There is evidence to suggest that child post traumatic symptoms (PTSD) develop within the family system where psychopathology exist. Existing literature indicates that parent and child PTSD are...Show moreThere is evidence to suggest that child post traumatic symptoms (PTSD) develop within the family system where psychopathology exist. Existing literature indicates that parent and child PTSD are associated with each other. The present study aimed to examine the relation between PTSD-symptoms from parents and PTSD-symptoms from their children and whether boys or girls would experience more PTSD-symptoms with a sample of Dutch families (N = 1017). Additionally, it was examined whether quality of life (QoL) would influence this relationship. Mothers, fathers and children completed a questionnaire on trauma symptoms. The same children did also complete a questionnaire on QoL. The PTSD-symptoms from parents and their children were significant related. Furthermore, was there no significant difference between boys or girls in experiencing PTSD-symptoms. The addition of QoL to the relation between PTSD-symptoms from parents and children did not generate a significant result either, the relation became not stronger or weaker. It is possible that there were no significant results due the fact that PTSD is a complex disorder. The relation between PTSD-symptoms from parents and their children is influenced by multiple factors and this may have an impact on the results. It would be beneficial if future research would examine these factors.Show less
In de Nederlandse (archeologische) geschiedenis speelt het schip een belangrijke rol. Een schip staat voor het maritieme verhaal van Nederland, echter kunnen losse onderdelen van een schip, zoals...Show moreIn de Nederlandse (archeologische) geschiedenis speelt het schip een belangrijke rol. Een schip staat voor het maritieme verhaal van Nederland, echter kunnen losse onderdelen van een schip, zoals scheepshout en constructieonderdelen ook bijdragen aan dit maritieme verhaal. Deze losse vondsten worden veel in hergebruikte vorm teruggevonden in allerlei contexten en toepassingen in Nederland. Hergebruik betekent het opnieuw gebruiken of toepassen van voorwerpen vanuit de oude context in de nieuwe context waarbij de functie van het voorwerp veranderd. Bijvoorbeeld huidplanken van een schip (voorwerpen) worden hergebruik als onderdeel van een perceelscheiding in een gedempte 12e-eeuwse gracht. Hergebruik is ook het opnieuw gebruiken van een object waarbij de context en de functie van het object veranderd. Bijvoorbeeld een schip wordt afgezonken in de rivier de IJssel om de huidige rivierloop te verleggen. Hierbij veranderd de oude context van het object (schip gelegen in haven of werf) naar de nieuwe context (schip gelegen op de bodem van de rivier) en de oude functie (zeevarend object) krijgt een nieuwe functie (rivierverlegger of waterstaatkundig object). Als laatste kan hergebruik ook het opnieuw toepassen van voorwerpen vanuit de oude context in de nieuwe context zijn waarbij de functie van het voorwerp niet veranderd. Bijvoorbeeld een dekknie (voorwerp) wordt gebruikt om de het dek te ondersteunen. De dekknie wordt vervolgens uit het wrak gehaald en in een dakconstructie van een huis geplaats ter ondersteuning van de vloer. Hierbij veranderd de oude context (wrak of schip) in de nieuwe context (dakconstructie huis), maar veranderd de functie niet (dragen van dek of vloer). Onder hergebruik worden geen scheepsreparaties opgenomen, voorwerpen die tot de inventaris van schepen behoren, halffabricaten of hout of metaal dat is omgevormd tot een ander voorwerp, zoals een beeld. Het hergebruik van scheepshout en constructie-elementen verschilt per tijd en per context. In de Romeinse Tijd wordt voornamelijk eikenhout hergebruikt. Op basis van dit onderzoek worden in de Romeinse Tijd eikenhouten scheepsdelen voornamelijk gedeeltelijk in verband toegepast in constructies. Voor de Middeleeuwen ligt de focus voornamelijk op eikenhouten planken in waterputten en de Nieuwe Tijd worden voornamelijk eikenhouten, kromvormig houten onderdelen toegepast in waterputten. Al deze contexten hadden iets met wonen en werken te maken. De meeste hergebruikte scheepselementen worden voornamelijk kwantitatief gebruikt. Dat wil zeggen er is gewerkt met wat er beschikbaar is. Hout wordt het meest hergebruikt en constructieonderdelen als klinknagels zijn vaak bevestigd aan dit scheepshout. Soms blijven ze achter in de grond wanneer het