In dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: kunnen Nederlandstalige versies van de MOCCA individuele verschillen in begrijpend lezen aantonen bij kinderen uit groep zes tot en met acht? Uit...Show moreIn dit onderzoek staat de volgende vraag centraal: kunnen Nederlandstalige versies van de MOCCA individuele verschillen in begrijpend lezen aantonen bij kinderen uit groep zes tot en met acht? Uit een steekproef van 119 proefpersonen is een sample genomen van 40 leerlingen uit groep zes tot en met acht, afkomstig van vier verschillende basisscholen. De MOCCA en de Think Aloud werden als instrumenten gebruikt om het leggen van verbanden tijdens het begrijpend lezen te meten. De CBM Maze werd gebruikt als maat voor het niveau van begrijpend lezen en de Read Aloud voor vloeiend lezen. Er is gevonden dat de MOCCA geen samenhang vertoonde met de Think Aloud. Ook konden de scores van de MOCCA niet worden voorspeld door het niveau van begrijpend lezen en kon de MOCCA geen leesstrategieën onderscheiden binnen de groep zwak begrijpende lezers. Op grond van de resultaten kan de MOCCA in Nederland dus niet gebruikt worden in het onderwijs om individuele verschillen tijdens het begrijpend lezen in kaart te brengen. Wel werd een zeer zwak verband gevonden tussen vloeiend lezen en de verbanden die leerlingen leggen bij de MOCCA: hoe zwakker een leerling is in vloeiend lezen, hoe minder causale verbanden deze leerling legt en hoe meer een leerling parafraseert. Dit ondersteunt de theorie dat er minder ruimte in het brein is voor hogerorde processen, zoals het leggen van verbanden, wanneer het vloeiend lezen minder geautomatiseerd is.Show less
Het doel van dit onderzoek is vaststellen hoe de vaardigheid in technisch lezen en woordenschat samenhangen met het kiezen van een bepaalde antwoordcategorie op de Multiple-choice Online Cloze...Show moreHet doel van dit onderzoek is vaststellen hoe de vaardigheid in technisch lezen en woordenschat samenhangen met het kiezen van een bepaalde antwoordcategorie op de Multiple-choice Online Cloze Comprehension Assessment (MOCCA). De MOCCA test meet individuele verschillen in het leggen van verbanden tijdens begrijpend lezen. Er is data verzameld bij 102 leerlingen uit groep 6, 7 of 8 van basisscholen uit Zuid-Holland. Bij hen is de MOCCA test afgenomen, evenals twee testen voor technisch lezen en woordenschat. Vervolgens is met een meervoudige lineaire regressie analyse onderzocht of participanten met een hogere score voor technisch lezen of woordenschat vaker het causale verband in een tekst zien. Op dezelfde manier is onderzocht of participanten met een lage score voor technisch lezen of woordenschat vaker een verkeerd antwoord kiezen op de MOCCA test, wat betekent dat het causale verband niet gezien wordt. Er kan geconcludeerd worden dat de individuele verschillen in technisch lezen en woordenschat de keuze van het antwoord op de MOCCA test beïnvloeden. Er bleek een significante, maar zwak positieve correlatie te zijn tussen het inzien van het causale verband in teksten van de MOCCA test en de deelvaardigheden technisch lezen en woordenschat. Over de correlatie met de verkeerde antwoorden dient onderscheid te worden gemaakt tussen de drie verkeerde antwoordmogelijkheden. Het kiezen van het antwoord dat eerder genoemde informatie herhaalt, bleek significant negatief te correleren met technisch lezen en woordenschat. Daarentegen bleek het kiezen van het overbruggings- of associatie-antwoord alleen significant negatief gecorreleerd te zijn met technisch lezen.Show less
In dit onderzoek zal er gekeken worden in hoeverre woordenschat en technisch lezen samenhangen met begrijpend lezen bij jonge en oudere basisschoolleerlingen. Voor het onderwijs is dit van belang,...Show moreIn dit onderzoek zal er gekeken worden in hoeverre woordenschat en technisch lezen samenhangen met begrijpend lezen bij jonge en oudere basisschoolleerlingen. Voor het onderwijs is dit van belang, omdat er zo gekeken kan worden of leerkrachten in lagere en hogere klassen extra aandacht moeten besteden aan woordenschat of aan technisch lezen om zo het begrijpend lezen te verbeteren. De participanten in het onderzoek werden verdeeld in twee leeftijdsgroepen. De eerste