In deze masterscriptie wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de verkiezingsdebatten in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2012. Verkiezingsdebatten zijn voor lijsttrekkers een...Show moreIn deze masterscriptie wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de verkiezingsdebatten in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 2012. Verkiezingsdebatten zijn voor lijsttrekkers een uitgelezen gelegenheid om hun eigen standpunten en belangrijkste argumenten uiteen te zetten. Zodoende trachten zij de kiezer te overtuigen op hen te stemmen, zodat zij uiteindelijk voorop kunnen gaan bij het vormen van een nieuwe regering en het leiden van het land. Door middel van de uitgebreide pragma-dialectiek, waarin strategisch manoeuvreren een belangrijke rol speelt, is een analyse gemaakt van lijsttrekkers in drie verkiezingsdebatten uit de campagne van 2012. De notie strategisch manoeuvreren verwijst naar het feit dat discussianten een verschil van mening niet alleen willen oplossen, maar het meningsverschil ook willen winnen. Er bestaat dus zowel een dialectische als een retorische dimensie. Strategisch manoeuvreren vindt altijd plaats in een specifieke argumentatieve praktijk, in de pragma-dialectiek ook wel argumentatief actietype genoemd. Om een zo compleet mogelijk beeld van het strategisch manoeuvreren te geven, wordt dus eerst de argumentatieve praktijk, oftewel het argumentatieve actietype, van het Nederlands verkiezingsdebat gekarakteriseerd. Uit deze omschrijving blijkt dat het belangrijkste doel van de lijsttrekkers is om de (potentiële) kiezer te overtuigen. Het overtuigen geschiedt door het gewenste beleid te beargumenteren, waardoor het publiek gelijktijdig wordt geïnformeerd over de inhoud van het nieuwe beleid. Hierbij is het informeren ondergeschikt aan het overtuigen. Daarnaast dienen politici zich aan een aantal regels te houden. Ze dienen rekening te houden met de institutionele regels van het verkiezingsdebat, zoals met respect debatteren en andere deelnemers niet persoonlijk aanvallen. Daarnaast moeten ze, net als in alle andere actietypen, rekening houden met de pragma-dialectische discussieregels. De primaire resultaten van de analyses laten zien dat politici gebruikmaken van drie verschillende argumentatietypen, waarvan de pragmatische argumentatie het meest gebruikt werd. Daarnaast laten de analyses zien dat binnen het verkiezingsdebat ruimte is voor het gebruik van verschillende stijlfiguren en presentatiemiddelen en dat politici zich bewust aan het publiek, de (potentiële) kiezer aanpassen. Uit deze primaire resultaten zijn drie strategische keuzes (eigenaarschap, framing en het gebruik van autoriteitsargumentatie) geëxtraheerd en is gekeken naar hoe de keuze van de argumentatie, de keuze uit de presentatiemiddelen en de aanpassingen aan het auditorium samen bijdragen aan de vormgeving van de strategisch keuzes. In deze analyses wordt nogmaals benadrukt dat politici alles in het werk stellen om de kiezer te bereiken en te overtuigen. Deze scriptie kan beschouwd worden als een exploratief-analytisch en hypothesevormend onderzoek, dat gebruikt kan worden bij verder onderzoek naar strategisch manoeuvreren in het Nederlands verkiezingsdebat. Zodoende kunnen de analyses uitgevoerd worden op een recentere casus of kan er een groter corpus gebruikt worden.Show less