scheepshout is weggerot of verbrand. Sintels en klinknagels kunnen een aanduiding zijn voor scheepvaart en/of hergebruik, maar een andere toepassing van sintels of klinknagels in bijvoorbeeld gebouwen of deuren is ook mogelijk. Dit is nooit goed onderzocht. De vorm van het scheepshout heeft ook invloed op de toepassing van het hout in bijvoorbeeld constructies. Planken en inhouten zijn bijvoorbeeld gemaakt van een goede kwaliteit hout en erg stevig. Dit maakt ze goed toepasbaar in bijvoorbeeld funderingen, omdat stevigheid een vereiste is voor het maken van een goede fundering. De belangrijkste redenen om scheepshout her te gebruiken zijn economische redenen, zoals schaarste. Naast deze gegevens kan het onderzoek naar scheepshout en constructieonderdelen nog veel data opleveren, zoals scheepstypen die per regio of gebied hebben gevaren. Scheepshout laat vaak belangrijke veranderingen één op één terugzien in het hergebruik, zoals landschapsontwikkelingen of veranderingen in de scheepsbouw. Dit maakt het onderzoek naar hergebruik een waardevolle bron voor de Nederlandse (maritieme) archeologie.Show less
In de nasleep van de ballingschap van Elizabeth Stuart en haar familie, die vanwege de Dertigjarige oorlog naar de Republiek waren gevlucht, groeide Elizabeth uit tot spilfiguur in de strategieën...Show moreIn de nasleep van de ballingschap van Elizabeth Stuart en haar familie, die vanwege de Dertigjarige oorlog naar de Republiek waren gevlucht, groeide Elizabeth uit tot spilfiguur in de strategieën ter restauratie van de machtspositie van de Palts-dynastie. Het correspondentienetwerk dat zij vanuit Den Haag onderhield, fungeerde als een krachtig instrument waarmee zij bondgenoten wierf, financiële steun vergaarde en discussies voerde over militaire operaties. Na het overlijden van haar echtgenoot, Frederik V van de Palts, in 1632, kwam de toekomst van de dynastie in handen van Elizabeth. Zij stond voor de uitdaging van het overnemen van het leiderschap en werd het familiehoofd, een positie die zij behield zelfs nadat haar oudste zoon, Karel Lodewijk, de volwassenheid bereikte. Gedurende vele jaren was Elizabeth het brein achter het beleid en de strategieën van de dynastie, en fungeerde als bewaarder van de dynastieke continuïteit. Elizabeth hanteerde verschillende strategieën om het dynastieke herstel te bewerkstelligen, waarbij haar kinderen een cruciale rol speelden. Niet alle leden van de familie deelden echter dezelfde mate van toewijding aan Elizabeths streven naar samenwerking ten behoeve van het herstel. Dit resulteerde in verdeeldheid binnen de familie, die de stabiliteit ondermijnde en zelfs tot schandalen leidde, terwijl reputatie en status juist van groot belang waren voor het vormgeven van een dynastie. Dit onderzoek tracht te beantwoorden hoe Elizabeth Stuart de machtspositie van de Palts-dynastie heeft geprobeerd te herstellen tijdens haar ballingschap vanaf 1621 en welke invloed de familiedynamiek heeft gehad op de uitkomst van deze inspanningen.Show less
International bankers as diplomatic agents during the Napoleonic wars, an example of business diplomacy. How and why were the bankers of Hope & Co and Baring in the period from 1800-1810...Show moreInternational bankers as diplomatic agents during the Napoleonic wars, an example of business diplomacy. How and why were the bankers of Hope & Co and Baring in the period from 1800-1810 involved in diplomatic dealings and what were the effects of their involvement? This question is answered on the basis of three cases: the Louisiana Purchase, the Mexican silver and peace negotiations. Internationale bankiers als diplomatieke agenten gedurende de Napoleontische oorlogen, een voorbeeld van business diplomatie. Hoe en waarom waren de bankiers Hope & Co en Baring betrokken bij diplomatieke acties en wat waren de effecten van hun betrokkenheid? Deze vragen worden behandeld aan de hand van drie cases: de verkoop van Louisiana, het Mexicaanse zilver en vredesbesprekingen.Show less
