De afgelopen jaren daalt de leesmotivatie van Nederlandse basisschoolleerlingen. Terwijl leesmotivatie ten grondslag ligt aan een goede leesvaardigheid: wie lezen leuk vindt, leest meer, wat...Show moreDe afgelopen jaren daalt de leesmotivatie van Nederlandse basisschoolleerlingen. Terwijl leesmotivatie ten grondslag ligt aan een goede leesvaardigheid: wie lezen leuk vindt, leest meer, wat resulteert in een betere leesvaardigheid. In deze studie is onderzocht in hoeverre autonomer en gecontroleerder gemotiveerde lezers een voorkeur hebben voor bepaalde leesactiviteiten die gebaseerd zijn op de zelf-determinatietheorie. Dit is onderzocht met een online vragenlijst bij 178 leerlingen uit groep 6, 7 en 8 onder vier basisscholen in omgeving Haarlemmermeer. Leerlingen werden op basis van hun antwoorden op de Self-Regulation Questionnaire (SRQ) ingedeeld in een meer autonoom of meer gecontroleerd gemotiveerde groep lezers. Er bleken 149 leerlingen autonomer gemotiveerd te zijn (A>G) en 29 leerlingen gecontroleerder gemotiveerd (G>A). Leerlingen werden gevraagd wat voor leesactiviteiten hun leesmotivatie op school zouden kunnen bevorderen. Beide groepen kozen dezelfde drie leesactiviteiten als “leukste”. Er werd verwacht dat de G>A groep activiteiten die te maken hadden met competentie of relatie het leukst zouden vinden, maar dit bleek onjuist. Allebei de groepen vonden zelf je boek kiezen het belangrijkst. Daarnaast vonden leerlingen kiezen waar en wanneer ze lezen ook van groot belang. Concluderend kan gesteld worden dat, ondanks verschil in soort motivatie, leerlingen keuzevrijheid bij het lezen als belangrijke motivator zien. Er wordt aangeraden om experimenteel vervolgonderzoek te doen naar de leesactiviteiten die als leukst worden gezien om te onderzoeken of de leesmotivatie daardoor daadwerkelijk omhoog gaat. Daarnaast is meer onderzoek naar evidence-based leesactiviteiten nodig aangezien er in de wetenschappelijke literatuur nog niet veel over bekend is. Tot slot is het van maatschappelijk belang dat wordt geïnvesteerd in leesmotivatie, aangezien leesmotivatie bijdraagt aan leesvaardigheid, wat een voorspeller is voor succes in de maatschappij.Show less
Genderneutraal opvoeden komt steeds meer voor in onze maatschappij. In dit onderzoek is bekeken wat er in de literatuur bekend is over genderneutraal opvoeden. Daarnaast is onderzocht wat de visie...Show moreGenderneutraal opvoeden komt steeds meer voor in onze maatschappij. In dit onderzoek is bekeken wat er in de literatuur bekend is over genderneutraal opvoeden. Daarnaast is onderzocht wat de visie van de pedagogisch medewerkers van kinderopvangorganisatie Kibeo over genderneutraal opvoeden is. Uit het literatuuronderzoek bleek dat de kinderopvang invloed heeft op de ontwikkeling van kinderen. De eerste levensjaren van een kind vormen een belangrijke basis voor de ontwikkeling, zo ook voor de ontwikkeling van genderidentiteit. Het is gebleken dat pedagogisch medewerkers van invloed zijn op de (gender)ontwikkeling van een kind. Het zou dus mogelijk kunnen zijn dat de invloed van de kinderopvang eveneens van invloed is op de ontwikkeling van genderidentiteit. Naast dit literatuuronderzoek is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Dit is gedaan door interviews uit te voeren naar de visie van pedagogisch medewerkers. Deze respondenten hebben zich aangemeld via een oproep die is gedaan door een beleidsmedewerker van Kibeo namens de onderzoekers. De respondenten waren vrouwelijke pedagogisch medewerkers die op de groepen werkten met kinderen van nul tot vier jaar oud. Er zijn tien semigestructureerde diepte-interviews afgenomen, die gehouden zijn aan de hand van een vooraf geschreven topic guide. Dit werd gebruikt als rode draad in de interviews, maar hier werd van afgeweken als het interview daarom vroeg. Na het transcriberen van de interviews zijn deze in het computerprogramma Atlas.ti gecodeerd. De belangrijkste codes die aan tekstfragmenten zijn gekoppeld, zijn