This thesis attempts to give a view of the reliability of Caesar‟s De Bello Gallico. This is done by examining the parts of the text that can be compared with archaeological information. First, the...Show moreThis thesis attempts to give a view of the reliability of Caesar‟s De Bello Gallico. This is done by examining the parts of the text that can be compared with archaeological information. First, the text elements that I expected to be supported by archaeological evidence are discussed, divided into four aspects: economy, religion, technology, and funerary practises. In the second chapter, I describe to what extent this evidence agrees with Caesar‟s statements. I also pay attention to the fact that the research is hindered by Caesar‟s generalisation of „the Gallic society‟, as well as the presence of very little pre-conquest data (in this thesis archaeological finds between 100-60 BC are described), because the Romans highly influenced the Gallic tribes after the conquest and a lot of the archaeological material found in Gaul are Roman remains. Finally, a clear comparison between archaeological information and Caesar‟s text is provided, after which is stated how reliable the text actually is.Show less
Het eerste hoofdstuk bestaat uit een beknopte bespreking van de Etruskische cultuur. Ten eerste worden factoren besproken zoals de kenmerken van de regio, de natuurlijke grenzen zoals gebergten en...Show moreHet eerste hoofdstuk bestaat uit een beknopte bespreking van de Etruskische cultuur. Ten eerste worden factoren besproken zoals de kenmerken van de regio, de natuurlijke grenzen zoals gebergten en waterwegen en het klimaat. Etrurië is een vruchtbare regio dat bestaat uit een gevarieerd landschap en is een regio die rijk is aan diverse mineralen. Ten tweede is een algemene ontwikkeling besproken van de structuur van de nederzettingen, deze zijn vanuit kleine nucleated villages bestaande uit simpele ovale hutten uitgegroeid tot steden met gebouwen van een Oosters type met een vierkante plattegrond en een binnenhof. Als laatste is binnen het eerste hoofdstuk een beschrijving gegeven van de Etruskische economie waarbij gelet is op processen binnen de productie van producten zoals aardewerk, metalen en landbouwproducten. Door een overzicht te geven van de handelscontacten die de Etrusken hadden binnen hun netwerk en de goederen die zij voornamelijk exporteerden is een patroon te zien van handel en de uitwisseling van goederen en technieken. Het tweede hoofdstuk is volledig gericht op de metaalindustrie waarbij een uitleg is gegeven van de technieken die gebruikt zijn bij het produceren van zowel koper als ijzer en het bewerken van deze twee metalen; daarnaast zijn de bekende plaatsen waar men ijzer produceerde en smeedde besproken en vergeleken en tenslotte zijn de producten die men van ijzer maakte, besproken.Show less
The 4th century marks the beginning of Christianity in Gaul. During the first two decades of the 4th century, Christians were still persecuted by law but by the end of the century Christianity had...Show moreThe 4th century marks the beginning of Christianity in Gaul. During the first two decades of the 4th century, Christians were still persecuted by law but by the end of the century Christianity had become the state religion of the Roman Empire. This was not only possible because of the pro-Christian emperors, starting with Constantine I. but also because of changes in society. Christianity was not yet accepted everywhere, but the new religion became more and more prominent, especially in the cities. But how prominent was it compared to the state religion of the Roman gods? Gradually Christianity gained means to present itself in a better way. Aristocratic and wealthy families which had been converted to Christianity played an important role in that process. Christianity adjusted itself to the circumstances of the moment like inflation, invaders, emperors, usurpers, etc. and used them to its benefit. However, the circumstances are not the same for every city and every province. Regional differences are reflected in the degree of Christianization, the presence of a bishop, the presence and location of a church and other Christian buildings. This thesis looks at the question “How prominent was Christianity in the cities in Gaul during the 4th century?” In order to answer this question, the situations of Christianity and of the cities in Gaul need to be investigated shortly. The background of the 4th century is covered in chapters 3 and 4. Chapter 5 is devoted to the church buildings: what did they look like and where were they located? In chapter 6 the main players of Christianity are discussed: what functions did the clergy have and what status did the clergy – mainly focusing on bishops – have and which position did the laymen hold in Gaul in the 4th century? Chapter 7 puts all this information together and provides an overview of the Christian presence and prominence in every province, based on a list of all the cities in Gaul, which can be found in appendices V to XXI. The final chapter explores the pagan presence and prominence in the cities Gaul in the 4th century.Show less