groep bestond uit leerlingen van 8 en 9 jaar oud (N = 44). De tweede groep bestond uit leerlingen van 10, 11 en 12 jaar oud (N = 58). In dit onderzoek was begrijpend lezen de onafhankelijke variabele en deze werd verklaard door twee voorspellers: woordenschat en technisch lezen. Begrijpend lezen werd gemeten door middel van de MOCCA en voor de analyses werd het vermogen om causale verbanden te leggen gebruikt. Er is een multipele regressie uitgevoerd om de samenhang tussen de drie variabelen in kaart te brengen. Hieruit bleek dat alleen woordenschat samenhangt met begrijpend lezen bij de participanten met de leeftijd 8 en 9 jaar. Bij de leeftijd 10,11 en 12 jaar hangt technisch lezen sterker samen met begrijpend lezen dan woordenschat. Bij de jongere leerlingen speelt woordenschat dus een grotere rol bij het begrijpend lezen en bij de oudere leerlingen het technisch lezen.Show less
Het werkgeheugen is belangrijk voor tekstbegrip (Daneman & Carpenter, 1980). Enkele onderzoeken tonen aan dat er ook een relatie is tussen werkgeheugentraining en tekstbegrip (Carretti,...Show moreHet werkgeheugen is belangrijk voor tekstbegrip (Daneman & Carpenter, 1980). Enkele onderzoeken tonen aan dat er ook een relatie is tussen werkgeheugentraining en tekstbegrip (Carretti, Cornoldi, De Beni, & Romanò, 2004; Dahlin, 2010). Het doel van dit onderzoek is om meer duidelijkheid te creëren over het verschil van het effect van werkgeheugentraining op zwakke en goede lezers. Er hebben 41 mensen deelgenomen aan het onderzoek. Er waren vier groepen die opgedeeld zijn in een experimentele en controle conditie en op basis van leesvaardigheid in een groep goede en zwakke lezers. Elke proefpersoon onderging een vijftiendelige training met een voor en na-test. Uit het onderzoek bleek dat goede lezers op de verbale werkgeheugentaak meer vooruitgang hebben geboekt dan zwakke lezers. Bij de verbale werkgeheugentaak is ook een interactie-effect gevonden. Goede lezers in de controle groep zijn meer vooruit gegaan dan de goede lezers in de experimentele groep en de zwakke lezers in de controle groep. Ook zijn de goede lezers meer vooruit gegaan in de snelheid waarmee de numerieke werkgeheugentaak is gemaakt. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er een verband is tussen het werkgeheugen en de mate van leesvaardigheid. Goede lezers presteren sneller beter op werkgeheugentaken dan zwakke lezers. Beperkingen van dit onderzoek is dat er een kleine steekproef is gebruikt. Er zal in de toekomst nog meer onderzoek moeten worden gedaan naar dit onderwerp.Show less
We investigated possible differences between Dutch monolingual and Dutch-English bilingual children ages 11 to 13, in terms of working memory, reading comprehension and the influence of the former...Show moreWe investigated possible differences between Dutch monolingual and Dutch-English bilingual children ages 11 to 13, in terms of working memory, reading comprehension and the influence of the former on the latter. We addressed three possible manifestations of these differences. First, we studied whether bilinguals and monolinguals perform differently on working memory tests. Our study, however, did not find any significant differences between the two groups. Second, we studied differences in performance of monolingual and bilingual children in understanding while reading sentences. We compared accuracy and reaction times on a reading comprehension task including sentences with temporal connectives. No differences between groups were detected at the level of accuracy. In reaction times, however,the analyses revealed significant interactions between groups and position of the temporal connective in the sentence. These interactions occurred for different connectives in monolingual and bilingual children, suggesting that the groups have different approaches to reading comprehension. Third, we explored a possible correlation between working memory and reading comprehension for the whole sample, first merged and then split by groups of monolinguals and bilinguals. The results showed medium to strong negative correlations between working memory tasks and reading comprehension tasks for the whole sample as well as for each of the groups. These correlations, however, are manifested differently in monolingual and bilingual children, a fact that provides another indication of different comprehension mechanisms for each of the groups. Our pilot study indicates, therefore, that bilingualism is associated to differences in reading comprehension mechanisms and in how these mechanisms correlate with working memory capacities. Further elucidation of these differences, by more extensive investigations, could be useful for the design of adapted educational approaches.Show less
