Dit adviesrapport is geschreven in opdracht van de kinderopvanginstelling KindeRdam. KindeRdam wil de pedagogische kwaliteit van de organisatie verbeteren door trainingen te geven waarbij de nadruk...Show moreDit adviesrapport is geschreven in opdracht van de kinderopvanginstelling KindeRdam. KindeRdam wil de pedagogische kwaliteit van de organisatie verbeteren door trainingen te geven waarbij de nadruk op de visie van Emmi Pikler ligt. Daarbij wilde KindeRdam onderzoeken of de Pikler trainingen die zij geven langdurig samenhangen met een hogere pedagogische kwaliteit en welke factoren ervoor zorgen dat deze gedragsverandering behouden blijft. De vraag die centraal stond tijdens het onderzoek luidde als volgt: In welke mate wordt de pedagogische kwaliteit volgens de visie van Emmi Pikler tien maanden na het voltooien van de training nog toegepast in de praktijk, beoordeeld aan de hand van een observatie-instrument, en hoe ondersteunt de literatuur dit? Om deze vraag te beantwoorden is er een kwantitatief onderzoek uitgevoerd, door middel van observaties op zeven baby- en verticale groepen van KindeRdam die tien maanden geleden de Pikler trainingen gevolgd hebben. De observaties zijn gedaan met behulp van het meetinstrument Pedagogiek in Beeld (PiB) en de resultaten zijn verwerkt met SPSS. Uit het onderzoek is gebleken dat er tien maanden na de trainingen alleen een significant lager verschil werd gevonden op de subschalen Persoonlijke Competentie en Kwaliteit Leefomgeving. Deze daling wordt ondersteund door de literatuur die aangeeft dat trainingen met groepsgesprekken herhaaldelijk minstens een jaar moeten plaatsvinden. Ook is intrinsieke motivatie en het vaardigheidsniveau van belang voor trainingen. Voor de gehele pedagogische kwaliteit is er geen verschil gevonden, dit betekent dat de visie van Emmi Pikler op hetzelfde niveau wordt toegepast in de praktijk, tien maanden na het voltooien van de training. Trainingen die de vakinhoud benadrukken, aansluiten bij bestaande kennis en een actieve leermethode kunnen bijdragen aan deze gedragsverandering. Verder is diversiteit van leeftijd en werkervaring binnen teams een factor die gedragsverandering kan behouden. KindeRdam heeft een sterke start gemaakt met de ontwikkeling van trainingen voor de pedagogisch medewerkers. Er wordt aanbevolen om de training regelmatig opnieuw te herhalen om de gedragsverandering op lange termijn te behouden, door middel van een persoonlijke coach. Daarbij is het aangeraden om gespreksgroepen met collega´s en professionals van verschillende werkvelden te organiseren om ervaringen en uitdagingen te delen. Verder wordt het aanbevolen dat er trainingen ontwikkeld worden die zich richten op het verbeteren van de vaardigheidsniveaus, door zich te richten op de persoonlijke vaardigheden van elke medewerker. Ondanks deze aanbevelingen, is het belangrijkste om te streven naar variatie in leeftijd en werkervaring binnen teams op de kinderopvang groepen. Deze aanbeveling kan meteen mee worden ingezet in de praktijk en er zullen direct voordelen aan zitten.Show less
In opdracht van kinderopvangorganisatie KindeRdam onderzocht deze studie de mogelijke invloed van de benadering van Emmi Pikler op de pedagogische kwaliteit van de babyopvang, na het volgen van...Show moreIn opdracht van kinderopvangorganisatie KindeRdam onderzocht deze studie de mogelijke invloed van de benadering van Emmi Pikler op de pedagogische kwaliteit van de babyopvang, na het volgen van twee Pikler Babytrainingen. De onderzoeksvraag luidde: "Is er tijdens het volgen van de training naar de visie van Emmi Pikler een verschil te meten in de pedagogische kwaliteit op baby- en verticale groepen, in vergelijking met groepen waar pedagogisch medewerkers deze training niet hebben gevolgd?" De literatuur toonde aan dat het hebben van een pedagogische visie, zoals de Piklervisie, een positief effect kan hebben op de pedagogische kwaliteit. Echter, dit geldt voornamelijk wanneer de volledige visie wordt geïmplementeerd. De bevindingen van deze studie suggereerden dat na het volgen van twee Pikler Babytraining geen algemene verbetering in pedagogische kwaliteit kan worden vastgesteld in vergelijking met de controlegroepen, wat dan ook de hypothese in de huidige studie was. Het empirische onderzoek werd uitgevoerd binnen de kinderdagverblijven van KindeRdam. Zestien groepen werden verdeeld in acht experimentele groepen (Pikler-getraind) en acht controlegroepen, waarbij gebruik werd gemaakt van het observatie-instrument Pedagogische Praktijk in Beeld (PiB). Met dit instrument werden 36 items gemeten verdeeld over vijf domeinen: Emotionele Veiligheid, Persoonlijke Competentie, Normen en Waarden, Sociale Competentie en Kwaliteit van de Leefomgeving. Data-analyse, met