Steeds meer mensen zijn nieuws-moe. Om het imago van de journalistiek bij te stellen, veranderen mediabedrijven van strategie en proberen ze de betrokkenheid van het publiek weer te vergroten. De...Show moreSteeds meer mensen zijn nieuws-moe. Om het imago van de journalistiek bij te stellen, veranderen mediabedrijven van strategie en proberen ze de betrokkenheid van het publiek weer te vergroten. De regionale Omroep West probeert dit door constructieve journalistiek toe te passen: een relatief nieuw journalistiek genre met de focus op meer nuance in verhalen, betrokkenheid van het publiek en het beantwoorden van de ‘wat nu?’-vraag. Uiteindelijk staat de volgende onderzoeksvraag centraal: Hoe hebben de redacteuren van Omroep West die zich bezighouden met videocontent de introductie en uitrol van constructieve journalistiek binnen de omroep ervaren? Als uitgangspunt dienen verschillende theorieën van Journalism Studies, zoals over constructieve journalistiek (Gyldensted, 2015; Haagerup, 2014; McIntyre, 2015), rolpercepties (Mellado & Van Dalen, 2014), positieve psychologie (Fredrickson, 2011; Gyldensted, 2015; Pals, 2006; Seligman, 2011) en framing (Bednarek & Caple, 2012; Entman, 1993; Gutmann, 2012). Met deze theorieën als uitgangspunt zijn vervolgens een tiental redacteuren van Omroep West bevraagd over hun ervaringen met de introductie en de uitrol van constructieve journalistiek, evenals over de implementatie ervan in hun werkzaamheden en welke visuele mogelijkheden het concept heeft. Dit gebeurde aan de hand van semigestructureerde diepte-interviews met de redacteuren. De interviews zijn vervolgens getranscribeerd en gecodeerd volgens de methode van Rubin & Rubin (2012). Uit het onderzoek blijkt dat de redacteuren positief staan tegenover de constructieve journalistiek als nieuwe werkwijze, maar dat ze kritisch zijn over de manier waarop het concept op de redactie is geïntroduceerd en uitgerold. De kritiek komt voort uit het gebrek aan een discussie over het concept voorafgaand aan de invoering, onduidelijke informatievoorziening en niet-constructieve communicatie vanuit de leiding. Anderzijds zien de redacteuren in het concept zelf de mogelijkheden voor het creëren van meer betrokkenheid met het publiek. Ook merken ze dat de werkwijze van constructieve journalistiek van invloed is binnen hun werkzaamheden. Daarbij worden de visuele mogelijkheden van het genre beperkt door het tijdsgebrek van de journalisten en tijdsrestricties die aan videoreportages vastzitten. Uiteindelijk valt de conclusie te trekken dat de constructieve journalistiek in theorie veel potentie heeft, maar dat voor het slagen daarvan goede aansturing en een open houding van de redacteuren noodzakelijk is.Show less
Master thesis | Classics and Ancient Civilizations (MA)
under embargo until 2028-08-31
2028-08-31T00:00:00Z
Aan het begin van het derde boek van Xenophons Anabasis verkeert het Griekse leger in een staat van totale wanhoop. De introductie van een nieuw personage, Xenophon van Athene, brengt hier...Show moreAan het begin van het derde boek van Xenophons Anabasis verkeert het Griekse leger in een staat van totale wanhoop. De introductie van een nieuw personage, Xenophon van Athene, brengt hier verandering in: de wanhoop van de Griekse troepen maakt langzaam plaats voor hoop. Door middel van narratieve technieken laat de verteller van Anabasis III de lezer van het boek meeleven met de ervaringen en emoties van de Grieken, waardoor ook de lezer wisselend hoop en wanhoop ervaart. In deze scriptie onderzoek ik welke narratieve technieken de verteller gebruikt om de lezerservaring te sturen.Show less
In november 1946 sloten de Nederlands-Indische overheid en de door Soekarno uitgeroepen Republiek Indonesië het Akkoord van Linggadjati. Hierin spraken zij af om in het kader van de dekolonisatie...Show moreIn november 1946 sloten de Nederlands-Indische overheid en de door Soekarno uitgeroepen Republiek Indonesië het Akkoord van Linggadjati. Hierin spraken zij af om in het kader van de dekolonisatie Indonesië om te vormen naar een federatief verband. Deze federatie zou bestaan uit vier deelstaten: Sumatra, de Republiek, Borneo en Oost-Indonesië. De meest concrete uitvoering van het federale