Begrijpend lezen is een belangrijke vaardigheid in de huidige informatiemaatschappij, maar is eveneens een vaardigheid waar veel leerlingen in het primair onderwijs moeite mee hebben. Meer kennis...Show moreBegrijpend lezen is een belangrijke vaardigheid in de huidige informatiemaatschappij, maar is eveneens een vaardigheid waar veel leerlingen in het primair onderwijs moeite mee hebben. Meer kennis over de achterliggende vaardigheden van begrijpend lezen kan de onderwijspraktijk helpen de instructies beter aan te laten sluiten bij de leerlingen. Het kunnen leggen van de juiste verbanden is één van de belangrijkste vaardigheden voor begrijpend lezen. In dit onderzoek is de relatie tussen de vaardigheden op het gebied van werkgeheugen en vloeiend lezen en het leggen van verbanden tijdens begrijpend lezen onderzocht. Voor het onderzoeken van het denkproces tijdens het begrijpend lezen, is er gebruikt gemaakt van de Multiple-choice Online Cloze Comprehension Assessment (MOCCA). De MOCCA stelt vast welke verbanden de leerlingen leggen en geeft de individuele verschillen tussen leerlingen weer. Nederlandstalige leerlingen (N = 81) uit groep zes, zeven en acht van het primair onderwijs hebben deelgenomen aan het onderzoek. Bij hen is de MOCCA, een test voor technisch lezen en een test voor werkgeheugen afgenomen. Er is een significant, matig tot sterk, positief verband tussen het vloeiend lezen en het leggen van een causaal verband in een tekst. Hoe vloeiender een lezer dus leest, hoe vaker de lezer een causaal verband legt. De relatie tussen vloeiend lezen en het leggen van een verband met de voorgaande zin is niet significant, maar er is een sterke trend van een negatieve relatie. Met enkele voorzichtigheid kan dus worden gesteld dat zwakke technische lezers vaker een verband leggen met de voorgaande zin.Show less
Onderzoek heeft aangetoond dat het werkgeheugen een rol speelt in de vaardigheid begrijpend lezen. In het huidige onderzoek werd het verband tussen de werkgeheugencapaciteit en de vorming van een...Show moreOnderzoek heeft aangetoond dat het werkgeheugen een rol speelt in de vaardigheid begrijpend lezen. In het huidige onderzoek werd het verband tussen de werkgeheugencapaciteit en de vorming van een mentaal model bij kinderen in groep zes en groep acht onderzocht. De hoofdleestaak voor begrijpend lezen bestond uit zinnen met de voegwoorden ‘voordat’, ‘nadat’ en ‘terwijl’ die zowel een chronologische als niet-chronologische volgorde van gebeurtenissen aangaven. Om het werkgeheugen te onderzoeken werden werkgeheugentaken met verbale en numerieke onderdelen afgenomen. Deelnemers uit groep acht presteerden beter op de taak van begrijpend lezen dan de deelnemers uit groep zes. Er was onderscheid te zien in hoe de deelnemers presteerden op de verschillende typen zinnen uit de taak. Zinnen met het voegwoord ‘terwijl’ bleken het makkelijkst te begrijpen, vervolgens zinnen met ‘voordat’ en zinnen met het voegwoord ‘nadat’ waren het moeilijkst om te begrijpen. Alleen bij zinnen met het voegwoord ‘nadat’ had de plaats van het voegwoord een effect op het begrijpen van de zin. Zinnen die met ‘nadat’ begonnen werden slechter begrepen dan zinnen waar ‘nadat’ in het midden van de zin stond. Tussen de werkgeheugentaak met numerieke onderdelen en de taak voor begrijpend lezen waren significante verbanden aanwezig. Tussen de werkgeheugentaak met betrekking tot verbale informatie en de taak voor tekstbegrip waren echter geen significante correlaties gevonden. Dit kan komen doordat de begrijpend lezen taak op een vergelijkbare manier gepresenteerd werd als de numerieke werkgeheugentaak. De presentatie van de verbale werkgeheugentaak was daarentegen anders.Show less