behulp van onafhankelijke t-toetsen en een chi-kwadraattoets, toonde significante verschillen tussen de groepen op het domein Kwaliteit van de Leefomgeving. Hier scoorden de Pikler-getrainde groepen lager dan de controlegroep, wat voor dit domein een wenselijke uitkomst was. In de andere domeinen werden geen significante verschillen gevonden. Naar aanleiding van deze studie werd aan KindeRdam geadviseerd om door te gaan met de trainingen. Er is geen reden om er vanuit te gaan dat de Pikler Babytraining geen invloed heeft op de pedagogische kwaliteit na volledige implementatie. Wel werd aangeraden om de voortgang goed te blijven monitoren, en de training hierop aan te passen om de pedagogische kwaliteit op de babygroepen te optimaliseren.Show less
Dit adviesrapport is geschreven in opdracht van de kinderopvanginstelling KindeRdam. KindeRdam wil de pedagogische kwaliteit van de organisatie verbeteren door trainingen te geven waarbij de nadruk...Show moreDit adviesrapport is geschreven in opdracht van de kinderopvanginstelling KindeRdam. KindeRdam wil de pedagogische kwaliteit van de organisatie verbeteren door trainingen te geven waarbij de nadruk op de visie van Emmi Pikler ligt. Daarbij wilde KindeRdam onderzoeken of de Pikler trainingen die zij geven langdurig samenhangen met een hogere pedagogische kwaliteit en welke factoren ervoor zorgen dat deze gedragsverandering behouden blijft. De vraag die centraal stond tijdens het onderzoek luidde als volgt: In welke mate wordt de pedagogische kwaliteit volgens de visie van Emmi Pikler tien maanden na het voltooien van de training nog toegepast in de praktijk, beoordeeld aan de hand van een observatie-instrument, en hoe ondersteunt de literatuur dit? Om deze vraag te beantwoorden is er een kwantitatief onderzoek uitgevoerd, door middel van observaties op zeven baby- en verticale groepen van KindeRdam die tien maanden geleden de Pikler trainingen gevolgd hebben. De observaties zijn gedaan met behulp van het meetinstrument Pedagogiek in Beeld (PiB) en de resultaten zijn verwerkt met SPSS. Uit het onderzoek is gebleken dat er tien maanden na de trainingen alleen een significant lager verschil werd gevonden op de subschalen Persoonlijke Competentie en Kwaliteit Leefomgeving. Deze daling wordt ondersteund door de literatuur die aangeeft dat trainingen met groepsgesprekken herhaaldelijk minstens een jaar moeten plaatsvinden. Ook is intrinsieke motivatie en het vaardigheidsniveau van belang voor trainingen. Voor de gehele pedagogische kwaliteit is er geen verschil gevonden, dit betekent dat de visie van Emmi Pikler op hetzelfde niveau wordt toegepast in de praktijk, tien maanden na het voltooien van de training. Trainingen die de vakinhoud benadrukken, aansluiten bij bestaande kennis en een actieve leermethode kunnen bijdragen aan deze gedragsverandering. Verder is diversiteit van leeftijd en werkervaring binnen teams een factor die gedragsverandering kan behouden. KindeRdam heeft een sterke start gemaakt met de ontwikkeling van trainingen voor de pedagogisch medewerkers. Er wordt aanbevolen om de training regelmatig opnieuw te herhalen om de gedragsverandering op lange termijn te behouden, door middel van een persoonlijke coach. Daarbij is het aangeraden om gespreksgroepen met collega´s en professionals van verschillende werkvelden te organiseren om ervaringen en uitdagingen te delen. Verder wordt het aanbevolen dat er trainingen ontwikkeld worden die zich richten op het verbeteren van de vaardigheidsniveaus, door zich te richten op de persoonlijke vaardigheden van elke medewerker. Ondanks deze aanbevelingen, is het belangrijkste om te streven naar variatie in leeftijd en werkervaring binnen teams op de kinderopvang groepen. Deze aanbeveling kan meteen mee worden ingezet in de praktijk en er zullen direct voordelen aan zitten.Show less
Dit adviesrapport is geschreven in opdracht van de kinderopvanginstelling KindeRdam. KindeRdam wil de pedagogische kwaliteit van de organisatie verbeteren door trainingen te geven waarbij de nadruk...Show moreDit adviesrapport is geschreven in opdracht van de kinderopvanginstelling KindeRdam. KindeRdam wil de pedagogische kwaliteit van de organisatie verbeteren door trainingen te geven waarbij de nadruk op de visie van Emmi Pikler ligt. Daarbij wilde KindeRdam onderzoeken of de Pikler trainingen die zij geven langdurig samenhangen met een hogere pedagogische kwaliteit en welke factoren ervoor zorgen dat deze gedragsverandering behouden blijft. De vraag die centraal stond tijdens het onderzoek luidde als volgt: In welke mate wordt de pedagogische kwaliteit volgens de visie van Emmi Pikler tien maanden na het voltooien van de training nog toegepast in de praktijk, beoordeeld aan de hand van een