stelsel vond plaats in Oost-Indonesië. In de historische beschouwingen over de dekolonisatie is echter de meeste aandacht uitgegaan naar de interacties tussen de Nederlands-Indische overheid en de Republiek op Java. Vanwege de nauwe focus op de Republiek zijn de politieke processen binnen de deelstaat Oost-Indonesië nauwelijks onderzocht, waardoor de deelstaat Oost-Indonesië vaak beschouwd als niets meer dan sneer richting de Republiek, als troefkaart op de onderhandeltafel, of in het ergste geval als een Nederlandse marionettenstaat. Deze gangbare beschouwingen gaan echter voorbij aan de oprechte poging tot dekolonisatie in Oost-Indonesië. Door de focus te leggen op de Nederlandse bestuursambtenaren en hun Indonesische collega’s ter plaatse ontstaat een nieuw beeld over de werkzaamheden die verricht werden omtrent federalisering en dekolonisatie in de deelstaat Oost-Indonesië. De conclusie van dit onderzoek luidt dat tussen 1946 en 1949 Nederlandse bestuursambtenaren een nieuw politiek systeem poogden op te zetten waarin er daadwerkelijk sprake was van een oprechte poging tot dekolonisatie, en waarbij steeds meer bestuurstaken overgingen op het Indonesische bestuur.Show less
Music expresses that which cannot be said and on which it is impossible to be silent (Hugo, 1865) is een populair gezegde van Victor Hugo, Franse dichter en schrijver (1802-1885). Dit is zeker het...Show moreMusic expresses that which cannot be said and on which it is impossible to be silent (Hugo, 1865) is een populair gezegde van Victor Hugo, Franse dichter en schrijver (1802-1885). Dit is zeker het geval geweest bij de Hindostaanse contractarbeiders geweest in de koloniën Suriname, Guyana en Trinidad & Tobago. Met de komst van deze immigranten begint de baithak gana zich in deze landen te ontwikkelen. Dit genre Hindostaanse muziek maakt vijf fasen mee, vanaf het ontstaan tot heden. De onderzoeksvraag is: Welke veranderingen hebben de liedteksten van de baithak gana in Suriname, Nederland, Guyana en Trinidad & Tobago ondergaan en welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen deze landen? Het doel van dit onderzoek is documentatie en om de lezer informatie te geven over de invloeden die de baithak gana heeft gehad door de jaren heen, veranderingen die plaatsgevonden hebben in dit genre en de ontwikkelingen van de baithak gana in Suriname, Guyana, Nederland en Trinidad & Tobago. Ook is onderzocht of dit genre in deze landen overeenkomsten en verschillen heeft en of er toename van leenwoorden te constateren is. Verder is er nagegaan of er sprake is van creolisering van de baithak gana. Wat de Guyanezen en de Trinidadianen taan singing noemen, kennen de Surinamers en Nederlanders als baithak gana. De Hindostaanse immigranten zijn zowel in Trinidad & Tobago, Guyana als in Suriname uit India aangevoerd voor het werk op de plantages. Deze immigranten namen hun cultureel erfgoed mee en ontwikkelden in het land van aankomst dit verder. Net zoals een taal leeft, leeft de muziek ook. Invloeden van andere talen en culturen zijn niet uitgebleven: creolisering vindt plaats. De baithak gana is door de jaren heen veranderd als er gelet wordt op tekst en muziek. Ook westerse invloeden hebben een rol gespeeld. Met de komst van multimedia zijn de veranderingen die plaatsvinden in de baithak gana niet meer tegen te houden. De liederen uit Guyana en Trinidad & Tobago zijn een- of tweetalig: in het Guyanees- of Trinidadiaans-Engels of in het Hindi. De liederen die geremixt of zelf geschreven worden door zangers, zijn vaker tweetalig: in de Bollywoodliederen worden enkele regels uit het Engels opgenomen in de songtekst of andersom. In Guyana en Trinidad & Tobago genieten de liederen een nationaal draagvlak, omdat veel van deze liederen in een variant van het Engels wordt gezongen, de