Deze studie onderzocht de soorten kritiek die Nederlandse nieuwsconsumenten uiten op de nieuwswaarde van NOS-nieuwsartikelen op Facebook. De nieuwsselectie op sociale media wordt gebaseerd op...Show moreDeze studie onderzocht de soorten kritiek die Nederlandse nieuwsconsumenten uiten op de nieuwswaarde van NOS-nieuwsartikelen op Facebook. De nieuwsselectie op sociale media wordt gebaseerd op publieksmetingen aan de hand van clicks, likes, shares en reacties. Hierdoor heerst er een trend naar nieuwsverzachting. Door zacht nieuws te selecteren lijken nieuwsorganisaties te luisteren naar de wensen van het publiek. Echter, het geluid van kritiek op de nieuwswaarde doet vermoeden dat populariteit wellicht niet overeenstemt met nieuwswaardigheid. Om dieper inzicht te kunnen krijgen in de voorkeuren van nieuwsconsumenten, analyseerden we in deze studie online en offline publieksreacties waarin kritiek over het gebrek aan nieuwswaarde van NOS-nieuwsartikelen op Facebook wordt geuit. Ten eerste, categoriseerden we via een inhoudsanalyse 320 online kritiekreacties die verschenen onder dertig NOS-nieuwsartikelen op Facebook. Uit dit eerste onderzoek bleek dat er drie hoofdkritieksoorten voorkwamen in de online kritiekreacties: ‘onbelangrijk nieuws’, ‘niets nieuws’ en ‘onbetrouwbaar nieuws’. Ten tweede, lokten we via een ‘Think Aloud’-onderzoek de offline publiekreacties van zes deelnemers uit. Het uitlokken van deze reacties gebeurde door middel van blootstelling aan vijf NOS-nieuwsartikelen uit de steekproef van het eerste onderzoek. Opnieuw lieten we op die data een inhoudsanalyse los. Via deze analyse slaagden we er weer in drie hoofdkritieksoorten te ontdekken, namelijk: ‘interessant impliceert niet per se nieuwswaardig’, ‘nieuwswaarden geherformuleerd’ en ‘niets voor NOS’. Uit de combinatie van deze twee onderzoeken concludeerden we dat het volgens het publiek aan enkele geherformuleerde nieuwswaarden ontbreekt, wanneer er online algemene kritiek wordt geuit op de nieuwswaarde van de NOS-nieuwsartikelen op Facebook. Dit bleek uit de bevinding van het ‘Think Aloud’-onderzoek dat nieuwsconsumenten nieuws dat niet nieuwswaardig was niets voor de NOS vonden. Nieuwsconsumenten verwachten blijkbaar dat de NOS, zo ook op Facebook, voldoet aan een bepaald imago. Dit brengt bepaalde verwachtingen met zich mee. Opvallend is dat deze verwachtingen aansluiten bij de geherformuleerde nieuwswaarden, waarmee de nieuwsconsumenten ook nieuwswaardigheid definieerden. Daarnaast verklaarde de kritieksoort ‘interessant impliceert niet per se nieuwswaardig’ uit ons ‘Think Aloud’-onderzoek waarom nieuwsartikelen tegelijkertijd veel likes en kritiekreacties ten aanzien van de nieuwswaarde kunnen genereren. Of er echter daadwerkelijk overeenstemming bestaat tussen populariteit en nieuwswaardigheid, zou echter statistisch onderzocht moeten worden in volgend wetenschappelijk onderzoek. De inzichten uit deze studie kunnen door de NOS toegepast worden op haar nieuwsselectie op Facebook. Ze kunnen daarnaast andere nieuwsorganisaties aansporen om een diepere analyse te doen van de voorkeuren van hun nieuwsconsumenten. Op die manier kan dit onderzoek handvatten aanreiken voor een echte publieksverschuiving, oftewel een publieksgerichte aanpak voor het selecteren van nieuws.Show less
De manier waarop journalisten zich profileren is sinds de komst van sociale media sterk veranderd. Waar zij voorheen geacht werden om afstand tot onderwerpen en verhalen te behouden, is het...Show moreDe manier waarop journalisten zich profileren is sinds de komst van sociale media sterk veranderd. Waar zij voorheen geacht werden om afstand tot onderwerpen en verhalen te behouden, is het tegenwoordig vanzelfsprekend dat journalisten zich geopinieerd uitspreken en persoonlijke informatie delen op sociale platformen als Twitter en Instagram. Dit duidt op een verandering in de traditionele journalistieke waarden. Een verklaring hiervoor is, volgens de literatuur, de normalisatie van een nieuwe medialogica binnen de journalistiek, waaruit de wens ontstaat om een personal brand op te bouwen. Dit zou journalisten namelijk talloze economische, activistische en egocentrische voordelen opleveren, die zij in een tijd van toenemende concurrentie en economische crisis hard nodig hebben. Vooral freelance journalisten zouden hierbij gebaat zijn, omdat zij aan de hand van een succesvol online brand gemakkelijker opdrachten kunnen verkrijgen. Deze scriptie onderzoekt middels kwalitatieve interviews met tien freelance journalisten en een inhoudsanalyse van hun sociale profielen op welke manier zij zich profileren, hoe zij hun keuzes in hun online activiteiten motiveren en hoe zich dit relateert tot traditionele journalistieke waarden als ‘objectiviteit’, ‘transparantie’ en ‘autonomie’. De resultaten van dit onderzoek vormen een uitgebreide typering van het online gedrag van freelance journalisten en hun opvattingen over sociale media. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de respondenten de traditionele journalistieke waarden niet zo zeer herdefiniëren, maar dat er onder hen wel duidelijke verschuivingen te zien zijn in de prioritering van de journalistieke waarden. Dit betekent dat waarden als ‘autonomie’ en ‘transparantie’ tegenwoordig belangrijker worden geacht dan waarden als ‘objectiviteit’ of ‘onpartijdigheid’. Met een nieuw paradigma als ‘constructieve journalistiek’ wordt de verschuiving van deze waarden verklaard en gerechtvaardigd. Daarnaast wijzen de respondenten op het vervagen van de conceptuele grenzen van de journalistiek en benadrukken zij het belang van subcategorieën binnen het werkveld. Zo heeft de specifieke journalistieke functie waar een journalist zich mee identificeert belangrijke implicaties voor de hantering van journalistieke normen en waarden. Toch blijkt personal branding voor alle respondenten niet het belangrijkste doel van hun sociaalmediagebruik, waardoor de invloed op de journalistieke waarden beperkt blijft.Show less
Abstract The primary goal of this study was to investigate the effect of personal interest on reading comprehension. All eighteen participants received three texts that fit their personal interests...Show moreAbstract The primary goal of this study was to investigate the effect of personal interest on reading comprehension. All eighteen participants received three texts that fit their personal interests (high interest condition) and three texts that did not (low interest condition). After the participants read the texts, their reading comprehension was measured using two types of text questions. In addition, a measure of overall reading motivation was obtained. By differentiating between literal and bridging questions, the current study aimed to get insights into the underlying cognitive processes of reading comprehension. Repeated Measures ANOVA’ s did not show a significant effect of personal interest on reading comprehension, nor when using literal or bridging questions as outcome variables. There was neither an interaction-effect of overall reading motivation. The lack of significant results could be explained by a ceiling effect. An exploratory analysis showed significant chi-square relationship between personal interest and prior knowledge. Overall, we concluded that the study should be repeated with younger participants before final conclusions can be drawn. To get deeper understanding of the underlying cognitive processes, future research should also incorporate on-line measurements of reading comprehension. Abstract (Nederlands) Het voornaamste doel van de huidige studie was om de invloed van persoonlijke interesse op tekstbegrip te onderzoeken. Alle achttien participanten kregen drie teksten toegewezen over onderwerpen die bij hun persoonlijke voorkeur pasten (hoge interesse conditie) en drie onderwerpen die dat niet deden (lage interesse conditie). Na het lezen werd tekstbegrip met twee type tekstvragen gemeten en aanvullend werd een meting gedaan van de algemene leesmotivatie. Door onderscheid te maken tussen letterlijke en overbruggende tekstvragen werd voorzichtig beoogd inzicht te verkrijgen in onderliggende begripsprocessen. Repeated measures ANOVA ’s liet en geen significant effect zien van persoonlijke interesse op het tekstbegrip, ook niet met letterlijke- of overbruggende vragen als uitkomstvariabelen. Er was ook geen interactie-effect met algemene leesmotivatie. Het uitblijven van een effect zou verklaard kunnen worden door een plafondeffect. Met een exploratieve chi-kwadraattoets werd wel een significant resultaat gevonden wat suggereerde dat de mate van voorkennis samenhangt met persoonlijke interesse. Geconcludeerd werd dat de huidige studie zou moeten worden herhaald met jongere participanten voordat sluitende conclusies kunnen worden getrokken. Om dieper inzicht te verkrijgen in onderliggende begripsprocessen, zijn vervolgstudies nodig waarbij ook daadwerkelijk een meting tijdens het lezen wordt gedaan.Show less