observatie-instrument, en hoe ondersteunt de literatuur dit? Om deze vraag te beantwoorden is er een kwantitatief onderzoek uitgevoerd, door middel van observaties op zeven baby- en verticale groepen van KindeRdam die tien maanden geleden de Pikler trainingen gevolgd hebben. De observaties zijn gedaan met behulp van het meetinstrument Pedagogiek in Beeld (PiB) en de resultaten zijn verwerkt met SPSS. Uit het onderzoek is gebleken dat er tien maanden na de trainingen alleen een significant lager verschil werd gevonden op de subschalen Persoonlijke Competentie en Kwaliteit Leefomgeving. Deze daling wordt ondersteund door de literatuur die aangeeft dat trainingen met groepsgesprekken herhaaldelijk minstens een jaar moeten plaatsvinden. Ook is intrinsieke motivatie en het vaardigheidsniveau van belang voor trainingen. Voor de gehele pedagogische kwaliteit is er geen verschil gevonden, dit betekent dat de visie van Emmi Pikler op hetzelfde niveau wordt toegepast in de praktijk, tien maanden na het voltooien van de training. Trainingen die de vakinhoud benadrukken, aansluiten bij bestaande kennis en een actieve leermethode kunnen bijdragen aan deze gedragsverandering. Verder is diversiteit van leeftijd en werkervaring binnen teams een factor die gedragsverandering kan behouden. KindeRdam heeft een sterke start gemaakt met de ontwikkeling van trainingen voor de pedagogisch medewerkers. Er wordt aanbevolen om de training regelmatig opnieuw te herhalen om de gedragsverandering op lange termijn te behouden, door middel van een persoonlijke coach. Daarbij is het aangeraden om gespreksgroepen met collega´s en professionals van verschillende werkvelden te organiseren om ervaringen en uitdagingen te delen. Verder wordt het aanbevolen dat er trainingen ontwikkeld worden die zich richten op het verbeteren van de vaardigheidsniveaus, door zich te richten op de persoonlijke vaardigheden van elke medewerker. Ondanks deze aanbevelingen, is het belangrijkste om te streven naar variatie in leeftijd en werkervaring binnen teams op de kinderopvang groepen. Deze aanbeveling kan meteen mee worden ingezet in de praktijk en er zullen direct voordelen aan zitten.Show less
In opdracht van kinderopvangorganisatie KindeRdam onderzocht deze studie de mogelijke invloed van de benadering van Emmi Pikler op de pedagogische kwaliteit van de babyopvang, na het volgen van...Show moreIn opdracht van kinderopvangorganisatie KindeRdam onderzocht deze studie de mogelijke invloed van de benadering van Emmi Pikler op de pedagogische kwaliteit van de babyopvang, na het volgen van twee Pikler Babytrainingen. De onderzoeksvraag luidde: "Is er tijdens het volgen van de training naar de visie van Emmi Pikler een verschil te meten in de pedagogische kwaliteit op baby- en verticale groepen, in vergelijking met groepen waar pedagogisch medewerkers deze training niet hebben gevolgd?" De literatuur toonde aan dat het hebben van een pedagogische visie, zoals de Piklervisie, een positief effect kan hebben op de pedagogische kwaliteit. Echter, dit geldt voornamelijk wanneer de volledige visie wordt geïmplementeerd. De bevindingen van deze studie suggereerden dat na het volgen van twee Pikler Babytraining geen algemene verbetering in pedagogische kwaliteit kan worden vastgesteld in vergelijking met de controlegroepen, wat dan ook de hypothese in de huidige studie was. Het empirische onderzoek werd uitgevoerd binnen de kinderdagverblijven van KindeRdam. Zestien groepen werden verdeeld in acht experimentele groepen (Pikler-getraind) en acht controlegroepen, waarbij gebruik werd gemaakt van het observatie-instrument Pedagogische Praktijk in Beeld (PiB). Met dit instrument werden 36 items gemeten verdeeld over vijf domeinen: Emotionele Veiligheid, Persoonlijke Competentie, Normen en Waarden, Sociale Competentie en Kwaliteit van de Leefomgeving. Data-analyse, met behulp van onafhankelijke t-toetsen en een chi-kwadraattoets, toonde significante verschillen tussen de groepen op het domein Kwaliteit van de Leefomgeving. Hier scoorden de Pikler-getrainde groepen lager dan de controlegroep, wat voor dit domein een wenselijke uitkomst was. In de andere domeinen werden geen significante verschillen gevonden. Naar aanleiding van deze studie werd aan KindeRdam geadviseerd om door te gaan met de trainingen. Er is geen reden om er vanuit te gaan dat de Pikler Babytraining geen invloed heeft op de pedagogische kwaliteit na volledige implementatie. Wel werd aangeraden omde voortgang goed te blijven monitoren, en de training hierop aan te passen om de pedagogische kwaliteit op de babygroepen te optimaliseren.Show less
