Na deze introductie volgt in het tweede hoofdstuk het theoretisch kader. Hierin wordt dieper ingegaan op de representatieve bureaucratie en de evolutie hiervan, de concepten van passieve en actieve...Show moreNa deze introductie volgt in het tweede hoofdstuk het theoretisch kader. Hierin wordt dieper ingegaan op de representatieve bureaucratie en de evolutie hiervan, de concepten van passieve en actieve vertegenwoordiging, en de recente inzichten rondom diversiteitsbeleid binnen het openbaar bestuur. Het derde hoofdstuk richt zich op het conceptueel model en de operationalisatie van de variabelen. Hierin wordt nader ingegaan op de specifieke aspecten van etniciteit en de invloed die dit heeft op beleidsontwikkeling. Het conceptueel model geeft een helder kader voor het begrijpen van de onderlinge relaties tussen deze variabelen, terwijl de operationalisatie concrete meetinstrumenten identificeert. Het vierde hoofdstuk behandelt de methodologie van het onderzoek. Hier worden de onderzoeksopzet, dataverzamelingsmethoden en analysetechnieken uitvoerig beschreven. Een zorgvuldige methodologie is essentieel om valide en betrouwbare conclusies te kunnen trekken. In het vijfde hoofdstuk worden de resultaten van de analyse gepresenteerd en geïnterpreteerd. Dit biedt inzicht in de gevonden verbanden en eventuele patronen die naar voren komen uit de verzamelde data. De conclusie, als laatste hoofdstuk, vat de belangrijkste bevindingen samen, beantwoordt de onderzoeksvraag en evalueert de hypotheses. Hierbij worden ook de beperkingen van het onderzoek besproken en suggesties gedaan voor toekomstig onderzoek. Tot slot worden de praktische implicaties van de resultaten voor beleidsmakers en praktijkmensen belicht.Show less
Het doel van dit onderzoek om meer inzicht te krijgen in de mechanismen die bijdragen aan het ontstaan van kostenoverschrijdingen bij weginfrastructuurprojecten. Het onderzoek is uitgevoerd middels...Show moreHet doel van dit onderzoek om meer inzicht te krijgen in de mechanismen die bijdragen aan het ontstaan van kostenoverschrijdingen bij weginfrastructuurprojecten. Het onderzoek is uitgevoerd middels een vergelijkende casestudy op basis van een ‘meest verschillende’ strategie. Voor dit onderzoek is gekeken naar twee grote weginfrastructurele projecten die zich in een vergevorderd stadium van de uitvoering verkeren. De belangrijkste bevindingen uit dit onderzoek zijn: (1) De rigide eigenschappen van een projectbeslissing zijn inherent strijdig met het politieke speelveld waarbinnen infrastructuurprojecten worden gerealiseerd; (2) De huidige wijze waarop het concept kostenoverschrijdingen in de literatuur wordt geoperationaliseerd en gemeten kent belangrijke beperkingen. Het onderzoek heeft de volgende proposities opgeleverd: (1) Kostenoverschrijdingen kunnen ontstaan doordat scopewijzigingen leiden tot vertraging, met hogere projectkosten tot gevolg; (2) Kostenoverschrijdingen kunnen ontstaan doordat tegenstrijdige belangen bij opdrachtgevers leiden tot trage besluitvorming en het nemen van sub-optimale beslissingen; (3) Kostenoverschrijdingen kunnen ontstaan door excessieve sturing en monitoring als gevolg van het verlies van legitimiteit. De toegevoegde waarde van dit onderzoek ligt in het bieden van belangrijke inzichten en aanknopingspunten voor het beheersen en verminderen van kostenoverschrijdingen bij weginfrastructuurprojecten. Deze bevindingen kunnen bijdragen aan een efficiëntere uitvoering van toekomstige Nederlandse infrastructuurprojecten, het verbeteren van de besluitvorming op dit gebied, en mogelijk ook relevant zijn voor andere projecten binnen en buiten de infrastructuursector, zowel in Nederland als op Europees niveau.Show less
