De afgelopen vijftien jaar blijkt de (bruto) arbeidsparticipatie van jonge Nederlandse mannen, met een leeftijd tussen de 21 tot 30 jaar, sterk te zijn afgenomen. Dit terwijl de arbeidsparticipatie...Show moreDe afgelopen vijftien jaar blijkt de (bruto) arbeidsparticipatie van jonge Nederlandse mannen, met een leeftijd tussen de 21 tot 30 jaar, sterk te zijn afgenomen. Dit terwijl de arbeidsparticipatie van andere groepen, zoals jonge vrouwen of oudere werkende mannen, gelijk is gebleven of zelfs is gestegen. Tevens is de vrijetijdsbesteding aan recreationeel computergebruik en het spelen van videogames sterk gestegen. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van panel-data betreffend de periode 2008-2019 om te analyseren in hoeverre de vrijetijdsbesteding aan recreationeel computergebruik en videogames een verklaring geeft voor de genoemde, gedaalde arbeidsparticipatie. Aan de hand van bestaande literatuur, beschrijvende statistiek en (logaritmische) regressie analyses is dit vraagstuk onderzocht. In tegenstelling tot het onderzoek verricht door Aguiar et al. (2017) dat betrekking heeft tot de Verenigde Staten, blijkt er uit dit onderzoek geen heldere verklaring te zijn van videogames en recreationeel vrijetijdsgebruik op de keuze om meer vrije tijd te benutten, en dus tevens minder arbeid in uren aan te bieden. Zo blijken de Engel-curves en daarmee de elasticiteit van zowel video-games en recreatief computergebruik, en overige vormen van vrijetijdsbesteding, relatief inelastisch te zijn. Tevens is de totale vrije tijd over de afgelopen elf jaar stabiel gebleven, terwijl tijd besteed aan videogames en recreationeel computergebruik sterk is toegenomen. Hier blijkt de afwezigheid van een complementair verband uit. De trend, te herkennen in de afname in arbeidsparticipatie van jonge mannen, kan negatieve gevolgen hebben voor de houdbaarheid van bepaalde economische zaken. Als beleidsaanbevelingen worden gegeven dat er allereerst een betere overgang moet worden gecreëerd van opleiding naar de arbeidsmarkt, waardoor het niet kunnen vinden van een baan minder snel zal gebeuren. Tevens moet er een extrinsieke motivatie ontstaan in de vorm van een subsidie of verlaging van uitkeringen, en/of moet de intrinsieke motivatie worden vergroot.Show less