Dutch uses cardinal posture verbs (/zitten/ ‘to sit’, /staan/ ‘to stand’, and /liggen/ ‘to lie’) for all sorts of purposes, many of which have received considerable research attention — like the...Show moreDutch uses cardinal posture verbs (/zitten/ ‘to sit’, /staan/ ‘to stand’, and /liggen/ ‘to lie’) for all sorts of purposes, many of which have received considerable research attention — like the posture progressive, e.g. /zitten te lezen/ ‘lit. sit to read: to be reading’. This thesis investigates an understudied posture verb pattern in which a posture verb is combined with a complementive past participle, e.g. /zitten vastgeplakt/ 'lit. sit stuck: to be stuck' and /staan volgepriegeld/ 'lit. stand scribbled full: to be scribbled full'. Previous analyses disagree on the status of this pattern in terms of its productivity (is it fixed or are new combinations possible?), meaning (what does the pattern as a whole express?), and structure (is the complementive participle verbal or adjectival?). By examining over 6,000 attestations of the pattern in a corpus of written Dutch, this thesis evaluates these competing accounts, concluding that (i) the patterns are indeed productive; (ii) constraints on that productivity can be accounted for in terms of the meaning of the pattern as a whole, i.e. 'locativity' and 'resultativity'; and (iii) the pattern's syntax appears highly heterogeneous: some past participles behave like adjectives, others like verbs. Finally, I show that this heterogeneity is compatible with the semantic properties of past participles in general, and of the posture verb-participle pattern in particular.Show less
Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek naar modaal gebruik van soms. Met behulp van een samengesteld subcorpus uit tweets wordt de functie achterhaald van soms in vraagzinnen. De literatuur...Show moreDit onderzoek is een kwalitatief onderzoek naar modaal gebruik van soms. Met behulp van een samengesteld subcorpus uit tweets wordt de functie achterhaald van soms in vraagzinnen. De literatuur stelt dat modaal soms enkel in vraagzinnen voor kan komen en inwisselbaar is met misschien. Om de functie van modaal soms te bepalen is naar de verschillen en overeenkomsten tussen temporeel en modaal soms gekeken. Uit de studie is duidelijk geworden dat soms zowel modaal als temporeel de kern ‘er is’ bevat. Modaal soms is niet altijd inwisselbaar met misschien, bij veel gevallen van soms bevat de zin niet dezelfde boodschap als misschien gebruikt wordt. Dit is aangetoond door modaal soms te categoriseren in de categorieën bevestigingsvraag, nuance, suggestief en provoceren. In de categorieën suggestief en provoceren past misschien vaak niet op de plek van soms, de spreker weet zelf het antwoord al en wil een beeld oproepen of een reactie uitlokken. Soms kan dus zinnen beleefder maken, maar kan ook voorkomen in zinnen die nietbeleefd bedoeld zijn. Tijdens de analyse van het corpusmateriaal is gebleken dat soms zich leent voor een specifieke constructie, de of niet soms-constructie. Deze constructie heeft een dwingend karakter, is sterker dan de bevestigingsvraag met toch, maar is minder sterk dan of niet dan. De constructie helpt de functie van soms vast te stellen door te kijken naar de rol van soms binnen de constructie.Show less
In de huidige literatuur over alignment wordt ervan uitgegaan dat het expliciet vaststellen van positieve interpersoonlijke alignment in het Nederlands enkel mogelijk is taalgebruikers naar...Show moreIn de huidige literatuur over alignment wordt ervan uitgegaan dat het expliciet vaststellen van positieve interpersoonlijke alignment in het Nederlands enkel mogelijk is taalgebruikers naar zichzelf refereren in hun uiting. Hierin zou het Nederlands verschillen van het Engels, waar uitingen als same zonder referentie naar degene die de uiting doet expliciete positieve alignment uit kunnen drukken. In het Nederlands komt sinds enkele jaren echter