Uit diverse opgravingen komen cosmeticadoosjes in de vorm van een eend aan het licht. Dit soort doosjes of bakjes worden over het algemeen gedateerd in de bronstijd en gesitueerd in het mediterrane...Show moreUit diverse opgravingen komen cosmeticadoosjes in de vorm van een eend aan het licht. Dit soort doosjes of bakjes worden over het algemeen gedateerd in de bronstijd en gesitueerd in het mediterrane gebied. Over de achtergrond van deze eenden is veel te vertellen maar tegelijkertijd veel onduidelijk. In dit essay onderzoek ik onder andere de herkomst van de zogenaamde “cosmetica eend”. Daartoe behandel ik enkele sites die als voorbeeld genomen kunnen worden. De sites die ik bespreek vertegenwoordigen diverse culturen en typen eenden. Hiermee schets ik een beeld rondom de objecten waarbij de materiaalkeuze centraal staat.Show less
The colonels Rottiers and Humbert acquired a great amount of antiquities for the archeological museum in Leiden. Rottiers focused mostly on Greek antiquities, while Humberts time in Tunisia...Show moreThe colonels Rottiers and Humbert acquired a great amount of antiquities for the archeological museum in Leiden. Rottiers focused mostly on Greek antiquities, while Humberts time in Tunisia provided the museum with unique Punic material. Both colonels went on expeditions financed by the Dutch kingdom, but not everything went as Reuvens and the department had planned it. Rottiers acquired nothing special on his expedition to the Greek archipelago and spent most of his time on Rhodes on a private mission. This caused friction between the colonel and the professor. Humbert and Reuvens didn’t always get along either. Humberts first mission to Carthage was successful, but his second mission got a whole other goal than was originally intended. This new goal led to the acquisition of some impressive collections, among which was one of the greatest Egyptian collections of Europe of that time. The new collections however presented some serious problems because there was not enough space in the museum to store them. Reuvens dreamt of a perfect museum, but due to financial problems and his early dead, he never saw his dream come true.Show less
In dit onderzoek heb ik getracht aan te tonen of er verschil is in de bouw van mithraea in het Rijngebied en in Romeins Britannië. De reden waarom ik mij dit afvroeg was het verschil in kerken in...Show moreIn dit onderzoek heb ik getracht aan te tonen of er verschil is in de bouw van mithraea in het Rijngebied en in Romeins Britannië. De reden waarom ik mij dit afvroeg was het verschil in kerken in het Christendom. Om dit onderzoek uit te kunnen voeren heb ik mij eerst moeten richten op Mithras zelf: waar deze god vandaan kwam en wie hem vereerden. Mithras is een oosterse god die al vroeg vereerd werd door volkeren in het Nabije-Oosten waaronder de Perzen. Na eerst in een pantheon van goden te hebben gezeten werd Mithras onder het zoroastrisme een van de goede helpers van Ahura Mazda. Al snel kreeg Mithras een eigen verering en werd hij in de Hellenistische tijd geïdentificeerd met Helios en Apollo. Hoogstwaarschijnlijk is de cultus via oosterse legeronderdelen in het Romeinse leger verspreid geraakt in de Romeinse wereld. Het leger en handelslieden namen de cultus aan en namen hem met zich mee. In de bouw van een mithraeum worden er vaste regels nagestreefd: Het mithraeum moet een grot voorstellen, maar wel in de context van de kosmos. Het is vaak een rechthoekige ruimte met aan de lange zijden aanligbedden met aan het hoofd daarvan een cultus reliëf of beeld. Deze regels werden ook nageleefd in het Rijngebied en in Romeins Britannië. Het grootse verschil tussen deze twee regio’s waren de inscripties aangetroffen bij de mithraea. In Romeins Britannië betrof het veel vaker een inscriptie in militaire context dan in Germania Inferior. Dit zou betekenen dat als er verschil is tussen de regio’s, het verschil niet in de bouw maar in een andere context gezocht moet worden.Show less