codes voor de visies van de pedagogisch medewerkers, de gender contrastereotyperende opmerkingen die werden gedaan en de sturing van de respondenten. Na het coderen zijn de interviews aan de hand van deze codes geanalyseerd. Uit de analyse bleek dat het grootste deel van de pedagogisch medewerkers een positieve houding heeft ten opzichte van genderneutraal opvoeden. Door het merendeel van de medewerkers werd het geaccepteerd als er door kinderen met elk soort speelgoed gespeeld werd, ongeacht hun gender. Een belangrijke overeenkomst hierin was de autonomie van het kind. Er waren ook twee negatieve meningen ten opzichte van genderneutraal opvoeden, waarin werd aangegeven dat er een grens zat aan genderneutraal opvoeden en waarin werd afgevraagd of het wel mogelijk zou zijn. Ook door deze medewerkers werd echter het spelen met verschillende soorten speelgoed ongeacht gender geaccepteerd. Naast tekstfragmenten over de visie van de pedagogisch medewerkers over genderneutraal opvoeden zijn er tekstfragmenten bekeken over de sturing van de pedagogisch medewerkers en de omgang met de ouders van de kinderen. Hieruit is gebleken dat de meeste respondenten kinderen aansporen om met allerlei soorten speelgoed te spelen en dat dit vaak in het belang is van de ontwikkeling van de kinderen. Zo laten de respondenten zien dat ze inderdaad voor het belang en de autonomie van het kind kiezen. Aan de omgang met de ouders kan worden gezien dat een deel van de pedagogisch medewerkers de wensen van de ouders voorop stelt en een deel de autonomie van het kind. Door dit onderzoek is er een begin van een algemene visie van de pedagogisch medewerkers van Kibeo in kaart gebracht, maar dit is nog niet bruikbaar voor een beleid voor genderneutraal opvoeden binnen de kinderopvangorganisatie Kibeo. Het advies is om voor dit eventuele beleid in gesprek te gaan met de pedagogisch medewerkers en om nog meer onderzoek te doen naar genderneutraal opvoeden.Show less
Genderneutraal opvoeden komt steeds meer voor in onze maatschappij. In dit onderzoek is bekeken wat er in de literatuur bekend is over genderneutraal opvoeden. Daarnaast is onderzocht wat de visie...Show moreGenderneutraal opvoeden komt steeds meer voor in onze maatschappij. In dit onderzoek is bekeken wat er in de literatuur bekend is over genderneutraal opvoeden. Daarnaast is onderzocht wat de visie van de pedagogisch medewerkers van kinderopvangorganisatie Kibeo over genderneutraal opvoeden is. Uit het literatuuronderzoek bleek dat de kinderopvang invloed heeft op de ontwikkeling van kinderen. De eerste levensjaren van een kind vormen een belangrijke basis voor de ontwikkeling, zo ook voor de ontwikkeling van genderidentiteit. Het is gebleken dat pedagogisch medewerkers van invloed zijn op de (gender)ontwikkeling van een kind. Het zou dus mogelijk kunnen zijn dat de invloed van de kinderopvang eveneens van invloed is op de ontwikkeling van genderidentiteit. Naast dit literatuuronderzoek is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd. Dit is gedaan door interviews uit te voeren naar de visie van pedagogisch medewerkers. Deze respondenten hebben zich aangemeld via een oproep die is gedaan door een beleidsmedewerker van Kibeo namens de onderzoekers. De respondenten waren vrouwelijke pedagogisch medewerkers die op de groepen werkten met kinderen van nul tot vier jaar oud. Er zijn tien semigestructureerde diepte-interviews afgenomen, die gehouden zijn aan de hand van een vooraf geschreven topic guide. Dit werd gebruikt als rode draad in de interviews, maar hier werd van afgeweken als het interview daarom vroeg. Na het transcriberen van de interviews zijn deze in het computerprogramma Atlas.ti gecodeerd. De belangrijkste codes die aan tekstfragmenten zijn gekoppeld, zijn codes voor de visies van de pedagogisch medewerkers, de gender contrastereotyperende opmerkingen die werden gedaan en de sturing van de respondenten. Na het coderen zijn de interviews aan de hand van deze codes