Er is onderzoek gedaan naar de rol die bestaande beelden over deepfakes in de Nederlandse media speelden in berichtgeving over een specifieke casus die zich afspeelde in april 2021. Hierbij deed...Show moreEr is onderzoek gedaan naar de rol die bestaande beelden over deepfakes in de Nederlandse media speelden in berichtgeving over een specifieke casus die zich afspeelde in april 2021. Hierbij deed een lid van een Russisch bedriegersduo zich voor als de Russische oppositiepoliticus Leonid Volkov en sprak met de Vaste Kamercommissie voor buitenlandse zaken. Eerst rapporteerde de berichtgeving over deze casus dat de bedrieger gebruik maakte van deepfaketechnologie, maar dit bleek later niet zo te zijn. Deze scriptie onderzoekt hoe deze fout tot stand gekomen is en welke factoren daa r een rol bij hebben gespeeld aan de hand van drie stappen. In de eerste stap is er een frameanalyse uitgevoerd over de Nederlandse berichtgeving over deepfakes in de periode 23 november 2020 tot 23 april 2021, waaruit bleek dat de framing van deepfakes in deze periode grotendeels negatief was. In de tweede en derde stap is een reconstructie van de berichtgeving over de casus uitgevoerd, respectievelijk door middel van een analyse van de berichtgeving zelf en door interviews met twee journalisten die over d e casus schreven. Hieruit bleek dat meerdere factoren een rol speelden in het ontstaan van de fout, inclusief de bestaande hype over deepfaketechnologie, maar ook gebrek aan beeldmateriaal van de bedrieger en de tijdsdruk die in het algemeen binnen het journalistieke vak bestaat.Show less
Dat Nederland medio vorige eeuw beduidend meer sympathie voor Israël had dan eind vorige eeuw, is al langer bekend. Maar hoe het discours in Nederlandse kranten verschoof van Israël als slachtoffer...Show moreDat Nederland medio vorige eeuw beduidend meer sympathie voor Israël had dan eind vorige eeuw, is al langer bekend. Maar hoe het discours in Nederlandse kranten verschoof van Israël als slachtoffer- naar daderstaat, is nog zelden onderzocht. In deze scriptie staat de vraag centraal hoe het discours in het Algemeen Handelsblad (later: NRC Handelsblad) en Het Vrije Volk over Israël is veranderd vanaf de stichting van Israël (1948) tot de Eerste Intifada (1987-1988). Die vraag heeft als doel om te onderzoeken waar de basis is gelegd voor het huidige daderschap van Israël, en op welke manier dat expliciet en impliciet werd toegepast.Show less
Framing is het proces waarbij een maatschappelijk concept via een specifieke invalshoek aan het publiek wordt gepresenteerd in het nieuws. De manier waarop een concept door de journalist geframed...Show moreFraming is het proces waarbij een maatschappelijk concept via een specifieke invalshoek aan het publiek wordt gepresenteerd in het nieuws. De manier waarop een concept door de journalist geframed wordt in het nieuws beïnvloedt de manier waarop het publiek een mening vormt bij maatschappelijke problemen. Door middel van een kwalitatieve inhoudsanalyse van framing van de ziekten cholera (1866), de Spaanse griep (1918) en het coronavirus (2020) is een framingmatrix met framing devices en reasoning devices opgesteld. Naar aanleiding daarvan is een vergelijking gemaakt tussen de verschillende vormen van framing om zo tot een antwoord te komen op de vraag: “Hoe is de crisisberichtgeving van epidemieën uit het Leidsch Dagblad geëvolueerd?”Show less
Journalisten bevonden zich op onbekend terrein bij verslaggeving over het coronavirus: weinig was bekend over de verspreiding en impact van het virus, maar tegelijkertijd was er een grote...Show moreJournalisten bevonden zich op onbekend terrein bij verslaggeving over het coronavirus: weinig was bekend over de verspreiding en impact van het virus, maar tegelijkertijd was er een grote nieuwsbehoefte vanuit het publiek. Een uitzonderlijke situatie als deze kan zorgen voor veranderingen in journalistieke waarden, de manier waarop journalisten met hun bronnen omgaan, en verificatieverdrag. In dit onderzoek wordt onderzocht hoe (wetenschaps)journalisten de betrouwbaarheid van een bron beoordelen en hoe zij bepalen om al dan niet aan verificatie te doen. Dit is onderzocht door middel van 14 semi-gestructureerde interviews met journalisten die producties maakten over de meer technische aspecten van het coronavirus. Uit deze interviews blijkt dat nieuws over het coronavirus verschilt van ‘regulier’ nieuws omdat het ander nieuws overschaduwt, er weinig over bekend is, wetenschap prominenter in het nieuws is, en doordat journalisten het idee hebben onder een vergrootglas te werken. Bij het selecteren van bronnen is de expertise van de bron verreweg het belangrijkste voor de journalisten. Verder gebruiken journalisten graag bronnen die ze vertrouwen, en zijn er pragmatische redenen om een bron te kiezen zoals de beschikbaarheid van de bron. Bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van wetenschappelijk onderzoek letten journalisten op de