Sinds 2014 voert de Universiteit Leiden een diversiteitsbeleid. Het eerste centrale werkplan richtte zich voornamelijk op gender en de instroom. In het meest recente werkplan uit 2020 werd...Show moreSinds 2014 voert de Universiteit Leiden een diversiteitsbeleid. Het eerste centrale werkplan richtte zich voornamelijk op gender en de instroom. In het meest recente werkplan uit 2020 werd diversiteit en inclusie breder getrokken en wordt er meer naar intersectionele diversiteit gekeken. Dit onderzoek richt zich op het maatregelen die worden getroffen op het gebied van gendergelijkheid. Op de Universiteit Leiden is momenteel 31,2 procent van de hoogleraren vrouw. Het zal naar verwachting nog tot 2041 duren voordat er een gelijke man-vrouw verhouding is bereikt. Dit onderzoek richt zich op de vraag of het genderbeleid van de Universiteit Leiden effectief is en welke factoren hier een verklaring voor kunnen geven. Vanuit de literatuur is beleid effectief wanneer het realiseren van de doelstellingen te wijden is aan het gevoerde beleid. Een verklaring voor het slagen of falen van beleid kan aldus Hoogerwerf worden gevonden in vier factoren: doelgerichtheid, informatie, macht en interne en externe integratie. Om tot beantwoording van de hoofdvraag te komen is er een documentenanalyse uitgevoerd en zijn er interviews afgenomen. De belangrijkste documenten waren de werkplannen diversiteit en inclusie, de jaarverslagen en de strategie van de Universiteit Leiden. De interviews zijn afgenomen met mensen die vanuit verschillende invalshoeken betrokken zijn bij het beleid. Dit zijn de Diversity Officer, de voorzitter van LUDEN, een decaan, hoogleraren, een directeur, een D-I officer, een HR-medewerker en een bestuurslid van Athena’s Angels. Voornamelijk de interviews bleken een belangrijke bron aan informatie over de effectiviteit van het genderbeleid en welke factoren van invloed zijn op het slagen van het beleid. Er wordt geconcludeerd dat het genderbeleid van de Universiteit Leiden niet effectief is. De universiteit doet het landelijk gezien goed op het percentage vrouwen op de verschillende treden van de wetenschappelijke ladder. Echter dit is maar deels te herleiden tot het gevoerde beleid. Hier liggen verschillende redenen aan ten grondslag. Allereerst hebben externe actoren als de Europese Commissie, het ministerie van OCW en de vakgroepen veel invloed op het realiseren van de doelstellingen. Zij gebruiken de onderzoeksgelden als instrument om een goede genderbalans af te dwingen. Dit werd als effectief ervaren. Een ander belangrijke factor is dat de autonomie voornamelijk bij de faculteiten is belegd. Dit beperkt de macht van de centrale organisatie. Een derde factor is de afhankelijkheid van bevlogen bestuurders. Bij de faculteit waar de bestuurders het een belangrijk vinden gaat de implementatie een stuk voortvarender. Ten slotte is er veel onduidelijkheid binnen verschillende faculteiten en directies waar nu het eigenaarschap ligt van het beleid. Dit staat de uitvoering en implementatie van het beleid in de weg.Show less
De Nederlandse Arbeidsinspectie is de Rijkstoezichthouder op de wet- en regelgeving op het gebied van arbeid in Nederland. Daarbij zet de organisatie risicogericht toezicht in, waarmee wordt...Show moreDe Nederlandse Arbeidsinspectie is de Rijkstoezichthouder op de wet- en regelgeving op het gebied van arbeid in Nederland. Daarbij zet de organisatie risicogericht toezicht in, waarmee wordt gestreefd naar het vinden van de grootste risicovolle situaties op de arbeidsmarkt en het bereiken van maatschappelijk effect door eerlijk, gezond en veilig werk te bevorderen. Dit onderzoek gaat in op de vraag of de doelen van het risicogerichte toezicht van de Nederlandse Arbeidsinspectie worden behaald en geeft verklaringen voor de mate van doelbereiking.Show less
In dit onderzoek staan de verschillen voor een gemeentelijke Handhavingsorganisatie in het werken onder een burgemeester of een wethouder centraal. Twee staatsrechtelijk verschillende entiteiten...Show moreIn dit onderzoek staan de verschillen voor een gemeentelijke Handhavingsorganisatie in het werken onder een burgemeester of een wethouder centraal. Twee staatsrechtelijk verschillende entiteiten die hetzelfde ambtelijk apparaat kunnen aansturen.Show less
Kwalitatief onderzoek naar de beslissingsbevoegdheid van docenten en onderwijsondersteunend personeel in het voortgezet onderwijs bij het registreren van (on)geoorloofd verzuim.
