Door de opkomst van het internet hebben veel mediaorganisaties moeite om hun medium rendabel te houden. Hierdoor wordt er onder andere bezuinigd op de lokale media waardoor zij verdwijnen uit het...Show moreDoor de opkomst van het internet hebben veel mediaorganisaties moeite om hun medium rendabel te houden. Hierdoor wordt er onder andere bezuinigd op de lokale media waardoor zij verdwijnen uit het medialandschap. Door het verdwijnen van de lokale media is de kans aanwezig dat de informerende, controlerende en verbindende functie binnen een lokale gemeenschap minder worden uitgevoerd. Daarnaast geeft onderzoek aan dat het verdwijnen van de lokale media ook nog eens de angst versterkt dat de verbondenheid onder kleinere gemeenschappen verder afneemt. Het gat dat ontstaat door het verdwijnen van de lokale media in het medialandschap kan worden opgevuld door een vrij nieuw fenomeen binnen de journalistiek, namelijk hyperlocals. Er is alleen nog weinig onderzoek gedaan naar de functies van hyperlocals en of deze functies overeenkomen met de functies van de lokale journalistiek. Met deze scriptie is geprobeerd om daar meer duidelijk in te scheppen door één van de drie functies van lokale journalistiek te analyseren binnen de hyperlokale media, namelijk ‘binden’. Daarvoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Hoe wordt de functie ‘binden’ van lokale journalistiek gerepresenteerd in de hyperlokale media van Pijnacker-Nootdorp? Allereerst zijn er door middel van een kwalitatieve inhoudsanalyse 139 artikelen geanalyseerd van drie verschillende hyperlocals in Pijnacker-Nootdorp. Uit deze inhoudsanalyse bleek dat alle negen dimensies van sociale cohesie aanwezig waren in de hyperlokale berichtgeving van Pijnacker-Nootdorp en dat deze negen dimensies ook op verschillende manieren tot uiting kwamen. Een groot deel van deze manieren hield daarnaast verband met de thema’s ‘sport’, ‘activiteiten door en voor inwoners’ en ‘individuele inwoners’. Naast de inhoudsanalyse zijn er ook drie semigestructureerde interviews gehouden met de makers van deze drie hyperlocals in Pijnacker-Nootdorp. Hieruit bleek dat de makers ‘binden’ als functie zien van hun hyperlokale media. Daarbij proberen de makers deze functie bewust te verwerken in hun hyperlokale media door met name bericht te geven over activiteiten die inwoners hebben georganiseerd en activiteiten die voor inwoners worden georganiseerd. Deze scriptie geeft dus een voorbeeld van hoe de functie ‘binden’ wordt gerepresenteerd in de berichtgeving van hyperlokale media en hoe deze functie wordt verwerkt in de hyperlokale media volgens de makers zelf.Show less
Uit diverse wetenschappelijke artikelen blijkt dat de hyperlokale journalist zich, in tegenstelling tot de landelijke en regionale media, als specifiek doel stelt de sociale cohesie binnen een...Show moreUit diverse wetenschappelijke artikelen blijkt dat de hyperlokale journalist zich, in tegenstelling tot de landelijke en regionale media, als specifiek doel stelt de sociale cohesie binnen een gemeenschap te bevorderen. Echter, het wetenschappelijk onderzoek naar de manier waarop de hyperlokale journalistiek de sociale cohesie probeert te bevorderen, is tot nu toe zeer beperkt. Dit is dan ook de aanleiding voor deze masterscriptie waarin door middel van een casestudy naar het hyperlokale medium Poeldijk Nieuws een antwoord geformuleerd wordt op de volgende onderzoeksvraag: Op welke manier wordt de sociale cohesie gerepresenteerd in de berichtgeving van het hyperlokale journalistieke medium Poeldijk Nieuws en welke waarden en gevaren kennen de journalisten toe aan sociale cohesie? Aan de hand van een codeboek waarin het concept sociale cohesie in negen dimensies uiteengezet is, is binnen een kwantitatieve inhoudsanalyse onderzocht welke vormen van sociale cohesie een prominente plek innemen in de hyperlokale berichtgeving van Poeldijk Nieuws. Hieruit bleek aan de ene kant dat ruim 90 procent van de onderzochte artikelen aan één of meerdere dimensies