In opdracht van kinderopvangorganisatie KindeRdam onderzocht deze studie de mogelijke invloed van de benadering van Emmi Pikler op de pedagogische kwaliteit van de babyopvang, na het volgen van...Show moreIn opdracht van kinderopvangorganisatie KindeRdam onderzocht deze studie de mogelijke invloed van de benadering van Emmi Pikler op de pedagogische kwaliteit van de babyopvang, na het volgen van twee Pikler Babytrainingen. De onderzoeksvraag luidde: "Is er tijdens het volgen van de training naar de visie van Emmi Pikler een verschil te meten in de pedagogische kwaliteit op baby- en verticale groepen, in vergelijking met groepen waar pedagogisch medewerkers deze training niet hebben gevolgd?" De literatuur toonde aan dat het hebben van een pedagogische visie, zoals de Piklervisie, een positief effect kan hebben op de pedagogische kwaliteit. Echter, dit geldt voornamelijk wanneer de volledige visie wordt geïmplementeerd. De bevindingen van deze studie suggereerden dat na het volgen van twee Pikler Babytraining geen algemene verbetering in pedagogische kwaliteit kan worden vastgesteld in vergelijking met de controlegroepen, wat dan ook de hypothese in de huidige studie was. Het empirische onderzoek werd uitgevoerd binnen de kinderdagverblijven van KindeRdam. Zestien groepen werden verdeeld in acht experimentele groepen (Pikler-getraind) en acht controlegroepen, waarbij gebruik werd gemaakt van het observatie-instrument Pedagogische Praktijk in Beeld (PiB). Met dit instrument werden 36 items gemeten verdeeld over vijf domeinen: Emotionele Veiligheid, Persoonlijke Competentie, Normen en Waarden, Sociale Competentie en Kwaliteit van de Leefomgeving. Data-analyse, met behulp van onafhankelijke t-toetsen en een chi-kwadraattoets, toonde significante verschillen tussen de groepen op het domein Kwaliteit van de Leefomgeving. Hier scoorden de Pikler-getrainde groepen lager dan de controlegroep, wat voor dit domein een wenselijke uitkomst was. In de andere domeinen werden geen significante verschillen gevonden. Naar aanleiding van deze studie werd aan KindeRdam geadviseerd om door te gaan met de trainingen. Er is geen reden om er vanuit te gaan dat de Pikler Babytraining geen invloed heeft op de pedagogische kwaliteit na volledige implementatie. Wel werd aangeraden om de voortgang goed te blijven monitoren, en de training hierop aan te passen om de pedagogische kwaliteit op de babygroepen te optimaliseren.Show less
Virtual Reality (VR) is increasingly used across diverse domains and extends beyond recreational and entertainment purposes. The use of VR can have many positive effects. However, the occurrence of...Show moreVirtual Reality (VR) is increasingly used across diverse domains and extends beyond recreational and entertainment purposes. The use of VR can have many positive effects. However, the occurrence of cybersickness during VR experiences can impede the benefits and usage of VR. Understanding demographic factors that influence the currency of cybersickness is crucial for the implementation of VR. While much is known about cybersickness and the role of gender and age among adults, there is not much scientific knowledge regarding children and adolescents. The aim of this study is to investigate whether gender or age play a role in experiencing cybersickness among children and adolescents aged 8 to 17. Children and adolescents had to participate in VR tasks. After they participated in these tasks, they reported how much symptoms of cybersickness occurred before and after the VR use. This was assessed with a self-report questionnaire. A cumulative score was formed to measure overall cybersickness for each participant. Comparative analyses were performed across different gender and age categories using non-parametric tests due to violations of parametric assumptions. Results indicated no significant effects of gender on the experience of cybersickness, and similarly, age did not have a significant relation with the experience of cybersickness. The interaction between gender and age on cybersickness could not be assessed using non-parametric tests. In conclusion, based on this study, there is no relationship between gender or age and how many cybersickness a child or adolescent experiences during VR activities. Further research is needed to explore potential contributing factors and refine strategies to minimize cybersickness in this demographic.Show less
