In het licht van de bevindingen uit dit onderzoek wordt een poging gedaan om te kijken of in Europa een mogelijke herverdeling van werkuren het welzijn van oudere groepen kan verhogen door meer...Show moreIn het licht van de bevindingen uit dit onderzoek wordt een poging gedaan om te kijken of in Europa een mogelijke herverdeling van werkuren het welzijn van oudere groepen kan verhogen door meer werktevredenheid. De resultaten zullen een indicatie geven over de gedragingen en preferenties op het individuele micro-niveau van 55+ers richting hun pensionering, uitgaande van de institutionele grenzen per land waarin deze overwegingen moeten worden gemaakt. Aan de hand van voltijd en deeltijd werkende individuen van boven de 55 jaar wordt geprobeerd aanwijzingen te vinden voor verschillen in de connectie met hun werktevredenheid.Show less
In Nederland bouwen zelfstandigen geen werknemerspensioen op via de tweede pijler. Hierdoor ontstaat de vraag of zelfstandigen tijdens hun pensioen slechter af en ongelukkiger zijn dan werknemers...Show moreIn Nederland bouwen zelfstandigen geen werknemerspensioen op via de tweede pijler. Hierdoor ontstaat de vraag of zelfstandigen tijdens hun pensioen slechter af en ongelukkiger zijn dan werknemers en of een verplichte pensioensopbouw voor zelfstandigen nuttig zou kunnen zijn. Deze vraag wordt onderzocht door middel van een Fixed Effects (FE) regressieanalyse met data van het LISS panel. Het onderzoek bouwt voort op de literatuur over de ‘Retirement Consumption Puzzle’ en draagt bij aan het onderzoek naar zelfstandig ondernemers in Nederland. De regressieanalyses tonen geen significant verschil tussen werknemers en zelfstandigen in het effect van pensionering op zowel de inkomensval als de tevredenheid met de financiële situatie.Show less
Op het gebied van pensionering en het effect hiervan op de gezondheid van het individu is er al veel bekend. Dit komt naar voren in meerdere onderzoeken waarbij elk andere databases, andere...Show moreOp het gebied van pensionering en het effect hiervan op de gezondheid van het individu is er al veel bekend. Dit komt naar voren in meerdere onderzoeken waarbij elk andere databases, andere periodes en andere variabelen om hun onafhankelijke en afhankelijke variabele concreet te maken gebruikt, waardoor er bij elk onderzoek een ander resultaat uit komt. Dit spreidt van positieve naar negatieve effecten naar positieve en negatieve effecten naar geen enkel effect. Om dit gebied nader te onderzoeken is er in dit onderzoek gefocust op subjectieve fysieke gezondheid en een hoog cholesterolgehalte onder mensen met en mensen zonder een migratieachtergrond waarbij de onderzoeksvraag luidt: ‘Wat is het effect van pensionering op de subjectieve fysieke gezondheid en het hebben van een hoog cholesterolgehalte in Nederland en is dit anders voor mensen met een migratieachtergrond?’. Dit onderzoek is in beweging gezet door middel van het LISS panel. Hier wordt longitudinale data vandaan gehaald van de jaren 2010 tot en met 2020, waarbij 2014 missing is, om de variabelen concreet te maken. In dit onderzoek worden deze variabelen meegenomen: pensioen, herkomstgroep, leeftijd, gender, omschrijving gezondheid en hoge cholesterol. Hierbij is de variabele herkomstgroep omgezet naar de dummy variabele migratie. Na een gepaste dataset in elkaar te zetten wordt er gekeken naar de beschrijvende statistiek van elke variabele. Vervolgens worden er lineaire regressieanalyses uitgevoerd waarbij als laatste twee lineaire regressies uitgevoerd worden met interactie effecten. Uit de beschrijvende statistiek komt voort dat er gemiddeld 24,6% van de respondenten een hoog cholesterolgehalte heeft en de gemiddelde