van sociale cohesie gekoppeld kon worden. Echter, uit de analyse bleek ook dat een aantal dimensies vaker voorkwam dan anderen. Opvallend hierbij was dat met name de dimensies waarbij sprake is van een gevoelige kwestie in de maatschappij in nog geen zes procent van de artikelen werden aangetoond. Om deze resultaten te verklaren, is binnen het onderzoek vervolgens een tweede onderzoeksmethode ingezet namelijk het kwalitatieve diepte-interview. Door middel van drie losstaande gesprekken met de hoofdredacteur, bestuursvoorzitter en de voorzitter van de Raad van Advies van Poeldijk Nieuws is onderzocht op welke manier zij het medium ontwikkelen en welke waarden en gevaren zij toekennen aan de verbindende functie van het medium. Deze scriptie toont aan in hoeverre verschillende vormen van sociale cohesie een plaats innemen in een Nederlands hyperlokaal medium en op welke manier hyperlokale journalisten hiermee omgaan. Daarmee vormt deze scriptie een eerste stap naar een hopelijk breder onderzoek naar de relatie tussen hyperlokale journalistiek en sociale cohesie.Show less
De druk op de journalistiek neemt door verschillende factoren steeds verder toe. Veranderingen in de afgelopen decennia hebben ervoor gezorgd dat het steeds lastiger wordt om goede...Show moreDe druk op de journalistiek neemt door verschillende factoren steeds verder toe. Veranderingen in de afgelopen decennia hebben ervoor gezorgd dat het steeds lastiger wordt om goede onderzoeksjournalistiek aan de man te brengen. De burger consumeert steeds minder hard nieuws en het is voor mediabedrijven vooral belangrijk om snel en goedkoop nieuws aan de consument voor te schotelen. Traditioneel is het de taak van de journalist om puur objectief de feiten te brengen, zonder welke sturing dan ook. Maar ook andere zaken, zoals macht geven aan en betrekken van het publiek, kunnen onder journalistieke taken worden verstaan. Het doel is dan niet alleen om te informeren maar om publieke debatten te faciliteren en burgers te engageren in sociale discussies. Leren van het publiek en burgers actief betrekken in de nieuwsproductie zou in dat geval kunnen bijdragen aan het verbeteren van de journalistiek. Door de steeds toenemende burgerjournalistiek en invloeden die het publiek kan uitoefenen via sociale media, is het voor de media sowieso belangrijk om de burger mee te nemen in het productieproces. Een oplossing voor de journalistieke crisis is geen gemakkelijke puzzel. Het vereist nieuwe verdienmodellen, platforms, meer bereidheid van de consument en nieuwe werkwijzen. Een voorbeeld van zo’n werkwijze is impactgedreven journalistiek. Doordat er steeds minder tijd en geld is voor journalisten om de kerntaken van hun vak uit te voeren, is het voor hen en hun redacties interessant om in te kunnen zien wat de effecten van hun werk zijn in de maatschappij. Daarnaast is het voor fondsen en sponsoren interessant om te weten of door hen gefinancierd werk wel impact heeft. Impact is echter geen duidelijk gedefinieerd begrip. Er zijn tientallen factoren die bijdragen aan impact en impact manifesteert zich zelden op dezelfde manier. Ieder onderwerp kent dus zijn eigen ontwikkeling. Dit maakt het niet alleen lastig om impact te begrijpen, maar ook om het te meten. Daarom wordt in dit onderzoek getracht om impact te meten aan de hand van een Twitternetwerkanalyse. Een Twitternetwerkanalyse kan een begin zijn van een universele impact meetmethode. Meerdere factoren liggen ten grondslag aan impact, maar bereik en engagement spelen een centrale rol. Middels Twitternetwerken zijn beide gemakkelijk te analyseren, waardoor een inschatting gemaakt kan worden van de impact dat een onderzochte productie gehad heeft. Deze methode wordt meteen in de praktijk gebracht door het toe te passen op het Leids Media Fonds (LMF), dat in de regio Leiden al een aantal jaren journalistieke producties financiert. In totaal werden in dit onderzoek zeven producties onderzocht die het LMF (deels) had gefinancierd. Hoewel er in enkele