Development cooperation has grown ever more important in recent years as it has become increasingly tied to domestic political preferences. It is sometimes seen as a tool to accomplish objectives...Show moreDevelopment cooperation has grown ever more important in recent years as it has become increasingly tied to domestic political preferences. It is sometimes seen as a tool to accomplish objectives tied to the latter. To be sure, that notion is applicable to the EU Emergency Trust Fund for Africa (EUTFA), born in the wake of the 2015 migrant crisis out of a desire to severely limit migration to the EU. Although it was created as an emergency fund, its scope and organisational design do not reflect this label and have ever outgrown it, until the merging of the EUTFA in the European Commission’s new ‘Global Europe’ instrument in 2021. This paper analyses 8 EUTFA programmes along a frame of public administration theory and various relevant literature. In concert with EUFTA reports it answers multiple questions aimed at understanding the influence of organisational design on development cooperation, specifically in the complex environment of a politically laden fund. Do domestic policies take precedence over aiding countries in the European Neighbourhood?Show less
This paper addresses the effect of EU identity on EU citizens’ support for integrative EU policy. Based on the social identity approach it is hypothesized that positive relationship between these...Show moreThis paper addresses the effect of EU identity on EU citizens’ support for integrative EU policy. Based on the social identity approach it is hypothesized that positive relationship between these variables exists. Additionally the study attempts to replicate the findings of Carey (2002) that national identity strength impairs support for EU integration. Quantitative deductive research is conducted using Eurobarometer (2022) data. The models control for levels of income and education, political beliefs, and trust in national government. Results from seven binary logistic regressions and two multiple linear regressions show significant effects of EU identity on support for integrative EU policy and indicate that EU identity is a valuable addition to more established theories of support for EU integration. Furthermore, this study contradicts the findings of Carey (2002) that national identity strength hampers EU support.Show less
In dit onderzoek is gepoogd antwoord te geven op de vraag: welke factoren het leiderschap van schooldirecteuren op christelijke scholen beïnvloeden en hoe zij daarmee omgaan. Om antwoord te geven...Show moreIn dit onderzoek is gepoogd antwoord te geven op de vraag: welke factoren het leiderschap van schooldirecteuren op christelijke scholen beïnvloeden en hoe zij daarmee omgaan. Om antwoord te geven op deze vraag, is de vraag opgesplitst in drie deelvragen. Eerst is gekeken naar welke factoren invloed uitoefenen op het leiderschap van schooldirecteuren. Daarna is gekeken welke leiderschapsstijl schooldirecteuren zich aanmeten. Tot slot is nagegaan of de schooldirecteuren consistent waren in hun type leiderschapsstijl of dat dit wisselde bij verschillende factoren. Het onderzoek is uitgevoerd middels enerzijds een casestudy met interviews met vijf respondenten en anderzijds een literatuuronderzoek. De vijf respondenten zijn allemaal schooldirecteur (geweest) van christelijke dorpsscholen met zo’n 180 tot 250 leerlingen. Alle vijf respondenten zijn in een tijdsbestek van ongeveer één tot anderhalf uur op een semi-gestructureerde manier geïnterviewd, waarbij gebruik is gemaakt van een interviewleidraad. Uit het onderzoek is gebleken dat schooldirecteuren te maken hebben met een grote hoeveelheid diverse factoren die invloed uitoefenen op hun leiderschap. Het gaat daarbij zowel om directe factoren, zoals conflicten met collega’s alsook indirecte factoren, zoals het moeten implementeren van nieuw overheidsbeleid. In totaal zijn 13 categorieën geïdentificeerd met 62 factoren. Sommige factoren hebben lichtelijke overlapping en anderen staan volledig op zichzelf. Ook kwam niet iedere factor terug bij alle