auteur, methoden en conclusies van het onderzoek, ook leggen ze onderzoeken regelmatig voor aan wetenschappers of collega’s die de kwaliteit van het onderzoek kunnen beoordelen. Voor journalisten is de voornaamste reden om aan verificatie te doen het principe dat je altijd meer dan één bron gebruikt. Veel journalisten zien verificatie dan ook als de kern van journalistiek werk. Belangrijke redenen voor journalisten om niet aan verificatie te doen, is wanneer zij vinden dat een expert zelf verantwoordelijk is voor diens uitspraken, wanneer zij vertrouwen hebben in een bron, en wanneer informatie niet te verifiëren is. Wanneer journalisten wel aan verificatie doen, doen zij dit door het spreken van meerdere experts voor één productie, door beweringen bij andere experts of bronnen te checken (op achtergrondbasis), door de uitspraken te laten controleren door de geïnterviewde zelf of door de oorspronkelijke bron van een bewering terug te zoeken. De belangrijkste rolopvatting die journalisten voor zichzelf zien, is het bieden van betrouwbare informatie aan het publiek en om deze te voorzien van context en duiding. Journalisten vinden het hebben van een kritische bril bij verslaggeving over het coronavirus extra belangrijk.Show less
In dit onderzoek is getracht een antwoord te geven op de vraag: “in hoeverre worden de (online) nieuwsberichten van RTV Krimpenerwaard beïnvloed door pr-berichten en persberichten?” Hiervoor is een...Show moreIn dit onderzoek is getracht een antwoord te geven op de vraag: “in hoeverre worden de (online) nieuwsberichten van RTV Krimpenerwaard beïnvloed door pr-berichten en persberichten?” Hiervoor is een automatische inhoudsanalyse uitgevoerd om het percentage voorverpakt nieuws te achterhalen. Het is relevant om onderzoek te doen naar de hoeveelheid voorverpakt nieuws aangezien “redacties risico lopen betreffende hun betrouwbaarheid, transparantie, eigen karakter en onafhankelijkheid naarmate zij in hun algemene berichtgeving sterker afhankelijk zijn van persberichten” (Hijmans, Buijs, Schafraad, & d’Haenens, 2011, p. 90). Er is al veel geschreven over voorverpakt nieuws en over de effecten van dit fenomeen. Echter, de meeste onderzoeken zijn gericht op nationaal niveau. Dit onderzoek is een casestudy naar de Nederlandse lokale/regionale journalistiek. Met behulp van het computerprogramma Turnitin zijn de overeenkomstscores van ruim honderd artikelen berekend. De overeenkomstscore gaf aan in welke mate een artikel gebaseerd was op een pr- of persbericht. Hierbij waren de scores verdeeld in vier groepen (0-20%, 20-40%, 40-60% en 60% >). Deze categorieën waren gebaseerd op het artikel “Bronnen in het nieuws” van Scholten en Ruigrok (2009). Een score tussen de 0 en de 20 procent duidde erop dat het artikel een ander onderwerp had dan de bron. Tussen de 20 en 40 procent duidde op (waarschijnlijk) eenzelfde onderwerp. Een score tussen de 40 en 60 procent betekende dat het over hetzelfde (specifieke) onderwerp ging. Een score die hoger dan 60 procent was, betekende dat het artikel voor een merendeel was gekopieerd. Uit de automatische inhoudsanalyse bleek dat 37,1 procent van de artikelen bestond uit knip- en plakwerk. Oftewel, 37,1 procent van de artikelen had een hogere overeenkomstscore dan 60 procent ten opzichte van de geraadpleegde bron. Om een vergelijking te kunnen maken met voorafgaande studies over dit onderwerp, was het nodig om vergelijkbare criteria toe te passen. Bovendien zijn soortgelijke criteria nodig om dezelfde labels te kunnen gebruiken, zoals “gedeeltelijk” en “grotendeels gekopieerd". Wegens deze redenen is de hoeveelheid gedeeltelijk gekopieerde artikelen eveneens genoteerd. We spreken van gedeeltelijk gekopieerd wanneer een deel van de tekst is gebaseerd op voorverpakt nieuws. Artikelen die dus tussen de 20-40 procent en tussen de 40-60 procent overeenkwamen met de geraadpleegde bron, vielen onder de categorie “gedeeltelijk gekopieerd”. Uit het onderzoek kwam voort dat 59,4 procent van de artikelen volledig of gedeeltelijk was geknipt en geplakt bij RTV Krimpenerwaard. Op basis van deze cijfers werd geconcludeerd dat de omroep afhankelijk is van pr-berichten en persberichten, dat ook wel “voorverpakt nieuws” wordt genoemd. Aan deze conclusie moet echter worden toegevoegd dat de artikelen van RTV Krimpenerwaard niet zomaar bestempeld mogen worden als gratis reclame. Dat komt door de aard van de bronnen, het merendeel van de persberichten waren afkomstig van niet-commerciële instanties zoals de gemeente, de politie, cultuur- en sportverenigingen en de GGD.Show less
In dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de vraag: Hoe wordt in landelijke Nederlandse kranten geschreven over cold cases en op welke wijze varieert dit bij verschillende typen slachtoffers?...Show moreIn dit onderzoek wordt antwoord gegeven op de vraag: Hoe wordt in landelijke Nederlandse kranten geschreven over cold cases en op welke wijze varieert dit bij verschillende typen slachtoffers? Daarbij zijn drie deelvragen opgesteld die zich richten tot verschillende thema’s, coldcaseslachtoffers en de lengte van krantenartikelen. Aan de hand van een kwalitatieve inhoudsanalyse zijn 59 krantenartikelen over zes cold cases geanalyseerd. De resultaten hiervan tonen aan dat drie verschillende informatiethema’s kunnen worden onderscheiden: Autoritaire en onderzoeksgerichte informatie, Persoonlijke achtergronden en informatie & Maatschappelijke betrokkenheid. Deze thema’s concurreren niet met elkaar, maar vullen elkaar aan. Aan de hand van deze thema’s is geconcludeerd dat de mate waarin een coldcaseslachtoffer de volledige en legitieme status van slachtoffer krijgt geen beslissende rol hoeft te spelen bij de wijze waarop over een zaak wordt geschreven. Het is niet zozeer het slachtoffer dat bepalend is: het zijn voornamelijk kenmerken van de zaak zoals de modus operandi. In hoeverre een coldcaseslachtoffer een status als ‘ideaal’ slachtoffer toegewezen krijgt, bepaalt dan ook niet zozeer hoe over hen wordt geschreven, maar eerder hoeveel. In termen van hoeveelheden geldt daarnaast: hoe meer woorden een publicatie bevat, hoe meer persoonlijke informatie wordt uitgediept, ongeacht of een coldcaseslachtoffer wel of niet een legitieme slachtofferstatus heeft.Show less
Klimaatverandering is een groeiend probleem en komt daarom steeds vaker in het nieuws. Bij deze verslaggeving wordt er ook in grotere mate gebruik gemaakt van foto’s en video’s die...Show moreKlimaatverandering is een groeiend probleem en komt daarom steeds vaker in het nieuws. Bij deze verslaggeving wordt er ook in grotere mate gebruik gemaakt van foto’s en video’s die klimaatverandering moet afbeelden. De fotografen en filmmakers die deze beelden maken worden in hun werk blootgesteld aan traumatische gebeurtenissen en hebben contact met slachtoffers hiervan. Echter, er is nog weinig onderzoek gedaan naar de effecten van dit werk op de fotografen en filmmakers die dit werk doen. Deze scriptie richt zich op de visualisering van klimaatverandering en of dit werk als traumatiserend wordt ervaren. Om dit te onderzoeken is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd: In hoeverre kan het visualiseren van klimaatverandering traumatische effecten hebben op de fotografen en filmmakers die deze beelden vastleggen en welke copingstrategieën gebruiken zij om hiermee om te gaan? Hiervoor zijn interviews gehouden met fotografen en filmmakers die klimaatverandering visualiseren. Zij zijn gevraagd naar de manier van visualisatie, de impact die dat op hun heeft, het oplopen van trauma en hoe zij hiermee omgaan. Ook zijn er ook foto-elicitatie interviews gehouden om de context van een drietal beelden dieper te onderzoeken. De kwalitatieve data is geanalyseerd aan de hand van concepten die in de literatuurstudie geformuleerd zijn. Uit het onderzoek blijkt dat de respondenten klimaatverandering visualiseren door het afbeelden van een concrete impact, mensen en dieren. Om dit op beeld vast te leggen gaan respondenten naar gebieden die geteisterd worden door natuurrampen, spreken zij slachtoffers en fotografen en filmen zij deze mensen. In dit werk lopen zij primair trauma op door de situaties waarin zij terechtkomen en de gebeurtenissen die zij ervaren. Ook ervaren zij secundair trauma door de gesprekken die zij hebben met slachtoffers. De respondenten vertonen copingstrategieën in de interviews om het werk een plek te geven. Ook vertonen respondenten ontwijkend gedrag en een distantiëring van emoties. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt geconcludeerd dat het visualiseren van klimaatverandering traumatiserend kan zijn voor de mensen die dit op beeld vastleggen. Zij lopen in hun werk primair en secundair trauma op vanwege de gebeurtenissen die zij ervaren en de slachtoffers die zij spreken. Dit is een oriënterend onderzoek en biedt daarmee veel ruimte voor vervolgonderzoek, zowel kwalitatief onderzoek dat dieper ingaat op het oplopen van en copen met trauma bij het visualiseren van klimaatverandering als kwantitatief onderzoek onder een bredere groep fotografen en filmmakers die dit in beeld brengen.Show less
Het aantal zedenzaken in Nederland neemt toe. De manier waarop rechtbankverslaggevers verslag doen van deze zaken verandert door de tijd. Er is echter nog weinig onderzoek gedaan naar framing in...Show moreHet aantal zedenzaken in Nederland neemt toe. De manier waarop rechtbankverslaggevers verslag doen van deze zaken verandert door de tijd. Er is echter nog weinig onderzoek gedaan naar framing in rechtbankverslagen. Het doel van deze masterscriptie is om te analyseren op welke manier rechtszaken geframed worden, en dan specifiek hoe zedenzaken geframed worden. Hiervoor is de volgende onderzoeksvraag opgesteld: “Hoe worden Leidse zedenzaken geframed in het Leidsch Dagblad tussen 1980-1989 en 2010-2019?” Het onderzoek is uitgevoerd met behulp van een kwalitatieve inhoudsanalyse, gefocust op