officiële taal van Guyana en Trinidad & Tobago. Deze landen hebben geen variant van het Bhojpuri, zoals Suriname en Nederland dat wel hebben met het Sarnami. Dit ligt aan de koloniale taalpolitiek die in Guyana en Trinidad & Tobago wel van grote invloed is geweest, waardoor in deze landen de Engelse taal de oorspronkelijke taal van de Hindostaanse immigranten heeft verdrongen. De onderzoeksresultaten zijn in figuren verwerkt en geven de veranderingen bij deze muzieksoort weer. Verschillende liederen uit de diverse perioden die geanalyseerd zijn, geven een overzichtelijk beeld van de ontwikkeling weer. De respondenten en interviews hebben meer inzicht gegeven in het geheel. Observaties hebben ervoor gezorgd dat er een beter beeld gecreëerd kon worden over de baithak gana. De originele, oorspronkelijke baithak gana, waren religieus getinte liederen in het Hindi, Sanskriet of Urdu. Er werden slechts drie muziekinstrumenten gebruikt bij deze liederen: de dhol, het harmonium en de dhantaal. Door de veranderingen, in vooral taal en tekst, is de baithak gana haar originele status kwijtgeraakt. De baithak gana is nu meer dansnummers met leenwoorden uit de diverse talen en een rijk aanbod aan westers instrumentarium. Vulgair taalgebruik maakt deel uit van de songteksten en ook maatschappelijke onderwerpen worden bezongen. Deze veranderingen zijn ook in Nederland, Guyana en Trinidad & Tobago te merken. De generatie van tegenwoordig, vooral de jongeren, zijn geïnteresseerd in beats uit het westen. Zij eisen de moderne stijl op wat de semi-baithak gana, meer hindipop en chutney, in leven houdt. De moderne stijl van de baithak gana geniet internationaal draagvlak en heeft een goede toekomst.Show less
In het afgelopen decennium heeft de journalistiek veel veranderingen ondergaan. Door technische ontwikkelingen en de komst van het internet is de manier waarop mensen media gebruiken en nieuws tot...Show moreIn het afgelopen decennium heeft de journalistiek veel veranderingen ondergaan. Door technische ontwikkelingen en de komst van het internet is de manier waarop mensen media gebruiken en nieuws tot zich nemen veranderd. Dankzij het internet kan iedereen gemakkelijk 'uitzenden', met veel concurrentie voor de traditionele mediabedrijven als gevolg. De gevestigde bedrijven waren genoodzaakt zich te onderscheiden en experimenteerden met nieuwe journalistieke vormen, waaronder de digitale longform. De digitale longform is een relatief nieuw genre dat zich kenmerkt door haar lengte en diepgang, waar een narratief en multimediale en interactieve elementen rijkelijk aanwezig zijn. Het Amerikaanse The New York Times zette de digitale longform op de kaart met Snow Fall: The Avalanche at Tunnel Creek, waarna ook in Nederland volop met deze vorm werd geëxperimenteerd. Over het algemeen worden digitale longforms enthousiast ontvangen, maar er zijn ook negatieve geluiden te horen. Het zou – juist in deze tijd van financieel zwaar weer in de journalistiek – te veel tijd en geld kosten. Daarnaast zou het inzetten van allerlei verschillende modaliteiten voornamelijk afleiden van het eigenlijke doel van de journalistiek: informeren. Verschillende onderzoeken bogen zich over de informatieverwerking van multimediale elementen in journalistieke verhalen, waaronder Deuze (2004), Opgenhaffen en d'Haenens (2011) en Dowling en Vogan (2015). Waar deze onderzoeken toetsend van aard waren, wordt er in deze masterthesis gekeken naar hoe het publiek de aanwezigheid van een narratief, multimedia en interactieve elementen ervaart. De hoofdvraag luidt: Hoe ervaren mensen de digitale longform als nieuwe vertelvorm in de journalistiek? Voor dit onderzoek keken veertien respondenten naar twee nadrukkelijk verschillende producties: De Kunst van het Stelen (NRC Handelsblad) en Het DNA van