Het Nederlandse bestuur is te omschrijven als een ‘enabling state’, ofwel een voorwaardenscheppende staat. Een belangrijke factor in het vertrouwen van burgers in deze voorwaardenscheppende staat...Show moreHet Nederlandse bestuur is te omschrijven als een ‘enabling state’, ofwel een voorwaardenscheppende staat. Een belangrijke factor in het vertrouwen van burgers in deze voorwaardenscheppende staat is een betrouwbare, kwalitatieve publieke dienstverlening. Daarom is het extra belangrijk om de huidige problematiek in de publieke dienstverlening het hoofd te bieden. Loyale tegenspraak lijkt hier een goede rol in te kunnen spelen doordat op deze manier eerder signalen kunnen worden gesignaleerd en geagendeerd om tijdig te handelen om problemen op te lossen, of niet erger te laten worden. Loyale tegenspraak is volgens Van der Meer en Dijkstra (2021) een handeling waarbij voice wordt geuit die wel of niet wordt gewaardeerd door de normatieve omgeving op basis van ‘loyalty, trust, en appraisal’. Deze onderdelen zitten verwerkt in de drie barrières tot tegenspraak van Van der Meer en Dijkstra (2021): het mogen, willen en kunnen. Omdat deze scriptie opzoek is naar de kennis, ervaring en vaardigheden die benodigd zijn bekwaam loyale tegenspraak te kunnen uiten zijn de onderdelen van dit ‘kunnen’ van Van der Meer en Dijkstra (2021) verwerkt tot een conceptueel model voor verder onderzoek. Dit conceptueel is nader uitgewerkt en aangevuld en geverifieerd door interviews af te nemen met experts. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er geen behoefte is om deze domeinen van Van der Meer en Dijkstra (2021) verder uit te bereiden en dat het conceptueel model als basis als compleet kan worden gezien. Door middel van aanvullingen uit geschreven bronnen en interviews is er, volgens de experts, een compleet overzicht opgesteld met de benodigde kennis, ervaring en vaardigheden die om bekwaam loyale tegenspraak te kunnen tonen. Verder heeft deze scriptie ook kunnen concluderen dat de onderdelen ‘rolkennis, morele moed door zelfvertrouwen, dossierkennis en kritische adviesvaardigheden door de experts worden gezien essentieel voor het bekwaam kunnen tonen van loyale tegenspraak. Hierbij valt op dat veel van de belangrijke onderdelen van loyale tegenspraak overeenkomen met het ‘ambtelijk vakmanschap’, en dat de ambtelijke dienst al veel van deze kennis, ervaring en vaardigheden zou moeten bezitten binnen een kwalitatief ambtelijk apparaat. Naast deze randvoorwaarde van goed ambtelijk vakmanschap worden er door de experts nog twee belangrijke randvoorwaarden genoemd die deze kennis, ervaring en vaardigheden op de proef kunnen stellen: een sociaal veilige werkomgeving, en een integer bestuur. Hierbij gaat het niet om het perspectief van de leidinggevende of politiek-ambtelijke top, maar om hoe de ambtenaar dit ervaart.Show less
Tegenwoordig worden ambtenaren geconfronteerd met een intrigerende paradox: enerzijds wordt van hen verwacht dat ze ambtelijke neutraliteit en neutrale bureaucratische competenties bezitten,...Show moreTegenwoordig worden ambtenaren geconfronteerd met een intrigerende paradox: enerzijds wordt van hen verwacht dat ze ambtelijke neutraliteit en neutrale bureaucratische competenties bezitten, anderzijds neemt de druk toe om politiek sensitief en responsief te zijn. Deze paradox weerspiegelt een verschuiving in de rol van ambtenaren, waarbij zij steeds meer dienen als instrument voor de bewindspersoon in diens politieke ambities. De ambtenaar in kwestie balanceert tussen traditionele bureaucratische normen verweven in het ministeriële bestel en de loyale uitvoering van de wil van verkozen politici, waarbij de ambtenaar zich in politieke aangelegenheden mengt. Dit onderzoek richt zich op de ambtenaren die zich bezighouden met overheidscommunicatie via de sociale media van bewindspersonen op Nederlandse ministeries. Er wordt onderzocht in welke mate functionele politisering van hun werkzaamheden plaatsvindt en wat dit veroorzaakt.Show less
This research focused on women and their children who have recently moved in to a women’s shelter after experiencing domestic violence. Women who have suffered domestic violence have a high chance...Show moreThis research focused on women and their children who have recently moved in to a women’s shelter after experiencing domestic violence. Women who have suffered domestic violence have a high chance of developing trauma-related symptoms, which can affect their mental health and parenting skills. Often, these women’s children are at risk of developing externalizing behaviour, which can lead to violent and criminal behaviour in the future. This research aimed to study the relationship between trauma-related symptoms in mothers and externalizing behaviour of their children. The age at which mothers had their first child was used as a moderator. Data was collected within the research project Samen Stap Voor Stap Vooruit, by visiting women in their shelter. There were three visits per participant, each consisting of a set of questionnaires being taken and video