framing. Deze analyse toont aan dat in de periode van 1980-1989 het ‘onschuldige dader-frame’ en het ‘machtsverhoudingen-frame’ overheersen. Dat betekent dat de artikelen uit dit eerste tijdvak enerzijds het beeld scheppen dat er verzachtende omstandigheden zijn waaronder de dader een zedenmisdrijf heeft gepleegd. Anderzijds bevatten de artikelen uit deze periode elementen waardoor wordt benadrukt dat er een machtsverschil is tussen de dader en het slachtoffer. De tweede onderzochte periode is recenter, namelijk 2010-2019. Een analyse van deze periode laat zien dat het ‘perfecte plaatje-frame’ dominant is. Dit frame houdt in dat er in de berichtgeving van de onderzochte rechtbankverslagen een beeld wordt gecreëerd dat er een ideale dader en een ideaal slachtoffer bestaat. De drie dominante frames kunnen gelinkt worden aan verkrachtingsmythen, dat zijn stereotype gedachten rondom seksueel geweld. Dit onderzoek heeft zich alleen gefocust op rechtbankverslagen uit een Leidse krant. Vervolgonderzoek naar het onderwerp van framing in zedenzaken zou kunnen focussen op een grotere scope, bijvoorbeeld rechtbankverslagen uit Nederlandse kranten. Daardoor is de kans groter dat de uitkomsten generaliseerbaar zijn.Show less
We bevinden ons midden in een informatierevolutie waarin we steeds meer leren over de wereld via ons computerscherm in plaats van de papieren krant. Hoewel het internet de toegang tot informatie...Show moreWe bevinden ons midden in een informatierevolutie waarin we steeds meer leren over de wereld via ons computerscherm in plaats van de papieren krant. Hoewel het internet de toegang tot informatie heeft gedemocratiseerd hebben mis- en desinformatie zich kunnen wortelen in de maalstroom aan informatie. Dit legt een grote verantwoordelijkheid bij het publiek om informatie op betrouwbaarheid te beoordelen. Deze replicatiestudie van het onderzoek van Wineburg en McGrew (2017) heeft als doel om diegenen te onderzoeken die ervaring hebben in het evalueren en verifiëren van online informatie om te begrijpen welke strategieën zij gebruiken. Een steekproef is getrokken van twintig personen: tien factcheckers en tien journalistiekstudenten. Deze groepen worden geobserveerd terwijl zij digitale bronnen over sociale en politieke kwesties verifiëren. Onderzocht wordt: welke researchstrategie – vertical reading en/of lateral reading – hanteren Nederlandse factcheckers en journalistiekstudenten om de betrouwbaarheid van webinformatie te beoordelen? Uit het onderzoek blijkt dat journalistiekstudenten en factcheckers een mengvorm van vertical en lateral reading toepassen wanneer zij webinformatie verifiëren. Ze beginnen verticaal en bekijken de kenmerken van een website. Vervolgens verlaten ze de website om in nieuwe tabbladen de betrouwbaarheid van de oorspronkelijke bron te beoordelen. Factcheckers leggen in hun zoektocht de nadruk op lateral reading, waardoor ze in kortere tijd tot meer gegronde conclusies komen dan studenten die vaker vertical reading gebruiken. Desondanks illustreren de bevindingen dat zowel factcheckers als journalistiekstudenten voldoende voorbereid zijn om zich te navigeren in het digitale landschap. Tegelijkertijd wijzen de bevindingen op een behoefte aan intensiever onderwijs in factchecken, wat de digitale competenties van beginnende journalisten kan ondersteunen.Show less
Uit onderzoek blijkt dat het vertrouwen van het publiek in de mainstream media de afgelopen jaren is afgenomen. Een gevaarlijke ontwikkeling, omdat dit ertoe kan leiden dat bepaalde groepen zich...Show moreUit onderzoek blijkt dat het vertrouwen van het publiek in de mainstream media de afgelopen jaren is afgenomen. Een gevaarlijke ontwikkeling, omdat dit ertoe kan leiden dat bepaalde groepen zich geheel afwenden van mainstream media en zich keren tot alternatieve media die het wantrouwen in klassieke kanalen voeden. De afname van dit vertrouwen is nauw verbonden aan de opkomst van alternatieve media en de populariteit van populistische partijen. Het vertrouwen in de mainstream media is een belangrijk thema in het discours van (rechts-)populisten. De afname van het vertrouwen in media en de rol van de politiek is in het verleden regelmatig onderwerp van onderzoek geweest. Daaruit bleek dat politici een vrij cynische en negatieve houding hebben ten opzichte van de media. Echter, in voorgaande studies is de mediakritiek van politici van populistische partijen op mainstream media nog niet vaak inhoudelijk onderzocht. En dat terwijl politici tot op zekere hoogte de macht hebben om de publieke opinie te beïnvloeden. De vraag is dus hoe de kritiek van deze politici eruit ziet. Voor de uitvoering van dit onderzoek zijn tweets verzameld van politici die lid zijn van een van de vijf populistische partijen die Nederland kent. Uit de kritische discoursanalyse blijkt dat politici, dan wel niet bewust, een breed scala aan discursieve strategieën omarmen om hun kritiek op mainstream media vorm te geven. Naast kritiek bevestigen de tweets ook de keerzijde van de afhankelijkheidsrelatie tussen politici en media: media-aandacht bezorgt politici publiciteit. Gezien de aard van het onderzoek is het niet mogelijk de uitkomsten te generaliseren. Een kwantitatief vervolgonderzoek dat zich richt op meerdere sociale media-kanalen, zou dan ook een logische vervolgstap zijn.Show less