respondenten. Daarnaast is gebleken dat de meeste schooldirecteuren leiding gaven via een combinatie van transactioneel en transformationeel leiderschap. Slechts één schooldirecteur gaf bijna uitsluitend leiding op een transformationele manier. Op het gebied van consistentie valt dus op dat de meerderheid niet consistent is hun stijl van leiding geven. Tegelijkertijd is te zien dat vooral de conflicten met collega’s en de niet correct functionerende collega’s door de meerderheid van de respondenten op enigszins dezelfde manier werd behandeld. De schooldirecteuren vinden het dan ook lastig om met deze twee factoren om te gaan. Verder valt ook te zien in het onderzoek dat de rol van schoolleider over de laatste jaren flink complexer is geworden. De tijd waarin de schoolleider nog als docent fungeerde en enkel primus inter pares was is lang voorbij. Tegelijkertijd is te zien dat nog steeds weinig leidinggevende professionals de rol van schooldirecteur vervullen, maar het gros doorstroomt uit de rol van leraar. Aangezien het onderzoek beperkt is, doordat er bijvoorbeeld niet is gekeken of de invloed positief of negatief is, alsook niet naar de relatie tussen de factoren, het leiderschap en de invloed op de kwaliteit van onderwijs, wordt geadviseerd om hier nog veel meer onderzoek naar te doen. Juist vanwege het feit dat we te maken hebben met een functie die enerzijds wordt gezien als een cruciale factor in de kwaliteit van onderwijs, maar anderzijds wordt bemand door mensen die niet specifiek hebben geleerd voor deze rol is het dus van groot belang dat hier meer onderzoek naar wordt gedaan.Show less
Het aantal vrouwen in de top blijft achter op het aantal mannen aan de top. Tot op heden lukt het niet de doorstroom van vrouwen naar de top te bevorderen (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2020)....Show moreHet aantal vrouwen in de top blijft achter op het aantal mannen aan de top. Tot op heden lukt het niet de doorstroom van vrouwen naar de top te bevorderen (Sociaal en Cultureel Planbureau, 2020). Het doel van dit onderzoek is inzicht te verkrijgen op de invloed van verschillende factoren op de doorstroom van vrouwen. De onderzoeksvraag die is opgesteld luidt: in hoeverre hebben motivatie, verwachtingspatronen en de organisatiecultuur invloed op de doorstroom van vrouwen naar hogere posities binnen de SGP? Vrouwen participeren minder in groepsprocessen dan mannen en stellen zich minder assertief op waardoor ze minder zichtbaar zijn (Badura et al., 2018). Intrinsieke motivatie resulteert in assertiviteit en ambitie (Maslow, 1943; Song et al., 2015). Dit wordt ook gevoed door positieve feedback uit de omgeving (Steffens et al., 2018). Mensen zien een leider met masculiene eigenschappen als stereotype leider (Stoker et al., 2020). Dit komt door genderrollen die mannen als vrouwen zijn aangemeten (Eagly & Karau, 2002; Bandura, 1977; Eagly, 1987). Vrouwen voegen zich naar deze rol en schrijven zichzelf geen leiderschapscapaciteiten toe (Eagly, 1987). In een gendered organisation heerst er een masculiene cultuur waarin vrouwen barrières ondervinden door te stromen (Bishu & Headly, 2020; Braakman, 2010). Wanneer werknemers erkenning krijgen, heeft dit invloed op de behoefte om door te groeien binnen de organisatie (Roberts, 2005; Herzberg & Hamlin, 1961). Om de motivatie, verwachtingspatronen en organisatiecultuur te toetsen, is er kwalitatief onderzoek gedaan in de vorm van interviews met ervaringsdeskundigen en andere personen uit de organisatie. Aan de hand van de concepten en de operationalisering daarvan zijn de vragen opgesteld. Uit de data bleek naar verwachting dat motivatie een positieve invloed heeft op het doorstromen van vrouwen en dat verwachtingspatronen een negatieve invloed hebben. De effecten van de organisatiecultuur zijn zowel negatief vanwege de opzet van de organisatie als positief vanwege de ervaring van respondenten. Het antwoord op de onderzoeksvraag is dus de onafhankelijke variabele invloed heeft op de afhankelijke variabele. Nader onderzoek is nodig om de invloed van organisatiecultuur scherper te duiden. Daarnaast is het interessant in vervolgonderzoek een religieus aspect mee te nemen in het onderzoek. Beleidsaanbevelingen gaan over het bevorderen van participatie en assertiviteit bij vrouwen. Hiertoe kunnen vrouwen bijvoorbeeld actief gevraagd worden voor participatie in de vorm van commissiewerk.Show less