gevallen grote netwerken werden gevonden op basis van de zoektermen, bleek dat de onderzochte producties te lokaal waren om voldoende bruikbare data binnen te halen: te weinig mensen tweetten erover. Om toch te demonstreren dat een Twitternetwerkanalyse in de toekomst een belangrijke rol kan spelen bij impactbepalingen, werden netwerken van de lokale mediapartners van het LMF in kaart gebracht. Uit die analyses bleek dat de methode gebruikt kan worden om meerdere cruciale netwerkstructuren, zoals echo chambers en open forums, in kaart te brengen. Deze structuren kunnen helpen verklaren hoe een productie wordt ontvangen in de maatschappij, waardoor ook het ontstaan of uitblijven van impact beter kan worden begrepen. Daarnaast lieten de netwerken duidelijk zien welke rol (sleutel)figuren in een netwerk spelen. Die rollen kunnen ook bijdragen aan het ontstaan van impact, maar ook voor de mediabedrijven zelf is het zeer waardevol om te zien wie sleutelfiguren zijn in het bereik van hun producties. Verder werd in dit onderzoek de potentie van sentimentsanalyses verkend. Hoewel er geen statistische toetsing kon worden gedaan met de data, lijken er trends te zijn in het publieke sentiment jegens een nieuwsproducent en de dichtheid van een netwerk. Deze bevindingen zullen in de toekomst verder moeten worden onderzocht, maar het gebruik van sentiment kan veel nieuwe inzichten opleveren in impactgedreven journalistiek. De gebruikte onderzoeksmethode bleek ongeschikt om zeer lokale impact te meten, maar was desondanks goed in staat om impact op gemeenschapsniveau in kaart te brengen: het verbinden van mensen, de burgers in contact brengen met beleidsmakers of kleine, lokale bedrijven redden van de afgrond. Een voorbeeld hiervan is een discussie rond een studentenfeest in het Leidse park. In het open forum dat (mede) door het stuk van Leidsch Dagblad ontstond, werden mensen in contact gebracht met de Universiteit, haar voormalig rector magnificus en vele medeburgers. In andere gevallen kwam ook impact op individueel niveau naar voren, bijvoorbeeld in de vorm van een ludieke tweet van Weekblad Mare aan Leidsch Dagblad. Niet het journalistieke werk van Leidsch Dagblad genereerde impact, maar de tweet van Mare zorgde wel voor een stroom aan reacties. Hierdoor kreeg het onderwerp (een onveilige verkeerssituatie) een enorme boost aan aandacht. De netwerkanalyse laat dus niet alleen zien wanneer er sprake is van impact, maar het maakt ook eenvoudig inzichtelijk hoe die impact ontstaat. Dit onderzoek kan een aanknopingspunt vormen voor vervolgonderzoeken en een startschot zijn voor de ontwikkeling van een universele meetmethode voor impact in de journalistiek. Daarnaast biedt het mogelijkheden om dieper in te gaan op verbanden tussen de journalistiek en toenemende invloed van sociale media op het publieke discours. Een aanpak waarbij de media leren van hun publiek kan dus een substantiële bijdrage leveren aan de kwaliteit van de journalistiek. Daarmee is zo’n aanpak wellicht een deel van de oplossing voor de journalistieke crisis. Dit onderzoek heeft laten zien dat de gebruikte methoden een schat aan kennis inzichtelijk maken om die doelen te bereiken.Show less
In oktober 2016 sloten de Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC, NL: Gewapende Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia) en de Colombiaanse overheid een akkoord, dat een einde moet...Show moreIn oktober 2016 sloten de Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC, NL: Gewapende Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia) en de Colombiaanse overheid een akkoord, dat een einde moet maken aan meer dan een halve eeuw geweld tussen beide partijen. Van oudsher zijn er tegengestelde beelden van de FARC aanwezig in Colombiaanse media. Enerzijds dat van een nobele boerenguerrilla, die veelal in de jungle vechten tegen de overheid, met als doel gelijke rechten en landhervormingen. Daartegenover staat het beeld van een staatsondermijnende terreurorganisatie, die