MDMA (NOS op 3). Aan de hand van de hardopdenkmethode en diepte-interviews valt te concluderen dat de respondenten in principe open staan voor de digitale longform, mits het voldoet aan een paar essentiële punten. Zo is het belangrijk dat afbeeldingen en video's iets toevoegen en niet slechts een herhaling zijn van de tekst. Daarnaast moet de techniek in orde zijn, daar verschillende respondenten zich mateloos stoorden aan falende techniek. Een verhalende schrijfstijl wordt tot op zekere hoogte gewaardeerd, maar maakt een verhaal al snel kinderachtig. De lengte van de artikelen en afzonderlijke elementen is belangrijk: eindeloze lappen tekst worden door zowel jong als oud verafschuwd. Ten slotte valt het op dat vooral de interactieve elementen gewaardeerd worden. Onderdelen waar respondenten zelf het heft in handen kunnen nemen blijken populairder dan de andere onderdelen van de longforms. Zolang de producties voldoende scoren op deze punten, staan de nieuwsgebruikers open voor de digitale longform.Show less
This research investigates the extent of importance Frisian parents consider whilst passing the Frisian language over to the next generation. The results were generated statistically through a...Show moreThis research investigates the extent of importance Frisian parents consider whilst passing the Frisian language over to the next generation. The results were generated statistically through a survey that was forwarded to parents of students in the second, third and fourth year of primary school. The following information was collected from the parents: * The governing language used in the household; * Influential factors of the language choice; * The opinion on the importance of learning Frisian; * The opinion on bilingualism in general. The results indicate that the parents made a conscious choice of their native language. 29% of the respondents speak Frisian at home, exclusively, whilst 49% speak both Dutch and Frisian. The main reason for the choice of speaking Frisian with the next generation is the positive view on bilingualism and the strong will to pass the Frisian language and culture to the next generation. The conclusion of this research shows that the Frisian language is likely to survive and the expectation of a complete language shift from Frisian to Dutch within the next generation is highly unlikely.Show less
Een onderzoek naar de strategische manoeuvres van de Hoge Raad in twee strafrechtelijke arresten. Hoe worden strategische manoeuvres ingezet om het 'omgaan' naar een nieuwe uitspraak als de enige...Show moreEen onderzoek naar de strategische manoeuvres van de Hoge Raad in twee strafrechtelijke arresten. Hoe worden strategische manoeuvres ingezet om het 'omgaan' naar een nieuwe uitspraak als de enige juiste mogelijkheid te presenteren.Show less
Dit onderzoek is erop ingericht een beter begrip van een belangrijk onderdeel van Arthur Schopenhauers filosofie te scheppen, en daarmee van diens filosofie als geheel. In zijn grootste werk, Die...Show moreDit onderzoek is erop ingericht een beter begrip van een belangrijk onderdeel van Arthur Schopenhauers filosofie te scheppen, en daarmee van diens filosofie als geheel. In zijn grootste werk, Die Welt als Wille und Vorstellung legt Schopenhauer de lezer een systematische filosofie voor waarin de wereld wordt beschreven als een samenstelling van de wil en van voorstellingen. Dit tweede aspect is de wereld van onze alledaagse waarneming, welke zich voegt naar regels ontleend aan ons redelijke denkvermogen. Ten grondslag aan deze wereld ligt de wil, een non-rationele drijfveer die alles stuurt wat we waarnemen. Waar de nadruk bij voorgangers van Schopenhauer, waaronder Kant, altijd lag bij de wereld begrepen door het redelijk intellect, verplaatst Schopenhauer het zwaartepunt naar