In dit onderzoek is onderzocht in hoeverre het leiderschap van bestuurders van sportverenigingen wordt beïnvloed door toegenomen zichtbaarheid. Er is kwalitatief onderzoek gedaan aan de hand van...Show moreIn dit onderzoek is onderzocht in hoeverre het leiderschap van bestuurders van sportverenigingen wordt beïnvloed door toegenomen zichtbaarheid. Er is kwalitatief onderzoek gedaan aan de hand van interviews, gebaseerd op een grondig theoretisch kader.Show less
In dit onderzoek wordt het effect van risicovoorkeuren op gezondheidszorguitgaven geanalyseerd. Dit effect is nog niet eerder onderzocht en het onderzoek tracht daarom een hiaat in de wetenschap te...Show moreIn dit onderzoek wordt het effect van risicovoorkeuren op gezondheidszorguitgaven geanalyseerd. Dit effect is nog niet eerder onderzocht en het onderzoek tracht daarom een hiaat in de wetenschap te vullen. Dit onderzoek heeft grote maatschappelijke relevantie, omdat de gezondheidszorguitgaven in de komende decennia sterk zullen groeien en alle potentiële oorzaken onderzocht moeten worden. De onderzoeksvraag luidt als volgt: ‘In hoeverre hebben risicovoorkeuren invloed op gezondheidszorguitgaven?’ In het onderzoek wordt allereerst de al bestaande literatuur over het onderwerp onderzocht. Uit deze literatuur blijkt dat op indirecte wijze een verband kan worden gelegd tussen de risicovoorkeuren en de gezondheidszorguitgaven, hoewel dit directe verband niet is onderzocht. Op basis van de literatuur wordt de hypothese opgesteld, waarin wordt aangegeven dat er een positief verband wordt verwacht tussen risicovoorkeuren en gezondheidszorguitgaven. Voor het statistische onderzoek is gebruik gemaakt van data uit 76 landen, die verzameld zijn in de Global Preference Survey (Falk et al. 2018). Deze data zijn aangevuld met data van de Wereldgezondheidszorganisatie en de World Bank. Deze data zijn gebruikt voor een regressieanalyse, waarbij behalve de onafhankelijke en afhankelijke variabelen ook de controlevariabelen ‘leeftijd’, ‘BBP’ en ‘BMI’ zijn meegenomen. De resultaten van dit onderzoek zijn niet significant en niet eenduidig. Dit betekent dat de hypothese verworpen moet worden. In het onderzoek zijn enkele aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek. Verder onderzoek moet gebeuren met meer data en moet vooral over een bepaalde periode worden afgenomen. Hierbij is het van belang dat men voldoende tijd, geld en moeite steekt in het uitvoeren van dit onderzoek, waarin de waarden bij individuele respondenten worden afgenomen in plaats van gemiddelden, indexcijfers en medianen. Dat is nodig omdat er op die wijze meer controlevariabelen meegenomen kunnen worden, die de resultaten significanter en relevanter zullen maken.Show less
Dit onderzoek gaat in op de vraag: “Op welke manier worden de taken en verantwoordelijkheden rondom de inrichting van de ruimtelijke ordening verdeeld bij de invoering van de NOVI en wat verklaart...Show moreDit onderzoek gaat in op de vraag: “Op welke manier worden de taken en verantwoordelijkheden rondom de inrichting van de ruimtelijke ordening verdeeld bij de invoering van de NOVI en wat verklaart de veranderende regierol van het Rijk?” Nederland staat voor een aantal enorme opgaven die volgens minister Ollongren een gezamenlijke aanpak vereisen. De regierol van het Rijk zal hierom moeten veranderen. De doelstelling van dit onderzoek was een duidelijke weergave van hoe de taken en verantwoordelijkheden verdeeld gaan worden na de invoering van de NOVI en wat redenen zijn voor het Rijk op de regierol meer naar zich toe te trekken. Het betreft een kwalitatief onderzoek van inductieve aard. Dit wil zeggen dat er een documentenanalyse is uitgevoerd. Er zijn Kamerstukken, Kamerdebatten en een interview met de minister geobserveerd. Tot slot zijn er twee interviews afgenomen met relevante respondenten. Uit de analyse kwam naar