In dit onderzoek wordt de kritiek op mainstream media in Nederlandse alternatieve media onderzocht aan de hand van een kwalitatieve framingsanalyse. Zo worden de concepten mediakritiek,...Show moreIn dit onderzoek wordt de kritiek op mainstream media in Nederlandse alternatieve media onderzocht aan de hand van een kwalitatieve framingsanalyse. Zo worden de concepten mediakritiek, alternatieve media en framing vanuit een Nederlandse context benaderd, en creëert dit onderzoek inzicht in de groeiende weerstand en aversie jegens grote media te begrijpen. Op basis van een uiteenzetting van de discussies rondom de termen alternatieve media, mediakritiek, autoriteit en framing, is de kwalitatieve framinganalyse van artikelen, podcasts en video’s in drie verschillende alternatieve media uitgevoerd. De resultaten en analyse, gepresenteerd in een matrix, geven antwoord op de onderzoeksvraag ‘Hoe worden mainstream media geframed in de berichtgeving van Nederlandse alternatieve media?’. Uit de analyse blijkt dat de onderzochte alternatieve media één frame hanteren, waarbij mediakritiek gefocust op de integriteit, professionaliteit en geloofwaardigheid van individuele journalisten, specifieke media, of het hele mediasysteem, continu wordt geuit. Op basis van de beschreven literatuur is te concluderen dat de aangetroffen vormen van mediakritiek geen positieve invloed hebben op de democratiserende werking van genuanceerde mediakritiek.Show less
De laatste jaren vormt zich een steeds duidelijker beeld van het trauma dat blootstelling aan schokkende gebeurtenissen tijdens journalistiek werk in conflictgebieden teweeg kan brengen. Of een...Show moreDe laatste jaren vormt zich een steeds duidelijker beeld van het trauma dat blootstelling aan schokkende gebeurtenissen tijdens journalistiek werk in conflictgebieden teweeg kan brengen. Of een individu psychopathologie ontwikkelt, is onder meer afhankelijk van de copingstrategie die hij of zij gebruikt. De set copingstrategieën die een een journalist gebruikt, wordt beïnvloed door de journalistieke cultuur en de attitude jegens mentale problematiek die daarbinnen heerst. Dit onderzoek beoogt antwoord te geven op de onderzoeksvraag: Hoe gaan Nederlandse correspondenten in de huidige journalistieke cultuur om met de potentieel traumatische gebeurtenissen waar zij tijdens het uitoefenen van journalistiek werk mee te maken kregen? Data voor dit onderzoek kwamen voort uit semigestructureerde interviews met Nederlandse correspondenten (n = 13). De interviewtranscripten werden aan de hand van thematische en narratieve analyse geanalyseerd. Uit de resultaten blijkt dat Nederlandse correspondenten zowel adaptieve als maladaptieve copingstrategieën gebruiken en die zowel expliciet als impliciet uiten. Ondanks de toenemende bespreekbaarheid en steun van redacties omtrent mentaal welzijn, houdt het gros van de corrrespondenten onbewust nog vast aan het beeld van de onverschrokken, ongenaakbare correspondent. Hoewel de toegenomen steun van chefs en de bespreekbaarheid op redacties door de meeste correspondenten gewaardeerd wordt, is er behoefte aan een actiever terugkoppelingssysteem. Ook kan winst behaald worden in preventie: correspondenten behoeden voor mentale problematiek is nog nauwelijks aan de orde, maar zou hen, en daarmee de kwaliteit van de journalistiek ten goede komen.Show less
De journalistiek ligt de laatste tijd steeds meer onder vuur. Van buitenaf klinken geluiden dat journalisten nepnieuws verspreiden of zich voor het karretje laten spannen als een propagandamachine....Show moreDe journalistiek ligt de laatste tijd steeds meer onder vuur. Van buitenaf klinken geluiden dat journalisten nepnieuws verspreiden of zich voor het karretje laten spannen als een propagandamachine. Hierdoor neemt de druk op de journalistiek steeds meer toe, waardoor deze zich ook moet verdedigen tegen de kritiek van buitenaf. Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen hoe Nederlandse journalisten omgaan met kritiek en haatdragende taal van buitenaf. Om hierachter te komen staat de volgende onderzoeksvraag centraal: Op wat voor manier(en) verweren Nederlandse journalisten van nieuwsmedia zich tegen kritische opmerkingen en hate speech van buitenaf? Om deze vraag te beantwoorden zijn elf journalisten van tien verschillende Nederlandse nieuwsmedia een-op-een geïnterviewd. Alle elf de journalisten zijn gevraagd naar hun visies en ervaringen op zes onderdelen: de journalistieke professie, maatschappelijke taken van de journalist, de relatie tot het publiek, de kritiek en soorten kritiek, het omgaan met de kritiek en ten slotte de effecten van de kritiek. Uit de antwoorden zijn verschillende manieren van omgaan met kritiek naar voren gekomen, waarbij meerdere journalisten aangeven dat zij de kritiek makkelijk van zich laten afglijden. Bovendien zijn meerdere journalisten bereid om te reageren op kritiek, al stopt die welwillendheid vaak wanneer er scheldwoorden aan te pas komen.Show less