de irrationele wil. Als een van de eersten die dit doet, wordt Schopenhauer daarom dikwijls ontvangen als radicale tegenhanger van het ratio-centrische verlichtingsdenken dat hem voorging. Wanneer we Schopenhauers werk echter onder de loep nemen, blijkt dit beeld minder goed te kloppen dan op het eerste oog zichtbaar. Aan de hand van analyse van verschillende van Schopenhauers belangrijkste werken, alsmede een kleine selectie secundaire literatuur, wordt in dit onderzoek beargumenteerd hoe we Schopenhauers positie in de geschiedenis van de filosofie moeten duiden, indien niet langer als een radicale ‘omdenker’ van verlichtingsdenken. Het lijkt er namelijk op dat Schopenhauer in zijn denken in belangrijke mate schatplichtig is aan de Verlichting. De wil verschijnt in zijn filosofie weliswaar als belangrijk begrip, de verhouding tussen wil en rede in zijn werk ligt anders dan hij zelf doet vermoeden.Show less
In deze masterscriptie zijn vijf campagnespeeches van GroenLinkspoliticus Jesse Klaver geanalyseerd aan de hand van de inzichten uit en methodische uitgangspunten van de retorische kritiek en de ...Show moreIn deze masterscriptie zijn vijf campagnespeeches van GroenLinkspoliticus Jesse Klaver geanalyseerd aan de hand van de inzichten uit en methodische uitgangspunten van de retorische kritiek en de (taalkundige) stilistiek. Drie macro-oordelen zijn vastgesteld aan de hand van een inhoudsanalyse van berichten in de politieke pers en op sociale media: Klaver gebruikt veel emotie en applaus, hij profileert zich als linkse tegenstander van Rutte en Wilders en hij gebruikt de taal van verschillende doelgroepen. Pathetische stijlfiguren die Klaver regelmatig inzet zijn de drieslag, de anafoor en de tegenstelling. De GroenLinksleider zet zich af tegen zijn (rechtse) politieke tegenstanders met behulp van metaforen en positioneert zich met inclusief 'wij' dicht bij zijn kiezerspubliek. Klaver spreekt tot slot verschillende doelgroepen aan door een mengeling van intellectuelentaal en gewonemensentaal, allusies en anekdotes te gebruiken.Show less
In deze scriptie doe ik verslag van een diachroon onderzoek naar genderrepresentatie in lesmethodes voor Nederlands als tweede taal (NT2-methodes). Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van inzichten uit...Show moreIn deze scriptie doe ik verslag van een diachroon onderzoek naar genderrepresentatie in lesmethodes voor Nederlands als tweede taal (NT2-methodes). Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van inzichten uit de Critical Discourse Analysis. Ik heb drie moderne NT2-methodes onderzocht en vergeleken met drie lesboeken uit de beginjaren van het NT2-onderwijs (jaren 1970/1980). Ik heb dit gedaan door een inhoudsanalyse te combineren met een grammaticale analyse (transitiviteitsanalyse). Uit de analyse blijkt dat vrouwen in de moderne NT2-methodes vaker voorkomen dan in de oude methodes en dat mannen en vrouwen minder stereotiep worden gerepresenteerd (minder stereotiepe beschrijvingen en minder stereotiepe verdeling van agentiviteit).Show less
In de huidige tijd van polarisering, technologisering en digitalisering zijn onze liberale vrijheden niet meer zo vanzelfsprekend. Onze democratische rechtsstaat staat onder druk. Voor een...Show moreIn de huidige tijd van polarisering, technologisering en digitalisering zijn onze liberale vrijheden niet meer zo vanzelfsprekend. Onze democratische rechtsstaat staat onder druk. Voor een oplossing kijkt men al snel naar het onderwijs, maar dat gaat zelf gebukt onder de gevolgen van het economisch rendementsdenken. Hoofdvraag in deze scriptie is: Hoe kan het toekomstig Nederlands onderwijs vorm en inhoud worden gegeven om te bewerkstelligen dat we, als mens en als burger, onze vrijheden beter leren bewaken en dat onze liberale democratische