Cette étude sociolinguistique historique examine le lien possible entre les mots d’emprunts français et le participe présent aux 18ème et 19ème siècles à Leyde. Il s'avère qu'il y a probablement un...Show moreCette étude sociolinguistique historique examine le lien possible entre les mots d’emprunts français et le participe présent aux 18ème et 19ème siècles à Leyde. Il s'avère qu'il y a probablement un lien entre les deux, puisqu'ils sont utilisés de la même manière.Show less
Music expresses that which cannot be said and on which it is impossible to be silent (Hugo, 1865) is een populair gezegde van Victor Hugo, Franse dichter en schrijver (1802-1885). Dit is zeker het...Show moreMusic expresses that which cannot be said and on which it is impossible to be silent (Hugo, 1865) is een populair gezegde van Victor Hugo, Franse dichter en schrijver (1802-1885). Dit is zeker het geval geweest bij de Hindostaanse contractarbeiders geweest in de koloniën Suriname, Guyana en Trinidad & Tobago. Met de komst van deze immigranten begint de baithak gana zich in deze landen te ontwikkelen. Dit genre Hindostaanse muziek maakt vijf fasen mee, vanaf het ontstaan tot heden. De onderzoeksvraag is: Welke veranderingen hebben de liedteksten van de baithak gana in Suriname, Nederland, Guyana en Trinidad & Tobago ondergaan en welke verschillen en overeenkomsten zijn er tussen deze landen? Het doel van dit onderzoek is documentatie en om de lezer informatie te geven over de invloeden die de baithak gana heeft gehad door de jaren heen, veranderingen die plaatsgevonden hebben in dit genre en de ontwikkelingen van de baithak gana in Suriname, Guyana, Nederland en Trinidad & Tobago. Ook is onderzocht of dit genre in deze landen overeenkomsten en verschillen heeft en of er toename van leenwoorden te constateren is. Verder is er nagegaan of er sprake is van creolisering van de baithak gana. Wat de Guyanezen en de Trinidadianen taan singing noemen, kennen de Surinamers en Nederlanders als baithak gana. De Hindostaanse immigranten zijn zowel in Trinidad & Tobago, Guyana als in Suriname uit India aangevoerd voor het werk op de plantages. Deze immigranten namen hun cultureel erfgoed mee en ontwikkelden in het land van aankomst dit verder. Net zoals een taal leeft, leeft de muziek ook. Invloeden van andere talen en culturen zijn niet uitgebleven: creolisering vindt plaats. De baithak gana is door de jaren heen veranderd als er gelet wordt op tekst en muziek. Ook westerse invloeden hebben een rol gespeeld. Met de komst van multimedia zijn de veranderingen die plaatsvinden in de baithak gana niet meer tegen te houden. De liederen uit Guyana en Trinidad & Tobago zijn een- of tweetalig: in het Guyanees- of Trinidadiaans-Engels of in het Hindi. De liederen die geremixt of zelf geschreven worden door zangers, zijn vaker tweetalig: in de Bollywoodliederen worden enkele regels uit het Engels opgenomen in de songtekst of andersom. In Guyana en Trinidad & Tobago genieten de liederen een nationaal draagvlak, omdat veel van deze liederen in een variant van het Engels wordt gezongen, de officiële taal van Guyana en Trinidad & Tobago. Deze landen hebben geen variant van het Bhojpuri, zoals Suriname en Nederland dat wel hebben met het Sarnami. Dit ligt aan de koloniale taalpolitiek die in Guyana en Trinidad & Tobago wel van grote invloed is geweest, waardoor in deze landen de Engelse taal de oorspronkelijke taal van de Hindostaanse immigranten heeft verdrongen. De onderzoeksresultaten zijn in figuren verwerkt en geven de veranderingen bij deze muzieksoort weer. Verschillende liederen uit de diverse perioden die geanalyseerd zijn, geven een overzichtelijk beeld van de ontwikkeling weer. De respondenten en interviews hebben meer inzicht gegeven in het geheel. Observaties hebben ervoor gezorgd dat er een beter beeld gecreëerd kon worden over de baithak gana. De originele, oorspronkelijke baithak gana, waren religieus getinte liederen in het Hindi, Sanskriet of Urdu. Er werden slechts drie muziekinstrumenten gebruikt bij deze liederen: de dhol, het harmonium en de dhantaal. Door de veranderingen, in vooral taal en tekst, is de baithak gana haar originele status kwijtgeraakt. De baithak gana is nu meer dansnummers met leenwoorden uit de diverse talen en een rijk aanbod aan westers instrumentarium. Vulgair taalgebruik maakt deel uit van de songteksten en ook maatschappelijke onderwerpen worden bezongen. Deze veranderingen zijn ook in Nederland, Guyana en Trinidad & Tobago te merken. De generatie van tegenwoordig, vooral de jongeren, zijn geïnteresseerd in beats uit het westen. Zij eisen de moderne stijl op wat de semi-baithak gana, meer hindipop en chutney, in leven houdt. De moderne stijl van de baithak gana geniet internationaal draagvlak en heeft een goede toekomst.Show less