Developments in applications of virtual reality (VR) in the field of children's education and healthcare have been increasing rapidly in recent years. Until today, little research has been done on...Show moreDevelopments in applications of virtual reality (VR) in the field of children's education and healthcare have been increasing rapidly in recent years. Until today, little research has been done on the negative physical effects that the use of VR can cause in children aged 8-12 years. The aim of the research reported in this paper is to determine whether the use of VR causes negative physical symptoms in children and to what extent gender, level of fun of the VR task and degree of media use are influencing factors regarding such symptoms. In this study, 64 children aged 8-12 years participated. Before and after playing a short VR game, the children completed a questionnaire (CSSQ) measuring cybersickness symptoms. The results showed that children suffered some degree of cybersickness symptoms after playing a short VR game. Nevertheless, the number of children in the study suffering from cybersickness was very small. The factors of gender, degree of media use and level of fun of the VR game did not seem to influence the development of cybersickness symptoms. In follow-up studies, larger subgroups could be examined to determine more accurately at what age cybersickness symptoms are most prevalent.Show less
Consideration of future consequences (CFC) is one of the constructs that make up future oriented thinking. Not much is known about how CFC is formed or how it can be changed. Previous studies show...Show moreConsideration of future consequences (CFC) is one of the constructs that make up future oriented thinking. Not much is known about how CFC is formed or how it can be changed. Previous studies show that CFC is negatively related to self-defeating behavior and positively related to goal achievement. The goal of the present study was to reestablish these relations with a more generalized definition of self-defeating behavior and goal achievement in different domains. Apart from this, the present study had the goal of determining whether CFC could be changed through a VR- or smartphone application over the course of three weeks. 193 first year students from Leiden University (92,7% female) participated in the study. The participants were divided among three conditions: a VR-condition, a smartphone app-condition and a control condition. At the start of the study, the participants were asked to complete a questionnaire measuring CFC and self-defeating behavior. In addition, all participants set goals for themselves to complete. The degree to which they had achieved these goals was measured after three weeks, along with a second measurement of CFC. It was found through a regression analysis that CFC showed a significant correlation with self-defeating behavior, meaning CFC predicted this behavior. A regression analysis between CFC and goal achievement showed no significant correlation, meaning that CFC did not predict goal achievement. Finally, a repeated measures ANOVA indicated that there was no significant improvement of CFC after three weeks of using the intervention. Although no significant difference was found, perhaps an intervention that is used for a longer time period or a domain specific intervention could yield more successful results in improving CFC. More research is needed in defining the underlying constructs of self-defeating behavior and goal achievement, as well as evaluating possible ways to stimulate awareness of future consequences.Show less
Executive functions (EF) consist of a wide range of cognitive processes which are needed for goal-directed behaviour. A distinction can be made between hot EF and cool EF. Whereas hot EF are...Show moreExecutive functions (EF) consist of a wide range of cognitive processes which are needed for goal-directed behaviour. A distinction can be made between hot EF and cool EF. Whereas hot EF are involved in emotion regulation and motivational decision making, cool EF are only involved in abstract cognitive processing. EF have many functional outcomes, including social cognition. Previous research has mainly focused on cool EF, and the differences between hot EF and cool EF and their association with social cognition during middle childhood have received only limited attention. The current study examines the differences in effect on social cognition between hot EF and cool EF of children aged 9 to 12, as well as the influence of age and/or sex on this relation. Sixty children aged 9 to 12 participated in this research. The data was collected in Dutch primary schools. The parents of the participating children filled in the Behavioral Rating Inventory of Executive Function (BRIEF – child) about their child and the Sociaal Cognitieve Vaardigheden Test (SCVT) questionnaire was filled in by the children. A multiple linear regression analysis was conducted including a moderation analysis for age and sex. This study finds no significant difference between hot EF and cool EF and their effect on social cognition. Furthermore, this relationship was not influenced by age and/or sex.Show less