rücksichtslos mensen ontvoert en aanslagen pleegt om er zelf beter van te worden.In dit onderzoek is onderzocht hoe de FARC in Colombiaanse media gerepresenteerd wordt. Het onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van het concept framing.Een opvallend resultaat is dat het ‘politieke-partijframe’ niet eerder gevonden werd. Het ‘boerenguerrillaframe’, dat in voorgaande onderzoeken vaak gevonden werd, was nu niet aanwezig in het corpus. Een mogelijke verklaring hiervoor is de veranderde politieke situatie in Colombia. De FARC en de regering zijn niet meer met elkaar in oorlog en etaleren andere beelden van zichzelf en elkaar in de media.Show less
OMG’s zijn motorclubs waarvan de leden zichzelf buiten de wet plaatsen en al sinds de jaren zeventig kent Nederland OMG’s. Aanleiding voor dit onderzoek zijn de opvallend verschillende beelden die...Show moreOMG’s zijn motorclubs waarvan de leden zichzelf buiten de wet plaatsen en al sinds de jaren zeventig kent Nederland OMG’s. Aanleiding voor dit onderzoek zijn de opvallend verschillende beelden die recent van motorclubs in de media te vinden zijn. Het onderzoeken van deze verschillende beelden van OMG’s in de media was het doel van deze studie. Deze beelden kennen en begrijpen is van belang omdat wij heel vaak geconfronteerd worden met berichtgeving over OMG’s. Bovendien bepalen de media of wij OMG’s als een probleem zien of niet, we komen zelf immers niet iedere dag een Hells Angel tegen. Bij criminaliteit is het in het algemeen zo dat we via de media te weten komen wat een probleem is. Wat bij OMG’s bijzonder is ten opzichte van andere vormen van criminaliteit is dat OMG’s zelf actief de media opzoeken. Hierdoor is het mogelijk om te onderzoeken hoe ‘criminelen’ omgaan met beschuldigingen van justitie en welk beeld zij van zichzelf willen uitdragen. In dit onderzoek is onderzocht hoe er in de Nederlandse kranten wordt geschreven over OMG’s. Hierbij is er speciaal aandacht besteed aan de rol van de bron en de nieuwsaanleiding. Het onderzoek werd uitgevoerd aan de hand van het concept framing. Framing is volgens de definitie van Van Gorp & van der Goot: ‘de manier waarop de burger en de media een bepaald onderwerp of kwestie representeren’ (2009, p. 304). Een framingonderzoek naar motorbendes is voor zover ik kan overzien nog niet in Nederland uitgevoerd. Wel is er eerder onderzoek gedaan naar de beeldvorming rond OMG’s buiten Nederland. Uit deze onderzoeken blijkt dat OMG’s al vanaf de oprichting in verband worden gebracht met criminaliteit en er in Canada sprake was van een moral panic rond OMG’s (Fuglsang, 2003; Katz, 2011). Een moral panic is een disproportionele reactie op een sociaal probleem door de media, politici en het publiek. De veroorzakers van het probleem zijn binnen een moral panic folk devils. Zij vormen een bedreiging voor de normen en waarden en de levens van nette burgers. Om te onderzoeken welke bronnen er worden genoemd in artikelen over OMG’s en welke beelden deze bronnen uitdragen is eerst een framinganalyse van de evaluatieve beweringen van bronnen in krantenartikelen uitgevoerd. Hieruit bleek dat de belangrijkste bronnen politie, justitie, gemeenten en leden van OMG’s zijn. Deze vijf bronnen brengen vier verschillende frames naar voren: het ‘georganiseerde misdaad’-frame, het ‘folk devils’-frame, het hobbyistenframe en het ‘moderne schutterij’-frame. In de tweede ronde werden er volledige artikelen geanalyseerd. In deze ronde werden geen andere frames gevonden, maar zijn de eerder gevonden frames wel aangevuld. Het ‘georganiseerde misdaad’-frame en ‘folk devils’-frame zijn negatief over motorbendes. In het eerste frame is het probleem dat OMG’s betrokken zijn bij georganiseerde misdaad, bij het tweede frame zijn OMG’s een bedreiging voor de openbare orde en de levens van gewone mensen. Het ‘georganiseerde misdaad’-frame en ‘folk devils’-frame zijn de dominante frames in het debat over OMG’s. Zij worden ondersteunt door de meest machtige bronnen: politie en politiek. Het hobbyistenframe en het ‘moderne schutterij’-frame reageren op de dominante frames en zijn daarmee counterframes, waarin niet de OMG’s het probleem zijn, maar de pers en politiek die OMG’s negatief afschilderen. De bronnen in alle vier de frames hebben een duidelijk belang bij het frame dat zij ondersteunen en bij een nieuwsaanleidingen hoort regelmatig een vast frame. Zowel bron als nieuwsaanleiding zijn dus vaak onlosmakelijk verbonden met een frame.Show less