Deze scriptie onderzoekt de selectie van stockbeeld onder beeldredacteuren werkzaam bij Nederlandse nationale nieuwsmedia. Er is tegenwoordig steeds vaker kritiek op het functioneren van de media...Show moreDeze scriptie onderzoekt de selectie van stockbeeld onder beeldredacteuren werkzaam bij Nederlandse nationale nieuwsmedia. Er is tegenwoordig steeds vaker kritiek op het functioneren van de media als het gaat om representatie. Dit onderzoek maakt inzichtelijk hoe beeldredacteuren het streven naar meer diversiteit en het selecteren van stockfoto’s ervaren. In dit onderzoek wordt er gelet op de selectie van beeld door beeldredacteuren als het gaat om diversiteit in de media. Het gaat in deze scriptie om stockfoto’s die online gebruikt worden door beeldredacteuren. Hierbij wordt de volgende hoofdvraag behandeld: Hoe selecteren beeldredacteuren werkzaam op Nederlandse nationale nieuwsredacties de diversiteit in stockfoto’s? Om beter in kaart te brengen hoe beeldredacteuren op bepaalde keuzes komen als het gaat om de selectie van beeld staat de theorie van Othering’ en ‘Gatekeeping’ staat in deze scriptie centraal. Het onderzoek is gebaseerd op een combinatiemethode van diepte-interviews en een praktische opdracht onder tien beeldredacteuren werkzaam bij Nederlandse nationale nieuwsmedia. Door middel van semigestructureerde interviews en een praktische opdracht onderzoekt deze scriptie de ervaringen van beeldredacteuren omtrent stockfoto’s en de representatie van de ‘ander’. Deze methodes geven inzicht in de ervaring van beeldredacteuren en ook meer duidelijkheid hoe zij te werk gaan. Uit de resultaten blijkt dat er in het algemeen consensus is over wat beeldredacteuren vinden dat diversiteit inhoudt. Volgens de beeldredacteuren is het zo dat het onderwerp van diversiteit en (stock)beeld steeds vaker op de agenda van redacties. Als het gaat om het beleid op redacties en de selectie van diversiteit in stockbeeld dan wordt er in het algemeen geen beleid uitgevoerd op de redactie. Er wordt vooral gesproken over de redactiecultuur en eigen beweegredenen als het gaat om de selectie van diversiteit in stockfoto's.Show less
Dit onderzoek naar de professionele waarden, rolopvattingen en opvattingen over werkwijzen van Braziliaanse factcheckers heeft als doel inzicht te verschaffen in de positionering van Braziliaanse...Show moreDit onderzoek naar de professionele waarden, rolopvattingen en opvattingen over werkwijzen van Braziliaanse factcheckers heeft als doel inzicht te verschaffen in de positionering van Braziliaanse factcheckers in hun dagelijkse professionele praktijk, het (nationale en mondiale) journalistieke veld en de Braziliaanse maatschappij. Deze informatie kan dienen als verdieping van de kennis over het relatief nieuwe concept van factchecken als onafhankelijke discipline, waar buiten de Verenigde Staten slechts beperkt onderzoek naar is gedaan. De onderzoeksvraag die wordt beantwoord, luidt: ‘Wat zijn de professionele waarden, rolopvattingen en werkwijzen van Braziliaanse factcheckers?’ Het onderzoek is kwalitatief van aard. Om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvraag zijn elf semi-gestructureerde interviews over het onderzoeksonderwerp afgenomen bij Braziliaanse factcheckers. Deze zijn geanalyseerd en in verband gebracht met voorafgaand onderzoek. Op deze manier is in het kader van boundary work verkend hoe de respondenten hun eigen beroep definiëren en inkaderen. Transparantie en objectiviteit zijn de waarden die het merendeel van de respondenten het meest van belang achten. Zij zien het als hun voornaamste doel om publieke voorlichting te verschaffen, al dan niet in actieve vorm via burgereducatie. De helft van de respondenten ziet het ook als taak van factcheckers om politieke actoren aan te zetten tot beter gedrag. Het verbeteren van de journalistiek beschouwen slechts vier van de respondenten als doel. Driekwart trekt geen harde grens tussen journalistiek en factchecken, maar ziet factchecken als onderdeel van journalistiek of als sterk verwante discipline. De overige drie respondenten schetsen wel een scherp contrast tussen reguliere journalistiek en factchecken, voornamelijk op basis van gebruikte methodologie en selectie van onderwerpen. Impact wordt vaak gezien als meest relevante factor bij de claimselectie. De meeste respondenten plegen geen wederhoor omwille van de eigen veiligheid of omdat de bron onvindbaar is. Alle respondenten staan kritisch tegenover het gebruik van expertbronnen. De grootste uitdagingen van Braziliaanse factcheckers zijn het waarborgen van de veiligheid en het vinden van voldoende financiering. Op basis van de resultaten wordt vervolgonderzoek voorgesteld naar verdere verkenning van de werkwijzen van Braziliaanse factcheckers via etnografische observatie. Dit zou een passende aanvulling op dit onderzoek zijn, dat enkel inzicht geeft in de visie van de respondenten op geschikte werkwijzen voor factcheckers. Een andere suggestie voor vervolgonderzoek is om meer vergelijkend onderzoek te verrichten naar de verschillen in rolopvattingen en werkwijzen tussen factcheckorganisaties in verschillende landen. Omdat de rolopvattingen en werkwijzen van factcheckers dikwijls locatie- en cultuurgebonden blijken, biedt dit mogelijk nieuwe inzichten.Show less
