In dit rapport wordt op basis van literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek een advies gegeven aan TeamNEXT, een multidisciplinair team dat zich richt op casuïstiek waarin behandelaren en ouders...Show moreIn dit rapport wordt op basis van literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek een advies gegeven aan TeamNEXT, een multidisciplinair team dat zich richt op casuïstiek waarin behandelaren en ouders vastlopen of vragen hebben over de juiste timing van interventies. Zij adviseren vanuit het Neurosequentiële Model van Therapie (NMT), waarmee de ontwikkeling van een kind volledig in kaart wordt gebracht om te bepalen welke interventie het best bij dat kind past. Het onderzoek beschreven in dit rapport is uitgevoerd naar aanleiding van de tweeledige adviesvraag van TeamNEXT betreffende 1) het wetenschappelijke inzicht achter het NMT en 2) de ervaringen van behandelaren aan wie zij advies hebben verstrekt. Naar aanleiding van de adviesvraag zijn er twee specifieke, meetbare onderzoeksvragen opgesteld. De eerste onderzoeksvraag die beantwoord wordt in dit adviesrapport luidt als volgt: “In hoeverre is het verschil tussen de hersenontwikkeling van jongens en meisjes na jeugdtrauma relevant en zou het beschreven moeten worden in het Neurosequentiële Model (NMT)?”. Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van een literatuuronderzoek. De tweede onderzoeksvraag is “In hoeverre zijn de adviezen van TeamNEXT aan behandelaren opgevolgd en wat zijn de voornaamste redenen voor het wel of niet opvolgen van dit advies?” en wordt beantwoord middels semigestructureerde interviews met behandelaren die advies hebben ontvangen van TeamNEXT. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat er zowel overeenkomsten als verschillen zijn tussen jongens en meisjes op het gebied van traumarespons en -verwerking. Daarbij zouden de verschillen uitgebreider kunnen worden beschreven in het NMT. In totaal waren vier behandelaren bereid om deel te nemen aan een interview. Drie daarvan waren al bekend met het NMT. De adviezen van TeamNEXT werden door alle behandelaren als positief beoordeeld. Zij gaven aan bevestiging te hebben gekregen van hun eigen handelen en nieuwe inzichten uit het advies te hebben vergaard. De ervaringen met de uitvoering van de adviezen waren echter wisselend. Sommige behandelaren kregen te maken met praktische belemmeringen, zoals een tekort aan doorverwijsmogelijkheden, weinig tijd, en ernstige problematiek, waardoor het niet mogelijk was om het advies volledig op te volgen. Toch zouden alle vier de behandelaren een adviestraject bij TeamNEXT aanraden aan collega’s met een complexe of vastlopende casus. Al met al kan er worden geadviseerd om de verschillen tussen jongens en meisjes wat betreft traumarespons en -verwerking mee te nemen in het advies naar behandelaren. Verder 2 zou TeamNEXT rekening kunnen houden met de haalbaarheid van de gegeven adviezen, waarbij voornamelijk meer rekening moet worden gehouden met de praktische belemmeringen. Concreet zouden er meer doorverwijsmogelijkheden gecreëerd kunnen worden, zoals het opstellen van een lijst van behandelaren die werken volgens de werkwijze van het NMT en de geadviseerde behandelingen van TeamNEXT uit zouden kunnen voeren.Show less
Affective empathy plays a crucial role in parenting. One possible predictor of affective empathy is parents’ attitudes towards children. However, little research has been conducted on this...Show moreAffective empathy plays a crucial role in parenting. One possible predictor of affective empathy is parents’ attitudes towards children. However, little research has been conducted on this relationship. Additionally, stress could play a moderating role in this relationship, via suppression of the positive role of attitudes on empathy. The aim of this study, therefore, is to gain insight into the relationship between attitudes towards children and affective empathy, and the moderating role of stress in this relationship. The main question is: “To what extent is there a relationship between attitudes towards children and affective empathy in female students between 18 and 25 years old and is this relationship moderated by stress?”