geanalyseerd. Uit de analyse bleek dat het grootste deel van de pedagogisch medewerkers een positieve houding heeft ten opzichte van genderneutraal opvoeden. Door het merendeel van de medewerkers werd het geaccepteerd als er door kinderen met elk soort speelgoed gespeeld werd, ongeacht hun gender. Een belangrijke overeenkomst hierin was de autonomie van het kind. Er waren ook twee negatieve meningen ten opzichte van genderneutraal opvoeden, waarin werd aangegeven dat er een grens zat aan genderneutraal opvoeden en waarin werd afgevraagd of het wel mogelijk zou zijn. Ook door deze medewerkers werd echter het spelen met verschillende soorten speelgoed ongeacht gender geaccepteerd. Naast tekstfragmenten over de visie van de pedagogisch medewerkers over genderneutraal opvoeden zijn er tekstfragmenten bekeken over de sturing van de pedagogisch medewerkers en de omgang met de ouders van de kinderen. Hieruit is gebleken dat de meeste respondenten kinderen aansporen om met allerlei soorten speelgoed te spelen en dat dit vaak in het belang is van de ontwikkeling van de kinderen. Zo laten de respondenten zien dat ze inderdaad voor het belang en de autonomie van het kind kiezen. Aan de omgang met de ouders kan worden gezien dat een deel van de pedagogisch medewerkers de wensen van de ouders voorop stelt en een deel de autonomie van het kind. Door dit onderzoek is er een begin van een algemene visie van de pedagogisch medewerkers van Kibeo in kaart gebracht, maar dit is nog niet bruikbaar voor een beleid voor genderneutraal opvoeden binnen de kinderopvangorganisatie Kibeo. Het advies is om voor dit eventuele beleid in gesprek te gaan met de pedagogisch medewerkers en om nog meer onderzoek te doen naar genderneutraal opvoeden.Show less
Het lijkt een goed idee om de leesmotivatie te bevorderen bij bovenbouwleerlingen, omdat dit invloed heeft op de leesprestaties. In deze bachelorscriptie is gepoogd een antwoord te krijgen op de...Show moreHet lijkt een goed idee om de leesmotivatie te bevorderen bij bovenbouwleerlingen, omdat dit invloed heeft op de leesprestaties. In deze bachelorscriptie is gepoogd een antwoord te krijgen op de vraag welke evidence-based leesactiviteiten op school samenhangen met leesmotivatie bij deze leerlingen. Er is een vragenlijst afgenomen bij uiteindelijk 178 bovenbouwleerlingen met verschillende onderdelen (gesloten vragen, SRQ-leesmotivatie en rankingvragen). Eerst werd er gekeken of er significante verschillen te vinden waren in de achtergrondkenmerken van de leerlingen. Dit bleek het geval bij geslacht en het leerjaar. Er bleken significant meer meisjes in de meer autonoom gemotiveerde groep te zitten. Er is een significant verschil gevonden in de gecontroleerde motivatie van groep 6 ten opzichte van die van groep 7 en 8. Groep 6 leerlingen bleken meer gecontroleerd gemotiveerd. Er werden vervolgens daadwerkelijk twee groepen gemaakt: de meer autonoom gemotiveerde leerlingen (A>G) en de meer gecontroleerd gemotiveerde leerlingen (G>A) met significante verschillen. Dit sluit goed aan bij de Zelf-Determinatietheorie van Deci & Ryan (2000) met zijn componenten: autonomie, relatie en competentie. Er werd verwacht dat de twee verschillende groepen (A>G en G>A) verschilden in behoeften en dat er andere activiteiten als populairst gevonden werden. Dit bleek niet het geval. De drie populairste activiteiten bleken “Kiezen wat ik lees”, “Kiezen waar of wanneer ik lees” en “Zelf het boekniveau kiezen”. Mogelijke kanttekeningen aan het onderzoek zijn onder andere de COVID-19 maatregelen die de dataverzamelingsperiode anders deed inrichten, maar ook meer inhoudelijke discussiepunten zoals uitkomsten uit dit onderzoek die niet overeen kwamen met de literatuur. Relatie bleek in de literatuur de sterke voorspeller te zijn van leesmotivatie, maar autonomie bleek in dit onderzoek het populairst. Tenslotte worden er adviezen gegeven voor in de praktijk, aansluitend bij het onderzoek, onderbouwd door de literatuur.Show less