omschrijving van de gezondheid een 2,968 is op schaal van 1 tot 5. Bij dit gemiddelde is er geen onderscheid gemaakt tussen mensen met of zonder een migratieachtergrond. Uit de regressieanalyses blijkt dat de gemiddelde gepensioneerde respondent met 1,5% hun gezondheid beter omschrijft dan een respondent die niet met pensioen is. Dit effect is sterker voor mensen met een migratieachtergrond, waardoor beide nulhypotheses verworpen kunnen worden. Respondenten die gepensioneerd zijn hebben 0,9% meer kans om een hoog cholesterolgehalte te hebben dan respondenten die niet met pensioen zijn. Dit pensioneringseffect is minder sterk onder mensen met een migratieachtergrond, waardoor geconcludeerd kan worden dat mensen met een migratieachtergrond die gepensioneerd zijn minder vaak een hoog cholesterolgehalte hebben dan mensen zonder een migratieachtergrond die gepensioneerd zijn. Ook in dit geval kunnen beide nulhypotheses verworpen worden.Show less
Er zijn veel problemen rondom de kwaliteit van leven van gepensioneerden. Veel mensen lijken zich zorgen te maken over het leven dat hen te wachten staat na de pensionering. Het doel van deze...Show moreEr zijn veel problemen rondom de kwaliteit van leven van gepensioneerden. Veel mensen lijken zich zorgen te maken over het leven dat hen te wachten staat na de pensionering. Het doel van deze scriptie was het onderzoeken van het effect van pensionering op kwaliteit van leven om te kijken of deze zorgen gegrond zijn. Ook werd gekeken naar het verschil in effect tussen Frankrijk en andere Europese landen. In deze scriptie is gebruik gemaakt van de SHARE dataset waarbij de CASP-score gebruikt is om de kwaliteit van leven te meten. Vanwege wederkerigheid tussen pensioen en kwaliteit van leven is een IV-regressie gebruikt om het effect van pensionering op kwaliteit van leven te schatten. Het resultaat van deze regressie was een positief effect van pensionering op kwaliteit van leven. Op de deelhypothese kon door problemen met collineariteit geen antwoord worden gegeven. Hierdoor wordt aanbevolen om dit onderzoek te repliceren met een regressie die wel betrouwbare resultaten geeft. Ook wordt aanbevolen te onderzoeken wat zorgt voor het positieve effect van pensionering op kwaliteit van leven.Show less
De doelstelling van dit onderzoek is om na te gaan in hoeverre de mate van consumptie van 65-plussers die in het bezit zijn van een eigen woning beïnvloed wordt door schommelingen in het illiquide...Show moreDe doelstelling van dit onderzoek is om na te gaan in hoeverre de mate van consumptie van 65-plussers die in het bezit zijn van een eigen woning beïnvloed wordt door schommelingen in het illiquide vermogen, zodat dit zou kunnen fungeren als middel om de toereikendheid van het pensioen adequaat te houden. Vervolgens is gekeken of deze beïnvloeding afhankelijk is van het genoten educatieniveau, wat als proxy geldt voor lage-en hoge inkomens. De gebruikte maatstaf voor het illiquide vermogen betreft de huisprijsindex (HPI), en de mate van consumptie heeft betrekking tot de mate waarin huishoudens maandelijks kunnen voldoen aan hun basisbehoeften. Dit onderzoek vindt een significant positieve relatie tussen fluctuaties in de HPI en de mate van consumptie van oudere huishoudens, echter is deze relatie vrij gering. Er kan geconcludeerd worden dat ouderen gebruik maken van het illiquide vermogen om te consumeren waardoor het opties biedt om de toereikendheid van het pensioen (meer) adequaat te maken.Show less
