Eerdere studies hebben aangetoond dat er een relatie is tussen kritiek van ouders op het kind en externaliserend gedrag bij het kind. Om de negatieve gevolgen van externaliserend gedrag te...Show moreEerdere studies hebben aangetoond dat er een relatie is tussen kritiek van ouders op het kind en externaliserend gedrag bij het kind. Om de negatieve gevolgen van externaliserend gedrag te voorkomen, is het belangrijk om de mechanismen erachter beter te begrijpen. Het doel van dit onderzoek is om te kijken of deze relatie daadwerkelijk bestaat en of een laag zelfbeeld deze relatie versterkt. In een cross-sectioneel onderzoek met 80 kinderen en hun ouder(s), werden ouderlijke kritiek, het externaliseren van de kinderen en het zelfbeeld van de kinderen gemeten aan de hand van vragenlijsten en een interactietaak. De resultaten toonden dat er geen relatie is tussen kritiek van de ouders en externaliserend gedrag van het kind. Ook versterkte een laag zelfbeeld deze relatie niet. Het blijft echter nog de vraag op welke manier deze drie variabelen met elkaar in verband staan en of factoren zoals het geslacht van het kind of verschillen tussen de ouders hier iets mee te maken hebben. Onderzoek hiernaar zou meer duidelijkheid geven rondom dit vraagstuk.Show less
Steun die vanuit ouders wordt ontvangen blijkt uit onderzoek negatief samen te hangen met depressie symptomen in adolescenten. Uit onderzoek blijkt daarnaast dat adolescenten die lage steun vanuit...Show moreSteun die vanuit ouders wordt ontvangen blijkt uit onderzoek negatief samen te hangen met depressie symptomen in adolescenten. Uit onderzoek blijkt daarnaast dat adolescenten die lage steun vanuit ouders, maar hoge steun vanuit vrienden ontvangen, meer depressie symptomen laten zien dan adolescenten die vanuit beide groepen lage steun ontvangen. In dit cross-sectionele onderzoek is gekeken of dit effect ook te vinden is in een gedeeltelijk klinische steekproef. Gezonde (N = 80) en depressieve adolescenten (N = 35) voerden een gesprek met hun ouders over een emotionele gebeurtenis. Hierna werd de steun vanuit de ouders tijdens het gesprek beoordeeld door de adolescenten. Deze steun vanuit ouders was negatief gecorreleerd met depressie symptomen bij de adolescenten. Steun vanuit vrienden bleek deze negatieve relatie niet significant te beïnvloeden. Er zal meer onderzoek gedaan moeten worden in welke context steun vanuit vrienden wel of niet deze relatie tussen steun vanuit ouders en depressie beïnvloedt.Show less
Eerder onderzoek suggereert dat ouderlijke steun gerelateerd is aan minder depressieve symptomen in adolescenten. In dit onderzoek is gekeken naar hoe begripsvol ouders reageren op hun kinderen (N ...Show moreEerder onderzoek suggereert dat ouderlijke steun gerelateerd is aan minder depressieve symptomen in adolescenten. In dit onderzoek is gekeken naar hoe begripsvol ouders reageren op hun kinderen (N = 114) in relatie tot de hoeveelheid negatieve levensgebeurtenissen het kind heeft meegemaakt. Dit kan bijvoorbeeld het overlijden van een familielid of kindermishandeling zijn. Ook is onderzocht of een depressie bij de adolescenten invloed heeft op dit verband. De adolescenten hebben vragenlijsten ingevuld over negatieve levensgebeurtenissen en depressieve symptomen en hebben met hun ouders meegedaan aan een interactietaak in het laboratorium. Uit het onderzoek blijkt, anders dan verwacht, dat ouders minder begripsvol reageren op hun adolescenten wanneer die adolescenten meer negatieve levensgebeurtenissen hebben meegemaakt r(113) = -.24, p = .009. De hoeveelheid depressieve symptomen bij de adolescenten heeft geen invloed op het verband tussen hoe begripsvol ouders reageren op hun adolescenten met negatieve levensgebeurtenissen t(112) = -.569, p = .571. Wat uit het onderzoek niet blijkt is waarom ouders van kinderen met negatieve levensgebeurtenissen minder begripsvol reageren. Daar zou toekomstig onderzoek zich op kunnen richten. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat adolescenten met minder begripsvolle ouders ook meer negatieve levensgebeurtenissen meemaken. Op basis van de niet-significante invloed van depressieve symptomen tussen de steun van ouders en negatieve levensgebeurtenissen bij adolescenten hebben we de correlatie tussen depressieve symptomen en negatieve levensgebeurtenissen onderzocht. Deze blijkt sterk te zijn waardoor depressieve symptomen het verband tussen ouderlijke steun en negatieve levensgebeurtenissen niet verder verklaren r(113) = .46, p < .001.Show less
Anxiety disorders are prevalent worldwide and tend to run in families. Parents’ suppression of emotions affects the child’s emotional development and mental health through different pathways....Show moreAnxiety disorders are prevalent worldwide and tend to run in families. Parents’ suppression of emotions affects the child’s emotional development and mental health through different pathways. However, due to social desirability bias, parents and children may differ in their reports of parental emotional suppression. This study investigated which report of parental emotional suppression is a stronger predictor of a child’s anxiety. Additionally, the mother- child and father-child interactions seem to differ in effects on the child’s emotional development. Thus, it was explored whether mother-reported or father-reported suppression of emotions has a stronger link with the child’s anxiety symptoms. This study used a correlational cross-sectional design. In total, 187 child-parent dyads were included. Both children and parents had to fill out the online versions of the Affective Style Questionnaire regarding parental suppression and the Screen for Child Anxiety Related Emotion Disorders. Data was analysed using Pearson’s correlations and by comparing the Fisher’s z effect scores. The correlations were non-significant for the parent-report of emotional suppression and the child’s anxiety and both for the fathers and mothers. However, there was a significant relationship between the child-report of parental emotional suppression and the child’s anxiety. These results unfold the complexity of this matter as children’s gender, age or clinical level of anxiety may explain the null findings. The correlational design was the primary limitation. Future research should further investigate the effects of children’s gender and culture in this relationship to gain a deeper understanding.Show less
Background In Rachman’s three-pathway theory of fear acquisition, negative information transmission as provided by parents plays a crucial role in the intrafamilial transfer of fear in children. To...Show moreBackground In Rachman’s three-pathway theory of fear acquisition, negative information transmission as provided by parents plays a crucial role in the intrafamilial transfer of fear in children. To date, little research has been devoted to specific mechanisms underpinning this process within the context of the Covid-19 pandemic. Objective The aim of the present study was to explore the mediating role of rumination emotion regulation strategy in the link between parental trait anxiety and the frequency with which parents communicate threatening information about Covid-19 to their children. Methods The sample consisted of 332 parents(75.9% mothers and 24.1% fathers) living in the Netherlands who completed online questionnaires measuring their trait anxiety (the Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorders Adult version; SCARED-A), cognitive emotion regulation (the Cognitive Emotion Regulation Questionnaire; CERQ), and their perspective on the transmission of negative information regarding Covid-19 (adapted version of the Fears of Swine Flu Questionnaire; FSFQ). Results Against expectations, rumination did not mediate the link between parental trait anxiety and verbal fear transmission. It was found that parental trait anxiety was positively associated with rumination. Verbal fear transmission was not related to parental trait anxiety nor rumination. Discussion The findings underscore the importance of mental well-being of parents in the pandemic situation, which should be addressed in family interventions. Furthermore, the obtained results suggest that there might be other indirect pathways involved in the parental fear transmission mechanism.Show less