De oorspronkelijke opzet van dit onderzoek was om meer te weten te komen over de onderlinge relaties tussen munten uit de Laat Romeinse periode waarop op de muntzijde architectuur is afgebeeld, de...Show moreDe oorspronkelijke opzet van dit onderzoek was om meer te weten te komen over de onderlinge relaties tussen munten uit de Laat Romeinse periode waarop op de muntzijde architectuur is afgebeeld, de afgebeelde architectuur zelf en het door het rijk gevoerde beleid. Hierbij werd gebruik gemaakt van een aantal specifieke vragen, gebaseerd op criteria bepaald en gebruikt door Thera T. Smit bij een eerder onderzoek betreffende dit onderwerp. 37 Het verschil met het onderzoek van Smit is dat dit onderzoek zich toespitst op de muntslagen geïntroduceerd met Diocletianus’ monetaire hervorming tot aan de laatste Romeinse of Byzantijnse munten waarop architectuur is afgebeeld. Om deze reden en om te pogen meer inzicht te verkrijgen in de achterliggende redenen voor de keuze van bepaalde architectuur op een bepaald type munt, is er afgeweken van de opzet van Smit. Voor het onderzoek is ook gebruikt gemaakt van een tabel waarin gegevens, verkregen uit verschillende literaire bronnen, over een relatief groot aantal relevante objecten, zijn opgenomen. Een dergelijke werkwijze is noodzakelijk vanwege het aantal objecten waarmee men te maken heeft en omdat al snel duidelijk wordt dat zij zijn te verdelen in een aantal groepen waarin de individuele objecten een bepaald thema delen en onderling slechts qua vormgeving en detail van elkaar verschillen. Bovendien hebben de munten uit de betreffende periode een significant ander karakter dan munten uit eerder periodes, zoals die behandeld zijn door Smit. In tegenstelling tot eerdere muntuitgaven, zijn op uitgaven uit de periode van Diocletianus’ hervormingen en daarna vrijwel geen individueel te identificeren bouwwerken afgebeeld. Munten uit deze periodes laten veelal dezelfde “anonieme” bouwwerken zien, die overigens als algemeen model vaak wel zeer herkenbaar zijn zoals bij munten van het Wachtpost type.38 Het is echter niet altijd geheel duidelijk wat elk specifiek afgebeeld element precies moet voorstellen en vaak zijn er meerdere verklaringen mogelijk. De anonimiteit van de afgebeelde structuren en het thematische karakter van de munt-uitgaven behoren ook tot de redenen waarom de oorspronkelijk bepaalde methodes en technieken, gebaseerd om die van Smit, achteraf slechts beperkt toereikend blijken te zijn voor onderzoek van objecten uit de Laat Romeinse periode. Omdat deze observatie een van de belangrijkste is met betrekking tot architectonische muntbeelden uit de periode, is er voor gekozen de oorspronkelijke opzet niet te wijzigen. Een andere belangrijke observatie is dat relaties tussen architectonisch muntbeeld en Rijksbeleid, alsmede het belang van enkele terugkerende elementen op het muntbeeld van bepaalde muntseries, niet helder naar voren komen zonder munten, waarvan het muntbeeld niet van architectonische aard is, bij de analyse te betrekken. Het verdient daarom aanbeveling aan eenieder die zicht waagt aan een verdere verdieping in het onderwerp, in ieder geval alle typen munten uit een bepaalde serie, met én zonder architectuur op het muntbeeld, in beschouwing te nemen.Show less
This bachelor thesis concerns the Etruscan “canopic” urns and funerary rites. The canopic urn, an anthropomorphic ceramic cinerary urn which represents the deceased, was a special product from the...Show moreThis bachelor thesis concerns the Etruscan “canopic” urns and funerary rites. The canopic urn, an anthropomorphic ceramic cinerary urn which represents the deceased, was a special product from the Chiusi region. They were produced between c. 670 and 580 BC and have – with three exceptions – only been found within the area of the city of Chiusi and its territory (Chiana Valley, central Italy). The urns stood on miniature thrones or chairs and were placed with the grave set either in so-called tombe a ziro (shaft tombs cut out of the tufa containing a large dolium covered with stone slaps) or, from c. 650 BC onward, in small chamber tombs. Numerous canopic urns – especially the youngest type, the so-called tipo evoluto (end of the 7th – beginning of the 6th century BC), show a circular hole in the centre of the cranium. This study attempts to determine its function. In the course of time various hypotheses have been proposed, which are all taken into critical examination. The author argues that the cranial hole can be related to funerary rites, libation in particular.Show less