Deze thesis beschrijft een onderzoek naar visuele storytelling binnen online news galleries. Via een kwalitatieve en kwantitatieve inhoudsanalyse is de onderzoeksvraag, in hoeverre vormt het kanaal...Show moreDeze thesis beschrijft een onderzoek naar visuele storytelling binnen online news galleries. Via een kwalitatieve en kwantitatieve inhoudsanalyse is de onderzoeksvraag, in hoeverre vormt het kanaal image sequencing uit het framework van Caple en Knox een goede graadmeter voor de kwaliteit van storytelling binnen online new galleries en is deze graadmeter betrouwbaar?, beantwoord. Om dit onderzoek vorm te geven zijn er dertig dagen online news galleries opgeslagen van achttien verschillende media die een representatie vormen van de westerse media. Dit heeft een database van 469 online news galleries, die bij elkaar 7215 foto’s bevatten, opgeleverd. Het kanaal image sequencing uit het framework is een belangrijke graadmeter voor de kwaliteit van storytelling binnen online news galleries. In dit onderzoek is gekeken of de verzamelde online news galleries in de door Caple en Knox gedefinieerde indeling ondergebracht kunnen worden. De galleries blijken niet goed te passen binnen deze indeling waardoor de door Caple en Knox gedefinieerde indeling moet worden aangepast. Hierdoor is de indeling uitgebreid van zes naar acht categorieën. Vervolgens is de betrouwbaarheid van het onderzoek getest, welke voldoende blijkt. Nadat de galleries op een juiste wijze zijn ingedeeld, is inhoudelijk gekeken naar de storytelling binnen de galleries. Hieruit komt naar voren dat meer dan de helft van de online news galleries een slechte structuur heeft, waardoor de visuele storytelling beperkt wordt.Show less
In de Nederlandse kranten is veel geschreven over de video van IS waarop de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley te zien is. De motivatie voor de onthoofding en het naar buiten...Show moreIn de Nederlandse kranten is veel geschreven over de video van IS waarop de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley te zien is. De motivatie voor de onthoofding en het naar buiten brengen van de video door IS is evident. IS wil wraak nemen op Amerika, angst zaaien en aandacht krijgen van de westerse wereld en westerse jihadisten. Ofwel, IS heeft propagandistische bedoelingen bij de onthoofdingsvideo. Propaganda of niet, veel Nederlandse media besteedden er aandacht aan. Later komt er echter in kranten, opinietijdschriften en actualiteitenprogramma’s een discussie op gang over hoe de journalistiek is omgegaan met het nieuws. Had er nu wel of geen aandacht aan besteed moeten worden? Het blijft een nieuwswaardige gebeurtenis, maar daarbij zijn er ook propagandadoeleinden. Een aantal journalisten reflecteert op het eigen gedrag of op de journalistiek in het algemeen ten opzichte van de onthoofdingsvideo. Journalistieke waarden, naar Deuze (2004) en nieuwswaarden, naar de kennistheorie van Galtung en Ruge (1965), vormen een interessant verklaringskader voor het gedrag van journalisten. De waarden worden hierin als universeel en algemeen geldend gezien. Maar wordt ook aan de waarden gedacht wanneer gereflecteerd wordt op de redactionele beslissingen die genomen zijn naar aanleiding van complex nieuws over de onthoofdingsvideo? Dit is onderzocht aan de hand van de volgende onderzoeksvraag: Op welke journalistieke waarden en nieuwswaarden beroepen journalisten in de Nederlandse media zich in de discussie over de eerste onthoofdingsvideo van IS en hoe krijgen deze waarden vorm? Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat journalisten zich beroepen op alle vijf journalistieke waarden en een aantal nieuwswaarden. Deze waarden krijgen vooral vorm in omschrijvingen van de onthoofdingsvideo en het type nieuws. Er lag een focus op een bepaald aantal nieuwswaarden, waardoor het vooral leek te gaan over de nieuwswaardigheid van de gebeurtenis. Het meest opvallend was de ruime aandacht voor ethiek in de discussie. Deze journalistieke waarde diende vooral als onderbouwing voor hoe het niet moet binnen de journalistiek en niet altijd als verdediging voor de keuzes die gemaakt zijn.Show less
In deze scriptie staat het analysemodel van Bednarek en Caple (2012a) centraal, dat het doel heeft om te onderzoeken hoe het discours van nieuwswaardigheid vorm krijgt binnen nieuwsberichten, en...Show moreIn deze scriptie staat het analysemodel van Bednarek en Caple (2012a) centraal, dat het doel heeft om te onderzoeken hoe het discours van nieuwswaardigheid vorm krijgt binnen nieuwsberichten, en geconstrueerd wordt door enerzijds tekst en anderzijds beeld. Aangezien het om een nog relatief nieuw model gaat dat nog weinig in de praktijk is gehanteerd, werd het toegepast op een corpus dat bestaat uit de Nederlandse berichtgeving over de aanslag op het Franse satirische tijdschrift Charlie Hebdo – een gebeurtenis met veel nieuwswaarde. Hieruit is gebleken dat het een goed werkbaar model is en een heldere basis vormt om discoursanalyse mee uit te voeren. Het model maakt het mogelijk om normen bloot te leggen die bepalen wat nieuwswaardig is en wat niet, waarmee het inzicht verschaft in het discours van nieuwswaardigheid, en in het bijzonder in de rol die de combinatie van tekst en beeld daarbij kan spelen. Het model biedt aanknopingspunten om vast te stellen welke delen van een nieuwsbericht nieuwswaardig zijn, en hoe groot het aandeel is van de nieuwsfoto, de kop en het intro. Wel zijn er op basis van deze toepassing enkele aanvullingen op zijn plaats met betrekking tot de fotografische hulpmiddelen, die binnen het model de functie hebben om op de aanwezigheid van nieuwswaarden in beeld kunnen wijzen.Show less
Dit onderzoek houdt zich bezig met de vraag hoe Oriëntalistische stereotypen over terroristen vorm krijgen in de zelfrepresentatie van terreurorganisatie IS (Islamitische Staat). Daarmee streeft...Show moreDit onderzoek houdt zich bezig met de vraag hoe Oriëntalistische stereotypen over terroristen vorm krijgen in de zelfrepresentatie van terreurorganisatie IS (Islamitische Staat). Daarmee streeft dit onderzoek naar het uitbreiden van kennis over hoe IS gebruik maakt van stereotypen afkomstig uit het Westen. Deze stereotypen geven ‘de ander’ weer en promoten daarbij afstand en verschil. Ten grondslag hieraan liggen theorieën over (post-)Orientalisme (Said, 2003; Dogra, 2012; Irwin, 2009) en stereotypen (Hall, 1997). Dit onderzoek legt de focus op het online propagandamagazine Dabiq, dat wordt uitgegeven door AlHayat Media Center. Het magazine beschikt over veel foto’s en kent een professionele vormgeving. Door middel van een kwalitatieve inhoudsanalyse zijn 431 beelden bekeken. Deze visuele analyse werd uitgevoerd met behulp van een coding frame, gebaseerd op verschillende Oriëntalistische stereotypen uit Westerse populaire media. Uit de resultaten blijkt dat IS visuele Oriëntalistische stereotypen over terroristen met name vormgeeft via de stereotypen barbarisme, gewelddadigheid en donkere bebaarde boos kijkende mannen met tulbanden. Zo waren er gruwelijke beelden van onthoofdingen, slecht behandelde gevangenen en bewapende IS-strijders aan het front te zien. Hierbij wordt nadrukkelijk ingezoomd op gruwel of dreiging om angst te zaaien. Dit beeldgebruik sluit aan op de Westerse perceptie van de islamitische terrorist. Opmerkelijk is dat hiernaast een groot gedeelte van het beeldmateriaal anders wordt vormgegeven dan de bovengenoemde Oriëntalistische manieren. In deze beelden toonde IS foto’s van een goed draaiende gemeenschap, een