Sinds het begin van de coronaviruspandemie verspreidt mis- en desinformatie zich ongelimiteerd en razendsnel op traditionele en sociale media. Factchecken wordt beschouwd als het middel om mis- en...Show moreSinds het begin van de coronaviruspandemie verspreidt mis- en desinformatie zich ongelimiteerd en razendsnel op traditionele en sociale media. Factchecken wordt beschouwd als het middel om mis- en desinformatie te bestrijden. Desondanks blijkt uit bestaande literatuur dat factchecken slechts in beperkte mate effectief is in het aanpassen van misvattingen, omdat mensen geneigd zijn om informatie die niet overkomt met bestaande overtuigingen te negeren. Factcheckers hechten steeds meer waarde aan transparantie. Er is echter weinig empirisch bewijs voor het effect van transparantie bij factchecken. Derhalve wordt in dit huidige onderzoek onderzocht wat de invloed is van transparantie in factcheckartikelen op 1) de gepercipieerde betrouwbaarheid en 2) op de accuraatheid en zekerheid van overtuigingen over misvattingen. In totaal namen 112 participanten (m.b.t. onderzoeksvraag over betrouwbaarheid) en 79 participanten (m.b.t. onderzoeksvraag over accuraatheid en zekerheid) mee aan het onderzoek. Na onderzocht te hebben of participanten een misvatting hadden over het coronavirus, kregen zij ofwel een transparant ofwel een niet-transparant factcheckartikel te lezen. De resultaten toonden aan dat transparantie geen invloed had op de gepercipieerde betrouwbaarheid en op de accuraatheid van overtuigingen. Echter, het lezen van een factcheckartikel leidde globaal wel tot accuratere overtuigingen. Daarnaast toonde dit onderzoek aan dat het consumeren van een niet-transparant factcheckartikel tot onzekerdere overtuigingen leidde. Het lezen van een transparant factcheckartikel had geen invloed op de zekerheid van overtuigingen. Aangezien dit fundamenteel onderzoek betreft, wordt aangeraden om deze huidige studie te repliceren voor robuustere bevindingen.Show less
De opkomst van internet, en sociale media in het bijzonder, heeft ervoor gezorgd dat de scheiding tussen nieuwsbron, -producent en -consument minder scherp is afgebakend dan in de tijd voor het...Show moreDe opkomst van internet, en sociale media in het bijzonder, heeft ervoor gezorgd dat de scheiding tussen nieuwsbron, -producent en -consument minder scherp is afgebakend dan in de tijd voor het internet. Sociale media vormen kanalen waarmee niet alleen journalisten van traditionele media, maar ook niet-journalisten via sociale media een groot publiek kunnen bereiken. Daardoor is de rol van de journalist veranderd. Journalisten hebben geen monopolie meer op gatekeeping van informatie. Zij onderscheiden zich nu niet meer van niet-journalisten door poortwachters te zijn, maar door een zo waarheidsgetrouw, objectief en volledig mogelijk nieuwsverhaal te produceren. Om dat te kunnen doen, moeten zij de informatie waaruit het nieuwsverhaal bestaat zo goed mogelijk verifiëren. Dat proces is niet vastomlijnd, maar heeft als doel het verspreiden van onjuiste informatie te voorkomen. Daarnaast zijn sociale media een extra bron van potentieel nieuwswaardige informatie voor journalisten. User Generated Content (UGC), beeld- en geluidsopnames afkomstig van niet-journalisten op Sociale Media, helpen bij snelle verslaggeving, zowel in het verificatieproces als bij de productie van artikelen. Dit onderzoek bouwt voort op het onderzoek van Brandtzaeg et al. (2016). Zij onderzochten het gebruik van sociale media in verslaggeving door journalisten van verschillende West-Europese media. Journalisten in dat onderzoek hanteren verschillende criteria bij de selectie van informatie en verschillende methoden om die informatie te verifiëren. Dit onderzoek richt zich op de rol van Nederlandse journalisten die nieuws publiceren via een professionele mediaorganisatie. De onderzoeksvraag van dit paper luidt: Hoe selecteren, verifiëren, gebruiken en verantwoorden journalisten van landelijke nieuwsmedia in Nederland User Generated Content? Voor het selecteren van sociale media is Twitter, door de toegankelijkheid en handzaamheid, bijna zonder uitzondering het standaard medium waar journalisten UGC zoeken voor in hun nieuwsartikelen. Dat is in overeenstemming met Brandtzaeg et al. (2016). Daarnaast is Google zo alomtegenwoordig in het verificatieproces van Nederlandse journalisten. Andere sociale media worden ook gebruikt, maar pas als tweede keus en/of als de journalist een specifieke reden ziet een bepaald medium te gebruiken. Daarnaast kwamen de gevarieerde kunde, en kennis van verificatiestrategieën en tools van de verschillende journalisten overeen met de bevindingen van Brandtzaeg et al. (2016). Ondanks de consensus onder alle geïnterviewde journalisten van verschillende media dat alleen geverifieerde UGC gepubliceerd kan worden, lijkt de tendens: hoe belangrijker een mediaorganisatie beeld acht, hoe sneller een journalist UGC publiceert.Show less