This research investigates the extent of importance Frisian parents consider whilst passing the Frisian language over to the next generation. The results were generated statistically through a...Show moreThis research investigates the extent of importance Frisian parents consider whilst passing the Frisian language over to the next generation. The results were generated statistically through a survey that was forwarded to parents of students in the second, third and fourth year of primary school. The following information was collected from the parents: * The governing language used in the household; * Influential factors of the language choice; * The opinion on the importance of learning Frisian; * The opinion on bilingualism in general. The results indicate that the parents made a conscious choice of their native language. 29% of the respondents speak Frisian at home, exclusively, whilst 49% speak both Dutch and Frisian. The main reason for the choice of speaking Frisian with the next generation is the positive view on bilingualism and the strong will to pass the Frisian language and culture to the next generation. The conclusion of this research shows that the Frisian language is likely to survive and the expectation of a complete language shift from Frisian to Dutch within the next generation is highly unlikely.Show less
Research master thesis | Linguistics (research) (MA)
closed access
The aim of this study is to analyze the variation of the first-person object pronoun, and its variants mij and mijn in historical Dutch, based on the Letters as Loot corpus. The corpus contains...Show moreThe aim of this study is to analyze the variation of the first-person object pronoun, and its variants mij and mijn in historical Dutch, based on the Letters as Loot corpus. The corpus contains letters written in the 17th and the 18th centuries. In contemporary Dutch, mij (‘me’) is the standard variant for the object pronoun of ik (‘I’). In Early New Dutch, this variant was competing with mijn. The aim is to pinpoint and interpret the patterns that determined the variation of the first-person object pronoun and the choice of the variant mij as the standard one, and to extend the small survey of van der Wal (2007) with a larger dataset. This research is conducted following the Historical Sociolinguistics framework, that uses low language varieties and registers and correlates language internal and sociodemographic variables to describe and explain sociolinguistic variation (Hernández-Campoy and Conde-Silvestre 2012, 5). Therefore, diachronic, language-internal and language external variables have been taken in account. The results show that in the seventeenth century the morphological alternation was tendentially determined by the syntactic function of the pronoun (mij as a direct object, mijn as indirect object). This pattern is not found in South Holland where mijn is preferably used regardless of syntactic function. Diachronically, by the 18th-century mij takes over all the syntactic functions, and it is the preferred variant in all the regions. However, 30% of instances of the pronoun are encoded by mijn. The retention of some variation is due to the language usage of lower ranks, that do not exhibit diachronic differences. The shift toward mij as the object pronoun is a change from above, i.e. led by higher ranks of the society.Show less
Research master thesis | Linguistics (research) (MA)
closed access
Contrary to most studies of Polder Dutch, which argue that Polder Dutch and Standard Dutch have different social connotations (Stroop 1998, 2010; Van Bezooijen 1999, Van Bezooijen and Van den Berg...Show moreContrary to most studies of Polder Dutch, which argue that Polder Dutch and Standard Dutch have different social connotations (Stroop 1998, 2010; Van Bezooijen 1999, Van Bezooijen and Van den Berg 2001), this thesis aims to demonstrate that present-day language users do not distinguish between the two varieties. Combining two matched guise experiments it shows not only that non-linguists are not able to name ‘Polder Dutch,’ but also that they do not rate the two varieties differently on a range of evaluative scales, providing evidence that Polder Dutch is not perceived to be distinguishable from Standard Dutch.Show less
Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
Een onderzoek, met behulp van egodocumenten van negentiende eeuwse schoolmeesters, naar de negentiende-eeuwse-schoolmeestersattitude t.a.v. de ingevoerde spelling-Siegenbeek in 1804.