tevreden terrorist, blije kinderen of Westerse politieke leiders met een bedenkelijke gezichtsuitdrukking. Daarmee draait IS voor een groot deel de rollen in het Oriëntalistisch discours om. De aanhangers van IS proberen ook een positief zelfbeeld neer te zetten en, andersom, een negatief beeld van de Westerling. Hieruit blijkt dat ze in hun beeldgebruik Oriëntalistische stereotypen alleen toepassen als ze daar baat bij hebben. Ze accepteren het beeld dat IS-strijders ‘anders’ zijn, maar ze zijn daarbij niet onderdanig aan het Westen. Deze visuele analyse draagt bij aan kennis over hoe moderne terroristen in een digitaal tijdperk media kunnen gebruiken en inspelen op bepaalde Westerse percepties van de dreigende terrorist. Media zijn van groot belang voor terroristen. Vanwege nieuwe digitale ontwikkelingen beschikken terroristen nu over de mogelijkheid om eigen media-units op te zetten. Ze zijn niet meer afhankelijk van Westerse nieuwsorganisaties. Daarom is het belangrijk om het steeds verder ontwikkelende mediagebruik van terroristen nauwlettend in de gaten te blijven houden. Alleen dan kunnen Westerse journalisten beter begrijpen hoe terroristen zelf media inzetten en journalistieke activiteiten eigen hebben gemaakt.Show less
De westerse cultuur is sterk beïnvloed door beeld: fotojournalistiek vormt een belangrijk onderdeel van de hedendaagse media. Ook binnen de geschiedschrijving maken icoonfoto’s een groot deel uit...Show moreDe westerse cultuur is sterk beïnvloed door beeld: fotojournalistiek vormt een belangrijk onderdeel van de hedendaagse media. Ook binnen de geschiedschrijving maken icoonfoto’s een groot deel uit van het collectieve Westerse geheugen. Foto’s zijn een van de belangrijkste elementen van de algemene beeldvorming binnen een maatschappij. Icoonfoto’s staan symbool voor een grotere context dan wat op de foto staat afgebeeld. Vooral in het geval van rampen zijn icoonfoto’s een middel om complexe gebeurtenissen begrijpbaar te maken voor publiek. Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar de werking van iconische foto’s, valt er een groot gat op het gebied van receptie-onderzoek: over hoe en wanneer een foto iconisch wordt is niet veel bekend. Wat nieuwsfoto’s met icoonfoto’s gemeen hebben, is dat ook zij een handvat kunnen zijn in het verbeelden en uitleggen van complexe gebeurtenissen in het nieuws aan het publiek. Vaak gebeurt dit door framing: door middel van een referentiekader wordt een situatie op een foto verduidelijkt. Hierbij is het vaak problematisch dat dit frame vol van politieke en ideologische bevooroordeling zit. Ook icoonfoto’s verwijzen met hun symbolische betekenissen naar politieke en ideologische connotaties, maar bij dit soort foto’s is dit vele maler complexer: waar een icoonfoto door zijn status een opzichzelfstaand object is, zijn nieuwsfoto’s met een frame vaak afhankelijk van contextuele elementen zoals bijschriften en berichtgeving. In een poging om het gat in het onderzoek naar statusverwerving te dichten, maakt dit onderzoek een visuele, intersubjectieve vergelijking tussen nieuwsfoto’s en icoonfoto’s. Omdat icoonfoto’s en nieuwsfoto’s beiden politiek en ideologisch geladen zijn, maar dit bij icoonfoto’s veel complexer is, is belangrijk om juist een analysemethode te gebruiken die deze connotaties links laat liggen. Tropen zijn beeldkenmerken die in beiden soorten foto’s veel voorkomen en tegelijkertijd geopolitieke contexten doorkruisen, waarbij zij een beroep doen op een bredere culturele consensus. Een tegenstelling tussen het Westen en de Ander kan hierbij wel gesymboliseerd worden, maar een beeltenis van een bepaalde oorlog waarbij bepaalde personen gemoeid worden wordt in een trope uitgesloten. Dit maakt een trope tot een goed te analyseren beeldkenmerk in het geval van een vergelijking tussen icoonfoto´s en nieuwsfoto´s, omdat deze directe politieke en ideologische connotaties overstijgt. Kleppe en Zarzycka (2013) maken in hun onderzoek naar motieven in de World Press