De Kamervoorzitter is een onderbelichte schakel in het onderzoek naar de strijd om aandacht in het parlement. Het is onduidelijk welke drijfveren ten grondslag liggen aan het handelen van de...Show moreDe Kamervoorzitter is een onderbelichte schakel in het onderzoek naar de strijd om aandacht in het parlement. Het is onduidelijk welke drijfveren ten grondslag liggen aan het handelen van de Kamervoorzitter in de praktijk. De onderzoeksvraag is daarom of het gedrag van de Kamervoorzitter het best kan worden verklaard door de logic of appriopiateness of de logic of consequences. Een nieuwe dataset van ingediende mondelinge vragen maakt het mogelijk om een analyse te doen van de keuzes die de Kamervoorzitter maakt voorafgaand aan het wekelijkse Vragenuurtje. Door middel van spreidingsgrafieken en een binomiale regressieanalyse van 1422 mondelinge vragen probeert het model te voorspellen wat de doorslaggevende factoren zijn tijdens deze selectie. De regressieanalyse geeft geen doorslaggevende resultaten losse vragen, maar de spreidingsgrafieken laten zien dat de geselecteerde vragen sterk overeenkomen met de ingediende vragen. Hieruit kan je opmaken dat Voorzitter een neutrale rol inneemt en zich zo boven de partijen plaatst, zoals wordt verwacht vanuit de profielschets. De logic of appriopiateness lijkt daarom de voornaamste drijfveer in de keuzes van de Nederlandse Kamervoorzitter. Wel staat door veranderende omstandigheden in het parlement, zoals versplintering en toenemend gebruik van parlementaire instrumenten, de neutraliteit van de Kamervoorzitter in toenemende mate onder druk.Show less
This study is an effort to extrapolate the patterns that exist in parliamentary voting in the Dutch Parliament. It investigates what party- and vote characteristics influence the divisions between...Show moreThis study is an effort to extrapolate the patterns that exist in parliamentary voting in the Dutch Parliament. It investigates what party- and vote characteristics influence the divisions between coalition and opposition and between left and right that exist in parliamentary voting. Using a triadic model on all recorded votes in the 2017-2021 parliamentary term, this study finds that the proposing actor, proposal type, and proposal subject are relevant predictors of the division that will come about in a parliamentary vote. Specifically, this study provides evidence for three points. Firstly, amendments, bills, and budgets are found to have a stronger left-right division than motions, which have a more dominant coalition-opposition split. Secondly, proposals from opposition parties are found to have a stronger coalition- opposition division than proposals from the government or coalition. Thirdly, contrary to theoretical expectations, this study only finds very limited effect of topical ideological distance on votes pertaining to said topic. The effect is only significant for proposals on economics and environment. This study contributes to the literature by using an extensive dataset and an innovative triadic method. In doing so, this study has attempted to further understanding of parliamentary behaviour based on coalition- and opposition membership and ideology in the Dutch Parliament.Show less
Onderzoek naar de temporele patronen achter de wetgevende functie zoals uitgeoefend door het Nederlandse kabinet. Speciale aandacht voor de theoretische effecten van (voortijdige)...Show moreOnderzoek naar de temporele patronen achter de wetgevende functie zoals uitgeoefend door het Nederlandse kabinet. Speciale aandacht voor de theoretische effecten van (voortijdige) kabinetsontslagneming hierop. Kwantitatieve analyse van de indiening van wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer gedurende de parlementaire jaren 1998-2022.Show less
Recent advisory reports on the Dutch parliamentary system, public scrutiny, and parliamentary upheaval following transgressive behaviour by the old speaker of parliament have drawn attention to the...Show moreRecent advisory reports on the Dutch parliamentary system, public scrutiny, and parliamentary upheaval following transgressive behaviour by the old speaker of parliament have drawn attention to the functioning of parliamentary administrations. The support staff of parliaments is a scarcely covered topic in political science. In a new body of literature, this article is only the second to examine parliamentary staff size quantitatively. It fundamentally extends the scope of previous research from western democracies to a much broader population of parliaments. Drawing on both a functionalist and an institutionalist framework, it hypothesises that population size, population non-linearity, clientelism, parliamentary competition, an interaction between clientelism and parliamentary competition, parliamentary culture, and institutional isomorphism influence the number of institutional and committee staff in parliaments. This research uses house-level data from 161 countries over ten years and employs multilevel analysis to test these hypotheses. It finds strong support that population size, population size non-linearity, and institutional isomorphism influence staff size, while it finds mixed support for parliamentary competition as a predictor of staff size. There was no support for parliamentary culture, clientelism, and the clientelism-competition interaction hypotheses. Additionally, previously thought insignificant predictors of staff size, such as assembly size and parliamentary powers, were, in fact, significant. This article is the first to look at parliamentary administrations, which are vital to the functioning of primary democratic institutions, from a global perspective. Due to the mixed results, it calls for more extensive research on different types of staff, further disentangling of the mechanisms posited, and further data collection to progress understanding of this veiled political and administrative institution.Show less
PA’s hebben een unieke positie in het Nederlandse staatsbestel: ze worden persoonlijk door hun bewindspersoon benoemd, zijn actief in de ambtelijke top van hun ministerie en hebben veel contact met...Show morePA’s hebben een unieke positie in het Nederlandse staatsbestel: ze worden persoonlijk door hun bewindspersoon benoemd, zijn actief in de ambtelijke top van hun ministerie en hebben veel contact met politici, partijgenoten, media en belangenbehartigers. Tegelijkertijd is er weinig inzicht in hoeverre hun werk eerder ondersteunend of strategisch is en of dit de afgelopen twintig jaar veranderd is. Op basis van dertien interviews met PA’s kan gesteld worden dat de rol sterk afhankelijk is van de positie van de bewindspersoon in het kabinet en de taken die een PA van de bewindspersoon mag uitvoeren. Binnen kabinetten zitten hierdoor grote verschillen in de mate waarin PA’s strategisch opereren. Er zijn ook overeenkomsten: vrijwel alle PA’s besteden de meeste tijd op het ministerie, gevolgd door het parlement, het contact met de minister en contact met journalisten en belangenbehartigers. Het werk van de PA lijkt de afgelopen twee decennia, door toegenomen versplintering en minderheden voor kabinetten in de Eerste en Tweede Kamer, strategischer geworden. Ook zijn PA’s meer tijd aan het parlement gaan besteden. De instelling van een parlementair contactpersoon zorgt er daarnaast voor dat een gedeelte van de ondersteunende werkzaamheden uit handen wordt genomen. De maatschappelijke discussie over dualisme raakt direct aan het werk van de PA, die als verbinder en vertaler voor menselijk contact tussen twee werelden kan zorgen. Door de beperkte functieomschrijving kan het takenpakket erg verschillen: van het halen van koffie tot aan meedenken bij vacatures voor topambtenaren aan toe. Inzichten uit dit onderzoek zijn relevant voor de discussie over kabinetisering in Nederland, maar kunnen ook gebruikt worden in het aangekondigde onderzoek naar regelgeving voor PA’s door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.Show less