voren dat de regierol van het Rijk niet drastisch zal veranderen. De taken en verantwoordelijkheden blijven grotendeels hetzelfde verdeeld als voorheen. De zorg over het ontbreken van een bindend karakter neemt minister Ollongren weg, een visie daar wordt naar gehandeld, ook zonder in de wet verankerd te zijn. Wat betreft een verklaring voor de veranderende regierol van het Rijk kwam er naar voren in het onderzoek dat het Rijk op dit moment voor zulke grote opgaven staat dat het simpelweg niet door één bestuurslaag kan worden opgelost. Dit kwam naar voren in het interview met de minister, maar ook in alle Kamerbrieven. Het is een visie die een gezamenlijke aanpak vereist. In het interview met Vlieland naar voren dat als het Rijk de afspraken rondom de CO2-normen wil behalen, er meer regie nodig is vanuit het Rijk. Gemeenten kunnen dit niet alleen oplossen. De conclusie van dit onderzoek is daarom dat er bij de toekomstige verdeling van taken en verantwoordelijkheden rondom de ruimtelijke ordening nauwelijks sprake is van een verandering. Het Rijk zal krachtiger gaan sturen, maar dit is slechts richtinggevend. Een reden voor de veranderende regierol is dat de opgaven waar Nederland nu voor staat, een gezamenlijke aanpak vereisen. Het kan niet door een enkele bestuurslaag worden opgelost. Het wordt in de definitieve NOVI omschreven als het werken als één overheid.Show less
Ieder jaar wagen duizenden mensen een gevaarlijke tocht naar de Europese Unie in de hoop een beter leven te krijgen. Vaak gaat het om personen die een levensbedreigende situatie te vrezen hebben ik...Show moreIeder jaar wagen duizenden mensen een gevaarlijke tocht naar de Europese Unie in de hoop een beter leven te krijgen. Vaak gaat het om personen die een levensbedreigende situatie te vrezen hebben ik het land van herkomst, maar het is ook steevast het geval dat mensen uit veilige landen de tocht naar Europa wagen. Wanneer zij aankomen en om deze reden door het ontvangende land worden afgewezen belanden zij vaak in de illegaliteit. Als persoon zonder verblijfsstatus is het moeilijk om werk en een woning te vinden. Dit kan tot schrijnende situaties leiden waarbij deze illegale immigranten in de criminaliteit belanden. Wat leek op een gewaagde kans om een nieuw leven te beginnen mondt uit in onverwacht veel ellende voor zowel de individuele migrant als de bevolking in zijn nieuwe vestigingsland. Men kan zich afvragen in welke mate de illegale migrant zich heeft geïnformeerd voorafgaand aan zijn reis en in hoeverre het vestigingsland haar best heeft gedaan om hen te informeren over de gevolgen van illegale migratie. In deze scriptie is gepoogd antwoord te krijgen op deze vraag in de context van de Europese migratiecrisis van 2015 en de daaropvolgende reactie van de Europese Unie en de EU-lidstaat Nederland. Een belangrijk onderdeel van de reactie was de aandacht voor informatiecampagnes als beleidsinstrument voor migratiecontrole. Er is onderzocht waarom deze informatiecampagnes niet het gewenste effect hebben gehad en wat daar de onderliggende redenen voor zijn. Door middel van kwalitatief onderzoek aan de hand van beleidsdocumenten van het Nederlandse kabinet tussen 2015 tot 2019 aan de Tweede Kamer is er een antwoord geformuleerd op deze vraag. De reden dat de informatiecampagnes niet het gewenste effect hebben gehad in de Nederlandse context komt door het feit dat er een lage priotering was voor dit beleidsinstrument (1), de verkeerde narratieven zijn gebruikt voor de campagnes (2) en veel van de campagnes zijn geoutsourced naar organisaties buiten de Nederlandse overheid (3).Show less
In dit onderzoek staat het effect van de opgebouwde WW-rechten op de (subjectieve) baankwaliteit, in de vorm van werktevredenheid, centraal. Uit het onderzoek blijkt dat er geen significant effect...Show moreIn dit onderzoek staat het effect van de opgebouwde WW-rechten op de (subjectieve) baankwaliteit, in de vorm van werktevredenheid, centraal. Uit het onderzoek blijkt dat er geen significant effect te zien is tussen de opgebouwde WW-rechten en de baantevredenheid over het gevonden werk ná een periode van werkloosheid.Show less