recordings being made of the interaction between mother and child. Data from questionnaires of the first visit were used for this paper. After performing regression analyses with trauma-related symptoms and age of first becoming a mother as independent variables and children’s externalizing behaviour as dependent variable, no relation was found between these variables for the total model. However, there was a positive relation between the age at which a mother had her first child and the externalizing behaviour of the participating child. Children of mothers who were older at first conception were more likely to score higher on externalizing behaviour. The idea of social timing can possibly explain this, with older mothers perhaps having a smaller social safety net, more health issues, less energy, or having stayed longer in the abusive relationship. Further research about the possible relation between being a relatively older mother and externalizing problems in the children is encouraged, as current literature about this topic is slim.Show less
Introduction. Maternal depression is one of the most common mental disorders in The Netherlands. In earlier research, an association was found between maternal depression and disturbed development...Show moreIntroduction. Maternal depression is one of the most common mental disorders in The Netherlands. In earlier research, an association was found between maternal depression and disturbed development of empathy in their children. The main goal of this thesis is to examine the relation between maternal depressive symptoms and emotion regulation in mothers and infant empathy precursors. Methods. The current study is part of the longitudinal study 'Een Goed Begin’ by Leiden University. The sample consisted of 151 mother-child dyads, the mothers age varied between 17 and 27 years (M = 22.66 years, SD = 2.209). At 20 months post-partum, depressive symptoms were measured with the Beck Depression Inventory (Beck et al., 1996). Emotion regulation was measured with the Difficulties in Emotion Regulation Scale (Gratz & Roemer, 2004). (Precursors of) empathy in children was measured by the Pain Task (Young et al., 1999; Zahn-Waxler et al., 1992) at 30 months. Results. A significant, positive correlation between emotion regulation and depressive symptoms was found, as expected. There is no main effect of maternal depressive symptoms on precursors of empathy, as well as no main effect of maternal emotion regulation on empathy and no interaction effect between the three variables. Conclusion. The results of this study suggest a significant and positive correlation between depression and empathy, where more symptoms of depression correlated with more empathy, contrary to what was expected. In addition, a trend is found between depression and empathy. Therefore, more research regarding this topic is recommended. Improving the understanding of this relationship can lead to the development of a risk profile when mothers suffer from depressive symptoms and targeted interventions for empathy development.Show less
Developments in applications of virtual reality (VR) in the field of children's education and healthcare have been increasing rapidly in recent years. Until today, little research has been done on...Show moreDevelopments in applications of virtual reality (VR) in the field of children's education and healthcare have been increasing rapidly in recent years. Until today, little research has been done on the negative physical effects that the use of VR can cause in children aged 8-12 years. The aim of the research reported in this paper is to determine whether the use of VR causes negative physical symptoms in children and to what extent gender, level of fun of the VR task and degree of media use are influencing factors regarding such symptoms. In this study, 64 children aged 8-12 years participated. Before and after playing a short VR game, the children completed a questionnaire (CSSQ) measuring cybersickness symptoms. The results showed that children suffered some degree of cybersickness symptoms after playing a short VR game. Nevertheless, the number of children in the study suffering from cybersickness was very small. The factors of gender, degree of media use and level of fun of the VR game did not seem to influence the development of cybersickness symptoms. In follow-up studies, larger subgroups could be examined to determine more accurately at what age cybersickness symptoms are most prevalent.Show less