. Affective empathy is measured by sympathy experienced when observing children in negative social contexts and positive affect experienced when observing children in positive social contexts. Participants were randomly assigned to two conditions: the stress condition (Trier Social Stress Test) and the no-stress condition. In both conditions, participants completed an experimental task measuring affective empathy and filled out questionnaires. Results showed that more positive attitudes were related to more sympathy and positive affect. Stress played no role in this relationship. From this study, it can be concluded that there is a positive relationship between attitudes towards children and affective empathy. This provides opportunities for interventions. Positive attitudes can be promoted through education and training, which in turn can be implemented to stimulate affective empathy. Finally, this research provides a starting point for further research into the predictors of affective empathy.Show less
This thesis aims to address the existing research gap on protective factors related to child abuse and neglect and the successive traumatic complaints. It examines the relationship between child...Show moreThis thesis aims to address the existing research gap on protective factors related to child abuse and neglect and the successive traumatic complaints. It examines the relationship between child abuse and neglect and traumatic complaints, including the possible moderating effect of cognitive functioning. Existing research in this field has uneven gender distributions, women are being researched more, which this thesis aims to balance. The study design is correlational, using a dataset (n = 241) obtained from Buisman et al.'s (2020) research. It has an even distribution of males (42.3 %) and females (57.7%), and the age ranges from 25 to 87 years (M = 50.97, SD = 13.43), comprising participants from the Netherlands with a mostly Western background. Participants were targeted if they had a history of experienced or committed abuse. Various measures were executed, including the RAVEN (cognitive functioning), a combination of the CTQ and CTS-PC questionnaires (experienced child abuse and neglect), and an interview using the PSSI-5 (traumatic complaints). The results showed that women have a significantly higher degree of traumatic complaints. Child abuse and neglect have a significant negative association with traumatic complaints. And lastly, cognitive functioning was not a significant moderator. The discussion stresses balanced gender research, as current focus tends to be on women. Understanding the reasons behind women's higher levels of traumatic complaints, as to how this imbalance can be levelled, is crucial. Even so, a balance in research into protective and risk factors is desirable, as the latter is being researched more. It is worth noting that a potential issue with internal validity arose; the main hypothesis was based on research on IQ, while cognitive functioning served as a possible moderator in this study. Further research is required to examine the moderating effect of general intelligence, measured through multiple variables, for instance cognitive functioning and IQ.Show less
Het doel van dit verslag in het ter discussie stellen van het literatuuronderzoek en het kwalitatieve onderzoek dat is verricht naar het NMT. Hierbij zal de opzet van de onderzoeksvraag en de...Show moreHet doel van dit verslag in het ter discussie stellen van het literatuuronderzoek en het kwalitatieve onderzoek dat is verricht naar het NMT. Hierbij zal de opzet van de onderzoeksvraag en de onderzoeksaanpak worden beschreven en beargumenteerd. Hierin wordt beschreven hoe het NMT is onderzocht en waarom we voor dit onderzoeksdesign hebben gekozen. Daarnaast worden ethische overwegingen van het onderzoek besproken en knelpunten aangekaart. Vervolgens zal er worden ingegaan op de conclusie die is getrokken uit het adviesrapport en wordt er een advies gegeven voor de opdrachtgever van het onderzoek. Hierbij wordt ook vermeld in hoeverre dit advies kan worden gegeven naar aanleiding van het onderzoek.Show less