rechtsstaat wordt versterkt? Om een antwoord op deze vraag te formuleren bespreek ik allereerst om welke vrijheden het gaat en noem ik een aantal ontwikkelingen waardoor ze onder druk zijn komen te staan. Ook Plato’s beschrijving van de democratie komt aan de orde. Vervolgens bespreek ik wat de doelen van onderwijs zijn. Vertrekpunt daarbij is de visie van Aristoteles. Vervolgens wordt besproken wat in Nederland zwaarder moet wegen, het algemeen belang of individuele vrijheden. Daarbij ga ik in op de reikwijdte van de vrijheid van onderwijs. Vervolgvraag is in hoeverre het wenselijk is om burgerschapsonderwijs en/of persoonsvorming verplicht onderdeel te maken van het curriculum en zo ja, hoe dat kan worden gerechtvaardigd in een politiek liberaal land als Nederland, omdat dergelijk verplicht onderwijs op gespannen voet staat met de liberale waarden. De meningen hierover lopen uiteen, zo laat ik zien aan de hand van de visies van onder anderen Fowler, Brighouse en Rawls. Tevens ga ik in op de Capability Approach en de benadering van Nussbaum. Aan de hand van onder andere de theorieën van Rawls en Nussbaum zal ik verdedigen dat het wenselijk is het algemeen belang boven de vrijheden van het individu te stellen en bepaalde grenzen te stellen aan onze vrijheden, juist om deze te beschermen. Daarna bespreek ik drie onderwijsmodellen die Robeyns onderscheidt en ga ik in op de vraag welk onderwijsmodel het meest geschikt is voor Nederland. In het laatste deel beoordeel ik de plannen voor het toekomstig onderwijs zoals geformuleerd in het eindadvies van Platform 2032 en beargumenteer ik waarom deze slechts gedeeltelijk tegemoetkomen aan de in het voorafgaande deel door mij geformuleerde wensen.Show less
In 1846, 1848, en 1849 ondernam het Nederlands-Indisch gouvernement drie omvangrijke expedities naar het eiland Bali. Daarbij werd voor het eerst op grote schaal gebruikgemaakt van stoomschepen....Show moreIn 1846, 1848, en 1849 ondernam het Nederlands-Indisch gouvernement drie omvangrijke expedities naar het eiland Bali. Daarbij werd voor het eerst op grote schaal gebruikgemaakt van stoomschepen. Dit onderzoek richt zich op het maritieme element van de expedities, het nut van de stoomschepen daarbij en hoe dat doorgewerkt heeft in beeld en besluitvorming bij de marine. Dat laatste wordt onder meer gedaan aan de hand van een rapport van een commissie, onder leiding van Prins Hendrik, uit 1852. Hiermee wordt aangetoond dat de Bali-expedities en het gebruik van stoomschepen daarbij tot op zekere hoogte een scharnierpunt vormden voor de definitieve overstap van de Nederlandse marine van zeil naar stoom.Show less
Uitvoerig onderzoek naar de Bromance als genre-hybride in film. Ten eerste wordt de traditie van de term retrospectief belicht. Ten tweede wordt gekeken hoe de Bromance zich verhoudt tot reguliere,...Show moreUitvoerig onderzoek naar de Bromance als genre-hybride in film. Ten eerste wordt de traditie van de term retrospectief belicht. Ten tweede wordt gekeken hoe de Bromance zich verhoudt tot reguliere, klassieke genres zoals sciencefiction, horror of comedy. Is de Bromance als afzonderlijke genre-categorie te beschouwen of heeft de Bromance altijd een samenhang met een ander genre? Om deze vraag te beantwoorden, kijkt deze scriptie eerst naar specifieke genres die met terugwerkende kracht duidelijke kenmerken hebben van de Bromance: de western (hoofdstuk 1), de road movie (hoofdstuk 2), en klassieke comedy's (hoofdstuk 3). Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 nagegaan hoe de films die vandaag de dag tot Bromance gerekend worden zich hiervan onderscheiden, en daarbij de vraag te beantwoorden of dat verschil rechtvaardigt dat de Bromance als een op zichzelf staand genre kan worden beschouwt met eigen (vertel)conventies.Show less