In deze masterscriptie is onderzoek gedaan naar het gebruik van 'kunnen' en 'zullen' in de tweede persoon enkelvoud voor de periode 1900 tot 2010. Het onderzoeksmateriaal voor dit onderzoek bestond...Show moreIn deze masterscriptie is onderzoek gedaan naar het gebruik van 'kunnen' en 'zullen' in de tweede persoon enkelvoud voor de periode 1900 tot 2010. Het onderzoeksmateriaal voor dit onderzoek bestond uit diverse Nederlandse en Vlaamse kranten vanaf 1900 tot heden. In detail is er gekeken naar ten eerste het voorkomen van de varianten 'je kan' en 'je zal' in kranten, en daarbij ook naar de ontwikkeling in het gebruik van 'je kan' ten opzichte van 'je kunt', en 'je zal' ten opzichte van 'je zult' door de tijd heen. Ook is er gekeken of het voorkomen van deze varianten verschilde per regio in Nederland, en of er ook verschillen waren in het voorkomen van deze varianten in Nederland en België. Ten slotte is er ook een mogelijk semantisch verschil onderzocht, namelijk het specifiek of generiek gebruik van je in de varianten 'je kan' en 'je zal'.Show less
Deze scriptie vergelijkt verschillende spellingskenmerken (de lange ij, de ei en de ui, de lange e's en de lange o's) en twee naamvallen (de genitief en de datief) in Nederlandse persoonlijke...Show moreDeze scriptie vergelijkt verschillende spellingskenmerken (de lange ij, de ei en de ui, de lange e's en de lange o's) en twee naamvallen (de genitief en de datief) in Nederlandse persoonlijke brieven in de perioden 1770-1790 en 1820-1840. De scriptie draait om de vraag in welke mate de spelling van Siegenbeek en de grammatica van Weiland invloed hebben gehad op het 19e-eeuwse geschreven Nederlands in de regio’s Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland. Het blijkt dat Siegenbeeks voorschriften op alle onderzochte spellingskenmerken invloed hebben gehad, behalve op de spelling van de lange ij. Weiland heeft weinig invloed gehad bij beide naamvallen.Show less
Bachelor thesis | Nederlandse taal en cultuur (BA)
closed access
De Decker and Vandekerckhove (2012) have researched the presence of English in the chatspeak of Dutch-speaking youths, which was considerable. Nonetheless, most of the English that was...Show moreDe Decker and Vandekerckhove (2012) have researched the presence of English in the chatspeak of Dutch-speaking youths, which was considerable. Nonetheless, most of the English that was intentionally used in their corpus consisted of only one or two words. In a similar corpus with myself as the central chatter I found many more multi-word code-switches. These code-switches can be accounted for as an in-group identity practice for adolescents who construct a gay identity. A quantitative analysis shows that in the conversations between those chatters code-switches to English are used far more often than in conversations where one of the chatters does not construct a gay identity. Next, discourse analysis shows that chatters who construct a gay identity associate English with ‘gay coolness’. Using a conversation-analytical approach, I will then show that multi-word code- switches to English are used to activate ‘gay-cool’ connotations.Show less