In dit rapport wordt op basis van literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek een advies gegeven aan TeamNEXT, een multidisciplinair team dat zich richt op casuïstiek waarin behandelaren en ouders...Show moreIn dit rapport wordt op basis van literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek een advies gegeven aan TeamNEXT, een multidisciplinair team dat zich richt op casuïstiek waarin behandelaren en ouders vastlopen of vragen hebben over de juiste timing van interventies. Zij adviseren vanuit het Neurosequentiële Model van Therapie (NMT), waarmee de ontwikkeling van een kind volledig in kaart wordt gebracht om te bepalen welke interventie het best bij dat kind past. Het onderzoek beschreven in dit rapport is uitgevoerd naar aanleiding van de tweeledige adviesvraag van TeamNEXT betreffende 1) het wetenschappelijke inzicht achter het NMT en 2) de ervaringen van behandelaren aan wie zij advies hebben verstrekt. Naar aanleiding van de adviesvraag zijn er twee specifieke, meetbare onderzoeksvragen opgesteld. De eerste onderzoeksvraag die beantwoord wordt in dit adviesrapport luidt als volgt: “In hoeverre is het verschil tussen de hersenontwikkeling van jongens en meisjes na jeugdtrauma relevant en zou het beschreven moeten worden in het Neurosequentiële Model (NMT)?”. Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van een literatuuronderzoek. De tweede onderzoeksvraag is “In hoeverre zijn de adviezen van TeamNEXT aan behandelaren opgevolgd en wat zijn de voornaamste redenen voor het wel of niet opvolgen van dit advies?” en wordt beantwoord middels semigestructureerde interviews met behandelaren die advies hebben ontvangen van TeamNEXT. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat er zowel overeenkomsten als verschillen zijn tussen jongens en meisjes op het gebied van traumarespons en -verwerking. Daarbij zouden de verschillen uitgebreider kunnen worden beschreven in het NMT. In totaal waren vier behandelaren bereid om deel te nemen aan een interview. Drie daarvan waren al bekend met het NMT. De adviezen van TeamNEXT werden door alle behandelaren als positief beoordeeld. Zij gaven aan bevestiging te hebben gekregen van hun eigen handelen en nieuwe inzichten uit het advies te hebben vergaard. De ervaringen met de uitvoering van de adviezen waren echter wisselend. Sommige behandelaren kregen te maken met praktische belemmeringen, zoals een tekort aan doorverwijsmogelijkheden, weinig tijd, en ernstige problematiek, waardoor het niet mogelijk was om het advies volledig op te volgen. Toch zouden alle vier de behandelaren een adviestraject bij TeamNEXT aanraden aan collega’s met een complexe of vastlopende casus. Al met al kan er worden geadviseerd om de verschillen tussen jongens en meisjes wat betreft traumarespons en -verwerking mee te nemen in het advies naar behandelaren. Verder zou TeamNEXT rekening kunnen houden met de haalbaarheid van de gegeven adviezen, waarbij voornamelijk meer rekening moet worden gehouden met de praktische belemmeringen. Concreet zouden er meer doorverwijsmogelijkheden gecreëerd kunnen worden, zoals het opstellen van een lijst van behandelaren die werken volgens de werkwijze van het NMT en de geadviseerde behandelingen van TeamNEXT uit zouden kunnen voeren.Show less
In dit rapport wordt op basis van literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek een advies gegeven aan TeamNEXT, een multidisciplinair team dat zich richt op casuïstiek waarin behandelaren en ouders...Show moreIn dit rapport wordt op basis van literatuuronderzoek en kwalitatief onderzoek een advies gegeven aan TeamNEXT, een multidisciplinair team dat zich richt op casuïstiek waarin behandelaren en ouders vastlopen of vragen hebben over de juiste timing van interventies. Zij adviseren vanuit het Neurosequentiële Model van Therapie (NMT), waarmee de ontwikkeling van een kind volledig in kaart wordt gebracht om te bepalen welke interventie het best bij dat kind past. Het onderzoek beschreven in dit rapport is uitgevoerd naar aanleiding van de tweeledige adviesvraag van TeamNEXT betreffende 1) het wetenschappelijke inzicht achter het NMT en 2) de ervaringen van behandelaren aan wie zij advies hebben verstrekt. Naar aanleiding van de adviesvraag zijn er twee specifieke, meetbare onderzoeksvragen opgesteld. De eerste onderzoeksvraag die beantwoord wordt in dit adviesrapport luidt als volgt: “In hoeverre is het verschil tussen de hersenontwikkeling van jongens en meisjes na jeugdtrauma relevant en zou het beschreven moeten worden in het Neurosequentiële Model (NMT)?”. Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van een literatuuronderzoek. De tweede onderzoeksvraag is “In hoeverre zijn de adviezen van TeamNEXT aan behandelaren opgevolgd en wat zijn de voornaamste redenen voor het wel of niet opvolgen van dit advies?” en wordt beantwoord middels semigestructureerde interviews met behandelaren die advies hebben ontvangen van TeamNEXT. Uit het literatuuronderzoek is gebleken dat er zowel overeenkomsten als verschillen zijn tussen jongens en meisjes op het gebied van traumarespons en -verwerking. Daarbij zouden de verschillen uitgebreider kunnen worden beschreven in het NMT. In totaal waren vier behandelaren bereid om deel te nemen aan een interview. Drie daarvan waren al bekend met het NMT. De adviezen van TeamNEXT werden door alle behandelaren als positief beoordeeld. Zij gaven aan bevestiging te hebben gekregen van hun eigen handelen en nieuwe inzichten uit het advies te hebben vergaard. De ervaringen met de uitvoering van de adviezen waren echter wisselend. Sommige behandelaren kregen te maken met praktische belemmeringen, zoals een tekort aan doorverwijsmogelijkheden, weinig tijd, en ernstige problematiek, waardoor het niet mogelijk was om het advies volledig op te volgen. Toch zouden alle vier de behandelaren een adviestraject bij TeamNEXT aanraden aan collega’s met een complexe of vastlopende casus. Al met al kan er worden geadviseerd om de verschillen tussen jongens en meisjes wat betreft traumarespons en -verwerking mee te nemen in het advies naar behandelaren. Verder zou TeamNEXT rekening kunnen houden met de haalbaarheid van de gegeven adviezen, waarbij voornamelijk meer rekening moet worden gehouden met de praktische belemmeringen. Concreet zouden er meer doorverwijsmogelijkheden gecreëerd kunnen worden, zoals het opstellen van een lijst van behandelaren die werken volgens de werkwijze van het NMT en de geadviseerde behandelingen van TeamNEXT uit zouden kunnen voeren.Show less
Dit onderzoek is uitgevoerd voor TeamNEXT, een organisatie die advies geeft aan ouders/verzorgers en behandelaren van jeugdigen met complexe problemen die vastlopen binnen de hulpverlening ...Show moreDit onderzoek is uitgevoerd voor TeamNEXT, een organisatie die advies geeft aan ouders/verzorgers en behandelaren van jeugdigen met complexe problemen die vastlopen binnen de hulpverlening (TeamNEXT, z.d.). De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: In hoeverre is het Neurosequentiële Model voor Therapie (NMT) van Bruce Perry een aanvulling op het Attachment, Self-Regulation and Competency framework (ARC) op het gebied van traumabehandeling bij kinderen op basis van theoretische inzichten en in hoeverre zijn de interventies die door TeamNEXT zijn geadviseerd uitgevoerd en effectief bevonden door de ouders/verzorgers van kinderen met complexe problematiek? Om dit te onderzoeken is er een literatuuronderzoek uitgevoerd en zijn er semigestructureerde interviews gehouden met twee ouders die zich bij TeamNext hebben aangemeld voor advies inzake hun kind/pleegkind. Uit het literatuuronderzoek kwam naar voren dat het NMT een aanvulling is op het ARC-model, omdat het model kennis over de hersenen koppelt aan trauma en het zich richt op een fysiek aspect van functioneren, waarbij bewegen gezien wordt als middel om traumaklachten te verbeteren (Perry, 2009). Er is echter weinig informatie over de effectiviteit van NMT in tegenstelling tot het ARC-model, welke door meerdere onderzoeken als effectief is gebleken. In vergelijking met het ARC bleek het trainen van professionals op het gebied van NMT ook langer te duren en meer geld te kosten (Caplis, 2014). Er zijn ook twee semigestructureerde interviews uitgevoerd waar de ervaren effectiviteit van ouders is bevraagd. Er bleek dat beide ouders allebei erg tevreden waren en het gehele adviestraject bij TeamNEXT een 8 gaven op een schaal van 1 tot 10. Beide ouders zagen dat de geadviseerde interventies meerdere positieve effecten hadden op hun kind. Wel zijn er een aantal verbeterpunten naar voren gekomen welke zijn geformuleerd als advies aan TeamNEXT. Zo lijkt het belangrijk dat er een follow up wordt gedaan. Ook zou het helpend zijn als TeamNEXT ook kan helpen bij het zoeken naar een therapeut die de geadviseerde interventies zou kunnen uitvoeren. Daarnaast is het advies om tijdens het traject ook de behoeften van de ouders in de gaten te houden en wellicht ook het kind (fysiek) te spreken om zo tot nog een beter beeld te komen. Er waren echter wel een aantal limitaties bij dit onderzoek. Zo waren er slechts twee participanten, mede door een korte wervingsperiode. Ook roept het literatuuronderzoek vragen op over het gebrek aan bestaand onderzoek naar de effectiviteit van het NMT. Dit zou in vervolgonderzoek nader onderzocht kunnen worden. Over het algemeen laat dit onderzoek een positief beeld zien waarbij de theorie achter het NMT een aanvulling lijkt te zijn en de ouders de adviezen die aan de hand van het NMT zijn gegeven als effectief hebben ervaren.Show less