De afgelopen vijftien jaar blijkt de (bruto) arbeidsparticipatie van jonge Nederlandse mannen, met een leeftijd tussen de 21 tot 30 jaar, sterk te zijn afgenomen. Dit terwijl de arbeidsparticipatie...Show moreDe afgelopen vijftien jaar blijkt de (bruto) arbeidsparticipatie van jonge Nederlandse mannen, met een leeftijd tussen de 21 tot 30 jaar, sterk te zijn afgenomen. Dit terwijl de arbeidsparticipatie van andere groepen, zoals jonge vrouwen of oudere werkende mannen, gelijk is gebleven of zelfs is gestegen. Tevens is de vrijetijdsbesteding aan recreationeel computergebruik en het spelen van videogames sterk gestegen. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van panel-data betreffend de periode 2008-2019 om te analyseren in hoeverre de vrijetijdsbesteding aan recreationeel computergebruik en videogames een verklaring geeft voor de genoemde, gedaalde arbeidsparticipatie. Aan de hand van bestaande literatuur, beschrijvende statistiek en (logaritmische) regressie analyses is dit vraagstuk onderzocht. In tegenstelling tot het onderzoek verricht door Aguiar et al. (2017) dat betrekking heeft tot de Verenigde Staten, blijkt er uit dit onderzoek geen heldere verklaring te zijn van videogames en recreationeel vrijetijdsgebruik op de keuze om meer vrije tijd te benutten, en dus tevens minder arbeid in uren aan te bieden. Zo blijken de Engel-curves en daarmee de elasticiteit van zowel video-games en recreatief computergebruik, en overige vormen van vrijetijdsbesteding, relatief inelastisch te zijn. Tevens is de totale vrije tijd over de afgelopen elf jaar stabiel gebleven, terwijl tijd besteed aan videogames en recreationeel computergebruik sterk is toegenomen. Hier blijkt de afwezigheid van een complementair verband uit. De trend, te herkennen in de afname in arbeidsparticipatie van jonge mannen, kan negatieve gevolgen hebben voor de houdbaarheid van bepaalde economische zaken. Als beleidsaanbevelingen worden gegeven dat er allereerst een betere overgang moet worden gecreëerd van opleiding naar de arbeidsmarkt, waardoor het niet kunnen vinden van een baan minder snel zal gebeuren. Tevens moet er een extrinsieke motivatie ontstaan in de vorm van een subsidie of verlaging van uitkeringen, en/of moet de intrinsieke motivatie worden vergroot.Show less
Een veel gebruikt instrument in Europa om de arbeidsparticipatie van ouderen (leeftijden 55 tot en met 64) te bevorderen is ontslagbescherming wetgeving. Echter is de bestaande wetenschappelijke...Show moreEen veel gebruikt instrument in Europa om de arbeidsparticipatie van ouderen (leeftijden 55 tot en met 64) te bevorderen is ontslagbescherming wetgeving. Echter is de bestaande wetenschappelijke literatuur het niet eens over het effect van ontslagbescherming wetgeving op de arbeidsparticipatie van ouderen. In dit onderzoek wordt dit effect onderzocht aan de hand van de Easy-SHARE dataset en de EPL index van het OECD. Hiermee wordt beoogd meer inzichten te creëren voor beleidsmogelijkheden die de arbeidsparticipatie van ouderen stimuleren en toe te voegen aan de huidige wetenschappelijke kennis over het effect van ontslagbescherming wetgeving op de arbeidsparticipatie van ouderen. Uit het onderzoek komt naar voren dat ontslagbescherming wetgeving een matige negatieve correlatie heeft met de arbeidsparticipatiegraad van ouderen. Verder komt er naar voren dat dit effect versterkt wordt door de aanwezigheid van institutionele vroegpensioen stimulansen. Uit de literatuur volgt dat strenge ontslagbescherming wetgeving het aantal ouderen dat wordt aangenomen remt en de kans vergroot op ‘geforceerd’ vroegpensioen.Show less
