische tijd tonen periodes van stabiliteit aan, die voorzien in een basis voor interregionale uitwisseling waardoor het mogelijk werd dat tonpotten in West-Nederland kwamen. Het aanzien van deze potten uit het zuidelijke Rijnland was laag en gebruik was vooral beperkt tot het huishouden, met name voor bewaren en bereiden van voedsel. Dat de pot hier uitermate geschikt voor was blijkt uit de geringe ontwikkeling die het in 300 jaar heeft doorgemaakt. Aangenomen werd dat gebrek aan ontwikkeling en willekeurige variatie geen houvast bood voor gedetailleerde datering. Dit onderzoek heeft aangetoond dat er zich wel degelijk een dateerbare vormontwikkeling voordoet. Het gebruik en de aanvulling van de hier gepresenteerde typo-chronologie, tezamen met de overige contextuele informatie, kan meer inzicht geven in het leven in de vroege middeleeuwen.Show less
This research deals with glass objects which were found during the excavation of medieval occupation east of the Paardenmarkt in Delft. In the 15th and 16th century this was the location of the...Show moreThis research deals with glass objects which were found during the excavation of medieval occupation east of the Paardenmarkt in Delft. In the 15th and 16th century this was the location of the Saint Clara convent. Glass was found at the bottom of a cesspit. It was such an amount that the question arose whether or not the glass could belong to the inhabitants of the convent. Glass was, after all, a luxury item and this find was not expected to belong to this particular convent. In this convent the inhabitants had to make a vow, which did not allow them to have any possessions. An inventory was made of the glass and it was described in a catalogue. Among the finds were beakers, urinals, lamps, maigeleins, bottles, ‘Krautstrunken’ and (stained) window-glass. In order to answer the question whether the glass belonged to the Saint Clara convent the glass was compared with glass finds from other sites in the Netherlands of which the social context was known: convents, castles, houses of rich and poor people. The investigation has shown that the glass could have belonged to the convent. Other convents had the same types of glass in their cesspits.Show less
In mei 2010 vond aan de Woudselaan in de Harnaschpolder een opgraving plaats. Tijdens deze opgraving kwam een nederzetting uit de Late Middeleeuwen aan het licht. De sporen en vondsten die hierbij...Show moreIn mei 2010 vond aan de Woudselaan in de Harnaschpolder een opgraving plaats. Tijdens deze opgraving kwam een nederzetting uit de Late Middeleeuwen aan het licht. De sporen en vondsten die hierbij zijn aangetroffen vertonen kenmerken van een nederzetting met een adellijke achtergrond. De centrale vraagstelling voor deze afstudeerscriptie is dan ook of de aangetroffen nederzetting een adellijke woning betreft en of het misschien om het huis of slot Harnasch gaat of dat het hier een boerenerf betrof. Door het uitwerken van het in het veld verzamelde materiaal waarbij de veld- en coupetekeningen zijn geanalyseerd en de vondsten zijn gedetermineerd kon een beeld worden gevormd van de nederzetting gedurende verschillende fasen. Om tot een conclusie te komen is het archeologisch vondstmateriaal en de plattegrond van nederzetting vergeleken met zowel adellijke als boerennederzettingen in de omgeving. Ook zijn de resultaten van het archeologisch onderzoek vergeleken met historische bronnen. Uit de gegevens kan worden opgemaakt dat de aangetroffen nederzetting hoogstwaarschijnlijk een adellijke nederzetting was, maar er bestaat twijfel over de hoogte van de sociale klasse van de bewoners. Vermoedelijk betrof het hier bewoners van lagere adel. Tevens is het zeer waarschijnlijk dat de tijdens de opgraving aangetroffen nederzetting niet het huis of het slot Harnasch is.Show less