Little is known about the mechanisms behind the intergenerational transmission of child maltreatment (ITCM). The aim of the current study is to investigate if non-adaptive emotion regulation...Show moreLittle is known about the mechanisms behind the intergenerational transmission of child maltreatment (ITCM). The aim of the current study is to investigate if non-adaptive emotion regulation strategies (self-blame, blaming another, catastrophizing and rumination) explain the relationship between experienced child maltreatment and perpetrated child maltreatment. Having non-adaptive emotion regulation strategies are being examined as a mechanism because they have been associated with both experienced child maltreatment and perpetrated child maltreatment. Multiple sources were used to obtain information on child maltreatment: mothers, fathers and children. A total of 234 individuals reported on maltreatment and emotion regulation strategies. Four separate mediation analyses were performed to answer the research question. The results showed that that the relationship between experienced child maltreatment and perpetrated child maltreatment was not mediated by non-adaptive emotion regulation strategies. This applies to all four strategies. In conclusion, having non-adaptive emotion regulation strategies does not explain ITCM. The findings contribute to the knowledge about the cycle of child maltreatment and indicate that ITCM might be explained by other mechanisms. An important goal for future research is to explore an interplay of multiple factors, such as emotional dysregulation and psychopathology. Further implications for future research are being made.Show less
Attachment between parents and children is the foundation of the development of children. Limited research has been done about the role of attachment with fathers in the development of children....Show moreAttachment between parents and children is the foundation of the development of children. Limited research has been done about the role of attachment with fathers in the development of children. However, fathers fulfill an important parenting role in the society, which makes it important to involve fathers in research. Therefore, the present study investigates the predictive role of attachment with fathers and mothers on the development of emotion regulation in children. The research question is: 'To what extent does a more fearful and avoidant attachment with fathers and mothers predict the emotion regulation of the child?' To answer this question, the emotion regulation strategies 'Acceptance' and 'Catastrophizing' are examined. A correlational study was conducted using a subset of the data from the Three Generation Parenting Study by Buisman and colleagues (2020). Children (N = 192) from 16 to 65 years old were involved (Boys: N = 80, Girls: N = 112), whose parents were still alive and with which they were still in contact. To measure the attachment forms and the use of cognitive emotion regulation strategies, the participants had to complete questionnaires (ECR-RS & CERQ) in the lab of the University of Leiden. The study found that fearful and avoidant attachment with parents explained a unique part of the variance of using both cognitive emotion regulation strategies. Looking at the separate contributions of the attachment relationships, only a more fearful and avoidant attachment with fathers had a significant predictive role in using the cognitive emotion regulation strategy 'Catastrophizing'. The results suggest that, to prevent psychosocial problems, it is important to give emotion regulation therapy to children who are insecure attached to their parent(s). Furthermore, it is essential to use Acceptance-Based Therapies, because ‘Acceptance’ is a more robust regulation strategy when children are insecure attached to their parents.Show less