Dit onderzoek analyseert in het kader van de job search theory het effect van de maximale WW-duur op de baankwaliteit post-werkloosheid in Nederland. De job search theory suggereert dat een langere...Show moreDit onderzoek analyseert in het kader van de job search theory het effect van de maximale WW-duur op de baankwaliteit post-werkloosheid in Nederland. De job search theory suggereert dat een langere maximale WW-duur zich vertaalt in een betere baankwaliteit na de werkloosheidsperiode. De maximale WW-duur is niet direct te observeren, waardoor er in dit onderzoek gebruik wordt gemaakt van een proxy. Door gebruik te maken van panel data wordt er een fixed-effects regressie uitgevoerd. De baankwaliteit wordt gemeten door te kijken naar de objectieve baankenmerken loon en baanstabiliteit en het subjectieve baankenmerk baantevredenheid. De resultaten suggereren dat er een positief verband bestaat tussen het verlengen van de maximale WW-duur en de baankwaliteit post-werkloosheid.Show less
In dit onderzoek wordt de volgende vraag beantwoord: ‘In welke mate zijn bijstandontvangers minder gelukkig dan werkenden en is dit veranderd na de invoering van de Participatiewet?’. Het onderzoek...Show moreIn dit onderzoek wordt de volgende vraag beantwoord: ‘In welke mate zijn bijstandontvangers minder gelukkig dan werkenden en is dit veranderd na de invoering van de Participatiewet?’. Het onderzoek is voor een gedeelte beschrijvend ingericht en voor een ander deel gebaseerd op een fixed effects regressieanalyse. Daarbij richt dit onderzoek zich op de periode 2008-2019. In dit onderzoek is naar een drietal aspecten gekeken. Ten eerste is onderzocht hoe het subjectieve welzijn van bijstandsontvangers zich verhoudt tot de controlegroep werkenden. De verwachting was dat bijstandsontvangers minder gelukkig zijn dan werkenden. Ten tweede is onderzocht in hoeverre er veranderingen in geluk zijn opgetreden na de invoering van de Participatiewet in 2015. De verwachting voorafgaand aan het onderzoek was dat bijstandsontvangers minder gelukkig zijn na de invoering van de Participatiewet. Tot slot is onderzocht of veranderingen in het subjectieve welzijn puur verklaard kunnen worden door een financieel effect en in welke mate daarbij andere immateri le (psychische, sociale) effecten een rol spelen. De hypothese was dat het effect van het ontvangen van een bijstandsuitkering op financieel welzijn kleiner is dan het effect op subjectief welzijn. Uit de resultaten blijkt dat bijstandsontvangers minder gelukkig zijn dan werkenden. Het verschil is daarbij substantieel en significant. Ten eerste ligt het gemiddelde subjectieve welzijn lager in de groep bijstandsontvangers ten opzichte van werkenden (respectievelijk 5.60 en 7.38). Daarnaast blijkt ook uit de regressiemodellen dat bijstandsontvangers een significant en substantieel lager subjectief welzijn hebben: 0.4 lager op een schaal van 1 tot 10. Verder is in dit onderzoek geen significante verandering van het subjectieve welzijn gevonden na invoering van de Participatiewet. Tot slot blijkt het negatieve effect van het ontvangen van een bijstandsuitkering op financieel welzijn groter dan het effect op het subjectieve welzijn (respectievelijk –1.171 en -0.432). Dit komt niet overeen met de verwachting voorafgaand aan dit onderzoek, waarbij verwacht werd dat het effect op het subjectieve welzijn groter zou zijn. Op basis van dit onderzoek stellen we vast dat subjectief welzijn in de bijstand substantieel lager ligt in vergelijking met werkenden. Daarmee verdient het welzijn in de bijstand structureel meer aandacht in (de evaluatie van) bijstandsbeleid. Een eerste advies is daarom om bij bijstandsbeleid mede te sturen op het verbeteren van het welzijn van bijstandsontvangers. Een tweede advies is om, gegeven de positieve effecten van werk op het welzijn van individuen, een basisbaan als sluitstuk van het socialezekerheidsstelsel serieus te verkennen als middel om het welzijn in de bijstand te verbeteren.Show less