Routine Activity Theory (RAT) is a widely approved theory in the field of criminology. However, the causal mechanisms of the concept of guardianship within this theory lack experimental...Show moreRoutine Activity Theory (RAT) is a widely approved theory in the field of criminology. However, the causal mechanisms of the concept of guardianship within this theory lack experimental substantiation. The current study aims to capitalize on this research gap by testing the accuracy of RAT in practice, while also assessing the effects of offender-guardian identity similarities using Social Identity Theory (SIT) and deindividuation theory. The research question that is examined is: Does the presence of guardians inhibit cheating behavior, and is this relationship influenced by offenders’ perception of guardians as members of the in-group rather than the out-group? Participants performed an online quiz in which they could cheat. They either did the quiz alone, in the presence of in-group or out-group bystanders. In- and out-groups were manipulated through gender. Inconsistent with prior expectations, a one-way ANOVA showed no significant differences in cheating behavior between the conditions. Also, planned contrast analyses indicated no significant effects of the presence and the social identity of guardians on cheating behavior. Thus, failing to support the notion in RAT that the presence of guardians inhibits criminal behavior and negates the impact of social identity similarities between offender and bystander. However, these results could be subject to the inability to create strong group identities. Future research could therefore implement another manipulation criterion and conduct the quiz offline.Show less
Volgens de Routine Activiteiten Theorie (RAT) van Cohen en Felson fungeert de omstander als een cruciale actor in de misdaadpreventie door de interactie tussen een gemotiveerde dader en een...Show moreVolgens de Routine Activiteiten Theorie (RAT) van Cohen en Felson fungeert de omstander als een cruciale actor in de misdaadpreventie door de interactie tussen een gemotiveerde dader en een geschikt doelwit te verstoren. De achterliggende gedachte hierbij is dat een dader wordt ontmoedigd door de aanwezigheid en het daaropvolgende gedrag van omstanders. Terwijl het onderzoek naar guardianship groeit, blijft er een relatieve schaarste aan experimenteel werk in dit domein. Deze studie presenteert een methode om het effect van omstanders op het gedrag van gemotiveerde daders te testen. Deelnemers kregen de opdracht om een fietskrat te stelen, waarbij de aanwezigheid en intensiteit van omstanders varieerde. Allereerst werd er verwacht dat de aanwezigheid van omstanders ervoor zou zorgen dat de participant langer over de diefstal zou doen. Verder hadden we verwacht dat wanneer de intensiteit van guardianship toenam, dat de tijd van de diefstal ook zou toenemen. De resultaten van het experiment toonden aan dat verschillende intensiteiten van guardianship het gedrag van de participanten beïnvloedden; wanneer er omstanders aanwezig waren, deden de participanten zoals verwacht langer over de diefstal in vergelijking met wanneer er geen omstanders aanwezig waren. Verder bleek in tegenstelling tot onze verwachting dat de aanwezigheid van actieve omstanders in vergelijking met passieve omstanders er juist voor zorgde dat de participanten sneller in de diefstal waren. Tot slot hadden we verwacht dat daders meer angst zouden ervaren wanneer er omstanders aanwezig zijn. Er werden echter geen significante resultaten gevonden voor het niveau van angst. Onze bevindingen sluiten aan bij de oorspronkelijke opvatting van omstanders door Cohen en Felson, omdat de routineactiviteit van de participanten verschilden in de verschillende condities. Aan het eind zullen we de implicaties van dit onderzoek bespreken.Show less