Onderzoek naar transformationeel leiderschap van teamleiders in het VO en de invloed van TML op de regelpercepties (negatief vs. positief) onder docenten.
Uit onderzoek blijkt dat zowel diversiteit en inclusief leiderschap van invloed zijn voor het vormen van een inclusief klimaat (Ashikali, Groeneveld en Kuipers, 2020; Van Knippenberg, De Dreu &...Show moreUit onderzoek blijkt dat zowel diversiteit en inclusief leiderschap van invloed zijn voor het vormen van een inclusief klimaat (Ashikali, Groeneveld en Kuipers, 2020; Van Knippenberg, De Dreu & Homan, 2004). Er bestaat een verband tussen inclusief leiderschap en een inclusief klimaat enerzijds, en tussen diversiteit en een inclusief klimaat anderzijds. Een inclusief werkklimaat kan veel positieve effecten met zich meebrengen, maar het kan ook negatief uitpakken wanneer personen die ‘anders’ zijn worden uitgesloten. Er wordt gesteld dat inclusief leider van groot belang is bij het vormen van een inclusief werkklimaat (Ashikali, Groeneveld & Kuijpers, 2020). Het doel van dit onderzoek is om erachter te komen welke effecten inclusief leiderschap en diversiteit hebben op een inclusief werkklimaat. Er wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag: Wat is de invloed van de mate van diversiteit en invulling van leiderschap op de aanwezigheid van een inclusieve werk omgeving van de afdeling Dienst Terugkeer en Vertrek van het ministerie van Justitie en Veiligheid? Omdat dit in mindere mate op een kwalitatieve manier in de publieke sector is onderzocht, is dit onderzoek daar van toegevoegde waarde voor de wetenschap. Op basis van de literatuur zijn twee verwachtingen opgesteld. In dit onderzoek is de focus gelegd op een team van de Dienst Terugkeer en Vertrek van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Er zijn negen interviews afgenomen met medewerkers van de Dienst Terugkeer en Vertrek. Daarnaast hebben deze medewerkers nog een korte digitale vragenlijst ingevuld. Uit de antwoorden van de interviews en vragenlijsten is gebleken dat er, ondanks het weinige contact met de leidinggevende, wel sprake is van inclusief leiderschap, maar dat niet met zekerheid kan worden gezegd dat het inclusieve werkklimaat door het inclusieve leiderschap komt. Wel heeft de diversiteit binnen het team bijgedragen aan het bestaan van een inclusief werkklimaat. De conclusie is dan ook dat inclusief leiderschap en diversiteit beide voor een inclusief klimaat kunnen zorgen, maar dat het geen vereiste hoeven te zijn. Omdat in dit onderzoek de focus lag op demografische verschillen (leeftijd, geslacht en etniciteit) liggen er nog kansen voor vervolgonderzoek op het gebied van niet-waarneembare verschillen.Show less
Onderdeel van zowel het Nederlandse Klimaatakkoord als de Europese klimaatdoelstellingen is het overgaan naar meer productie van duurzame energie. Dit allemaal ten einde in 2050 bijna volledige...Show moreOnderdeel van zowel het Nederlandse Klimaatakkoord als de Europese klimaatdoelstellingen is het overgaan naar meer productie van duurzame energie. Dit allemaal ten einde in 2050 bijna volledige energie duurzaam te zijn. In 2009 stelden de EU-regeringsleiders middels Richtlijn 2009/28/EG, ook wel bekend als de Richtlijn Hernieuwbare Energie, een doelstelling op voor het energieverbruik uit hernieuwbare energie, 20% in 2020. In 2018 werd middels Richtlijn 2018/2001/EU hetzelfde doel voor 2030 verhoogd naar 32%. Uit onderzoek blijkt dat Nederland hierin het slechtste jongetje van de klas is. Het is dus nog maar de vraag of een herziening van de Richtlijn Hernieuwbare Energie ervoor gaat zorgen dat Nederland meer duurzame energie gaat produceren. De doelstelling van dit onderzoek is om beter inzicht te verkrijgen in de rol die Europeanisering speelt bij de totstandkoming van het Nederlandse beleid omtrent duurzame energie voor 2030. De onderzoeksvraag die gesteld wordt luidt: “In hoeverre heeft Europeanisering invloed gehad op de totstandkoming van het Nederlandse beleid omtrent duurzame energie voor 2030?”Show less