Photo contest gebruik van een analyse op basis van tropen. Hierbij stellen zij dat een trope vier karakteriserende kermerken heeft, te noemen presence of body, recognisability, affective powers en symbolic accessibility. Deze vier kenmerken worden in dit onderzoek gebruikt en verduidelijkt voor de analyse van de invulling van tropen in icoonfoto’s en nieuwsfoto’s. Voor dit onderzoek wordt gemaakt gebruik gemaakt van een corpus van rampfoto’s, die vanwege hun karakter vaak veel duidelijke beeldkenmerken bevatten. Ook maken rampen en oorlogen tegelijkertijd een groot deel uit van zowel het nieuws als de geschiedenis. De visuele vergelijking op basis van tropen laat zien dat er veel vergelijkingen zijn tussen de tropen in icoonfoto’s en nieuwsfoto’s. Icoonfoto’s zitten vaak vol vooroordelen over menselijke rollen, bestaande tegenstellingen zoals man-vrouw, sterk-zwak en blank-zwart. De trope is het sterkst wanneer de symbolische tekens morele waarden overtreden. Ook bij nieuwsfoto’s zijn veel tegenstellingen te vinden, maar voor de niet-Westerse man zijn bij dit soort foto’s wel heldenrollen weggelegd. Ook zijn nieuwsfoto’s vaker afbeeldingen van acties, plotse gebeurtenissen en onrust in alledaagse taferelen. Uit de analyse blijkt dat er zowel verschillen als overeenkomsten wat betreft de invulling van tropen zijn binnen de vergelijking van icoonfoto en nieuwsfoto. Hoewel het onderzoek geen uitspraken kan doen over de daadwerkelijke statusverwerving van één foto, heeft het handvaten geboden voor eventueel verder onderzoek op het gebied van potentiële iconiciteit wat betreft beeldkenmerken.Show less
Media bepalen voor een groot gedeelte hoe wij grote bedrijven zien en hoe wij denken over deze bedrijven (Rosson & Brooks 2004, Hellgren et al. 2002). Met deze berichtgeving hebben ze niet...Show moreMedia bepalen voor een groot gedeelte hoe wij grote bedrijven zien en hoe wij denken over deze bedrijven (Rosson & Brooks 2004, Hellgren et al. 2002). Met deze berichtgeving hebben ze niet alleen invloed op het imago van het bedrijf, maar indirect ook op de identiteit ervan. Persvoorlichters ontvangen feedback op hun zorgvuldig gecreëerde imago via de media (Grandy & Mavin 2011). Accountants hebben de afgelopen jaren te maken gehad met een groot aantal schandalen waarbij werknemers samen met de bedrijven waarvan ze de boeken controleerden de regels overtraden om er zelf beter van te worden. Dit heeft invloed gehad op het imago van accountant Deloitte. In maart 2012 moest daar zelfs de hoogste baas aftreden omdat hij belangen had in een bedrijf dat Deloitte als onafhankelijk accountant zou moeten controleren. In de periode rond het aftreden van Meeter zijn veel meer schandalen aan het licht gekomen. Het is moeilijk om te zien of er voor zijn aftreden anders over Deloitte en haar accountants werd gesproken dan daarvoor, maar het is duidelijk dat journalisten al deze schandalen telkens weer achter elkaar zetten en zo een soort trend lieten zien waardoor accountancy wordt geportretteerd als beroep waar het werk wordt gezien als moreel verwerpelijk, als dirty work (Grandy & Mavin 2011). Het is niet duidelijk of al deze schandalen echt als trend kunnen worden gezien, zeker het aftreden van Meeter lijkt eerder een vergissing dan een bewuste overtreding. Accountants worden in berichtgeving over Deloitte geportretteerd als commercieel en gericht op winst (Carnegie & Napier 2010) en regelmatig ook als frauderen accountants en witte-boorden criminelen (Minkes & Minkes 2008). De taken die niets met accountancy te maken hebben, blijven buiten deze typering, ook al gaat het om hetzelfde bedrijf. Als er alleen gekeken wordt naar de accountancytak van Deloitte, wordt het stigma van accountancy als dirty work over de volle breedte van het beroep toegepast. Omdat niet alle accountants fraude plegen en omdat het ook regelmatig gaat om een verdachtmaking in plaats van een veroordeling, gaat de typering van accountancy als dirty work niet diep (Kreiner et al. 2006).Show less