de vaste combinatie maar echt voor in onvolledige zinnen, wat een vergelijkbare functie lijkt te hebben als combinaties als echt wel, echt hoor en echt hè in onvolledige zinnen. In dit onderzoek wordt de functie van deze echt-constructies gespecificeerd met behulp van de theorie over stancetaking en alignment. Hiervoor worden openbare Twittergesprekken geanalyseerd op de aanwezigheid van andere elementen in de directe co-tekst van echt-constructies die wijzen op de inname stance en het uitdrukken van alignment. Uit de gegevens blijkt dat echt-constructies voor komen met verschillende elementen die positieve alignment uitdrukken. Onder die elementen vallen alignment markers als ja en ook, het toepassen van parafrase en uitbreiding, het gebruik van emoticons, het toepassen van afwijkende interpunctie en onconventioneel hoofdlettergebruik. Vanwege de inbedding van de echt-constructies in deze elementen wordt geconcludeerd dat de echt-constructies markeerders van positieve interpersoonlijke alignment zijn. Of taalgebruikers bij het inzetten van deze alignment-markeerders volledige verantwoordelijkheid dragen voor hun stance, zoals bij het gebruik van same, is nog onduidelijk en lijkt sterk contextafhankelijk. Dat echt-constructies bruikbaar zijn voor het uitdrukken van positieve alignment kan het gevolg zijn van de hedge-functie van echt: het is een epistemisch bijwoord dat een hoge mate van zekerheid uitdrukt over de waarheid van een propositie, waardoor het ook een hoge mate van positieve alignment uit kan drukken. In de nieuwe constructie maar echt zou het kunnen dat maar deze hoge-graadlezing nog verder versterkt. Toekomstig onderzoek zou zich kunnen richten op het duiden van mogelijke functieverschillen tussen de varianten van de echt-constructie en deze verschillen met experimenteel onderzoek ondersteunen.Show less
Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
In deze scriptie wordt onderzocht welke functies het modale partikel maar kan hebben. De aanleiding hiervoor zijn resultaten uit Tuk (2017) die niet onder de reeds in de literatuur bekende functies...Show moreIn deze scriptie wordt onderzocht welke functies het modale partikel maar kan hebben. De aanleiding hiervoor zijn resultaten uit Tuk (2017) die niet onder de reeds in de literatuur bekende functies vallen. Hiertoe is van de gevallen van maar als modaal partikel binnen de eerste zevenhonderd hits uit de Nederlandse chats van het Open SoNaR geannoteerd of maar een reeds bekende of een nog niet beschreven functie vervult. Om verbanden te kunnen leggen tussen functie en syntactische context zijn ook de kenmerken zinssoort en tijd, persoon en getal van de persoonsvorm geannoteerd. Uit dit corpusonderzoek zijn de reeds bekende functies wenszin-aanduidend, besluitend, oordelend en bevelveranderend gekomen. Nieuwe resultaten binnen deze functies zijn de verbanden met de syntactische context, de gevonden bevelverandering instemming en dat besluitend maar aangeeft dat de spreker het besluit gezien de omstandigheden de beste optie vindt en het soms negatief evalueert. Daarnaast zijn de volgende nog niet beschreven functies gevonden: geringschattend, betwijfelend, beschuldigend, onverschillig, tegensprekend, indrukwekkend en idiomatisch. Verder is gebleken dat maar in sommige gevallen niet voldoet aan de huidige definitie van (modale) partikels. Er lijkt echter een continuüm te bestaan voor de functies van modaal maar van ‘geheel de houding van de spreker aangevend’ tot ‘vast onderdeel van een constructie’. Daarom is voorgesteld de definitie van modale partikels te herzien op basis van dit continuüm en de definitie van partikels op basis van een continuüm van ‘niet bijdragend aan de propositionele inhoud’ tot ‘vast onderdeel van een constructie’. Vervolgonderzoek met een groter corpus en voorlegging van de functies aan moedertaalsprekers zou nog meer duidelijkheid kunnen geven over de functies van het modale partikel maar.Show less