“Women rights are human rights” of “the future is female”, dit zijn inmiddels veel gehoorde uitspraken. Er is steeds meer aandacht voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Ook diversiteit in de...Show more“Women rights are human rights” of “the future is female”, dit zijn inmiddels veel gehoorde uitspraken. Er is steeds meer aandacht voor gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Ook diversiteit in de media is erg belangrijk, schrijven Hoks & Eliasar (2017), diversiteit zorgt voor een meer open blik en acceptatie van diverse standpunten van verschillende groepen. Bovendien is het de taak van de media het goede voorbeeld te geven: wanneer media bestaande verschillen versterken en bevestigen, zal dit bijdragen aan genderongelijkheid (Segijn, et al., 2014: 309). Naar gelijkheid tussen vrouwen en mannen is al veel onderzoek gedaan, zowel in Nederland als in het buitenland. Deze onderzoeken gingen over de aanwezigheid van vrouwen in de media, maar ook over de aanwezigheid van vrouwelijke wetenschappers in de media. Bij eerder uitgevoerd onderzoek werden vooral offline uitingen onderzocht. Zoals aanwezigheid van vrouwelijke wetenschappers in de krant, op tv of in wetenschappelijke magazines. In deze scriptie wordt onderzoek gedaan naar de online berichtgeving van de drie grootste Nederland- se nieuwsmedia onderzocht op representativiteit. Het doel van dit onderzoek is een beeld krijgen van hoe de verhouding tussen vrouwen en mannen in online berichtgeving van de grootste Nederlandse nieuwsmedia is. Maar vooral hoe de vrouw met wetenschappelijke achtergrond wordt gerepresenteerd in online berichtgeving en inzicht krijgen in hoe representatief de grootste Nederlandse nieuwsmedia zijn. Om hier achter te komen is voor deze scriptie de volgende onderzoeksvraag opgesteld: Hoe worden vrouwen met een wetenschappelijke achtergrond gerepresenteerd in online berichtgeving van de grootste Nederlandse nieuwsmedia? Dit wordt in deze scriptie onderzocht door middel van kwantitatieve en exploratieve kwalitatieve inhoudsanalyse. De kwantitatieve inhoudsanalyse is uitgevoerd door middel van een zogeheten samengestelde week. Berichten uit een periode van 30 juni t/m 31 december 2019 zijn onderzocht. Bij de exploratieve inhoudsanalyse wordt in de gevonden data gezocht naar patronen en overeenkomsten. De inhoudsanalyse toont aan dat vrouwen in online berichtgeving veel minder aan het woord zijn dan mannen. Van de gevonden rollen werd 63% gevuld door mannen en 20% door vrouwen. Vrouwen zijn in alle onderzochte rollen minder aan het woord dan mannen, het hoogste aandeel vrouwen is 30%, namelijk in een rol als prominent persoon of journalist. Ook zijn vrouwen minder in beeld bij online berichtgeving dan mannen. Bovendien zijn vrou- wen anders in beeld dan mannen, blijkt uit de exploratieve kwalitatieve inhoudsanalyse. Vrouwen zijn vaak meer close-up, meer casual gekleed en minder vaak in een werksetting in beeld dan mannen. Van het aantal personen met een wetenschappelijke achtergrond was meer dan drie kwart van de personen mannelijk en iets meer dan een kwart (19%) vrouwelijk. Ook de manier van presenteren van vrouwen met een wetenschappelijke achtergrond verschilt met die van mannen. Mannen worden vaker bij hun achternaam genoemd en de functie van mannen wordt vaker genoemd. Vrouwen worden juist vaker ook bij hun voornaam genoemd. Dit betekent dat vrouwen met een wetenschappelijke achtergrond niet goed gerepresenteerd en gepresenteerd worden in online bericht- geving van de drie grootste Nederlandse nieuwsmedia. Sterker nog, van geen enkele andere onderzochte rol is er sprake van representativiteit in de nieuwsmedia. De verhoudingen tussen vrouwen en mannen aan het woord en in beeld in online berichtgeving zijn scheef en deze komen niet in de buurt van de werkelijke verhoudingen in Nederland. Een eventueel vervolgonderzoek naar vrouwen met een wetenschappelijke achtergrond in online berichtgeving, kan zich richten op het verzamelen van data via social media, hierbij kan dan ook meer visuele data verzameld worden. Voor het vervolgonderzoek is het dan ook belangrijk om data te verzamelen van alle nieuwsmedia uit Nederland. Zo kan het corpus veel verder worden uitgebreid en ontstaat een vollediger beeld.Show less