Het begrip Competentie, dat sterk gerelateerd is aan competentiebeleving, blijkt samen te hangen met executieve functies. (Xuezhao lan et al, 2011; Vestberg et al,2012; Kalaichelvi Ganesalingam et...Show moreHet begrip Competentie, dat sterk gerelateerd is aan competentiebeleving, blijkt samen te hangen met executieve functies. (Xuezhao lan et al, 2011; Vestberg et al,2012; Kalaichelvi Ganesalingam et al, 2011). He huidig onderzoek richt zich op de samenhang tussen competentiebeleving en executieve functies (EF) en de relatie tussen gevoel van eigenwaarde en EF. Gaande dit onderzoek is er geconstateerd dat er bijna geen onderzoek gedaan is naar deze relaties. Het enige onderzoek dat een directe relatie toont tussen competentiebeleving en EF is dat van Hugher en Ensor(2011), waarin een positieve significante samenhang tussen EF en academische competentiebeleving domein werd vastgesteld. De huidige steekproef is uitgevoerd onder een groep basisschoolkinderen in de leeftijd van 8 tot 12 jaar (N=204, M=10, SD=2). Aan de hand van een correlatietoets en vervolgens een regressieanalyse wordt er gekeken of er een samenhang is tussen executieve functies en competentie domeinen schoolvaardigheden, sociale acceptatie, sportieve vaardigheden, fysieke verschijning en gevoel van eigenwaarde. Vervolgens wordt de samenhang tussen gevoel van eigenwaarde en inhibitie, emotie regulatie, initiatief nemen, werkgeheugen, plannen en organiseren, ordelijkheid en netheid en gedragsevaluatie getoetst. Uit de resultaten blijkt dat executieve functies niet gerelateerd is aan de verschillende domeinen van competentiebeleving. Daarnaast is er geen significante correlatie gevonden tussen de verschillende componenten van EF en gevoel van eigenwaarde. Er kan worden geconcludeerd dat EF en competentiebeleving niet aan elkaar gerelateerd zijn bij acht tot twaalf jarigen. Het exploratief onderzoek geeft inzicht in de ontwikkeling van competentiebeleving, dat een belangrijke factor is voor intrinsieke motivatie, en daardoor voor het leren van nieuwe vaardigheden (Lepper, Sethi, Dialdin, Drake, 1996).Show less
Wanneer kinderen een negatieve competentiebeleving hebben, heeft dit invloed op hun gevoel van eigenwaarde, sociale leven en schoolvaardigheden. Er is echter nog niet veel onderzoek gedaan naar...Show moreWanneer kinderen een negatieve competentiebeleving hebben, heeft dit invloed op hun gevoel van eigenwaarde, sociale leven en schoolvaardigheden. Er is echter nog niet veel onderzoek gedaan naar welke sociaal cognitieve vaardigheden in verband staan met de competentiebeleving. Voor dit onderzoek is gekeken of er een verband is tussen de Theory of Mind (ToM), sociale vaardigheden en competentiebeleving én of de sociale vaardigheden een mediërende factor zijn in de relatie tussen de ToM en competentiebeleving bij kinderen. Voor dit onderzoek is er bij dertien participanten, in de leeftijd van negen tot elf jaar, voor de competentiebeleving een vragenlijst afgenomen en voor de ToM de Sociale Cognitieve Vaardigheden Test (SCVT). De ouders van deze participanten hebben een vragenlijst ingevuld over de sociale vaardigheden van hun kind. De verwachtingen van dit onderzoek werden niet bevestigd; er werd geen verband gevonden tussen de ToM, sociale vaardigheden en competentiebeleving, waardoor er ook geen sprake was van een mediërende rol van sociale vaardigheden. Een mogelijke verklaring hiervoor zou de grootte van de participantengroep en het respondentmateriaal kunnen zijn. Wanneer in een vervolgonderzoek deze twee punten worden verbeterd, kunnen er gegronde conclusies getrokken worden over het verband tussen sociaal cognitieve vaardigheden en competentiebeleving.Show less
Er is in de loop der jaren veel onderzoek gedaan naar verschillen in prestatiemotivatie tussen vrouwen en mannen bij adolescenten en volwassenen. Naar verschillen bij kinderen is veel minder...Show moreEr is in de loop der jaren veel onderzoek gedaan naar verschillen in prestatiemotivatie tussen vrouwen en mannen bij adolescenten en volwassenen. Naar verschillen bij kinderen is veel minder onderzoek gedaan. Deze studie richt zich dan ook op geslachtsverschillen in prestatiemotivatie bij kinderen in de leeftijd van acht tot twaalf jaar. Daarnaast is er gekeken naar de relatie tussen sociale wenselijkheid en geslacht. Ook is onderzocht of er sprake is van een relatie tussen de zelf- en ouderrapportage. Als laatste is gekeken in hoeverre leeftijd samenhangt met prestatiemotivatie. Aan deze studie deden 363 kinderen (M = 10.33, SD = 0.94) mee. Er is gebruik gemaakt van de Prestatiemotivatie Test voor Kinderen 2 en de Dimensions of Mastery Questionnaire voor ouders. Uit de resultaten van deze studie blijkt dat er geen geslachtsverschillen gevonden zijn bij prestatiemotivatie (t (316) = 0.88, p = .378) en sociale wenselijkheid (t (259) = 0.25, p = .807). Er is ook geen relatie aanwezig tussen de zelfrapportage en ouderrapportage. Als laatste is er een negatief verband gevonden tussen leeftijd en prestatiemotivatie wanneer het gerapporteerd werd door ouders, terwijl er sprake was van een positief verband tussen leeftijd en prestatiemotivatie bij de zelfrapportage. Men kan dus concluderen dat geslacht niet van invloed is op prestatiemotivatie bij deze jonge kinderen. Ook zijn er geen geslachtsverschillen bij sociale wenselijkheid aanwezig. Ouders en kinderen ervaren de omgeving anders, waardoor de ouders vinden dat hun kind minder gemotiveerd wordt naarmate hij of zij ouder wordt, terwijl juist de kinderen vinden dat hun prestatiemotivatie toeneemt met de leeftijd. Verder onderzoek is nodig om te onderzoeken hoe deze relaties daadwerkelijk in elkaar zitten.Show less
Achtergrond: Sociale vaardigheden zijn nodig om effectief te kunnen functioneren in de alledaagse maatschappij. Executieve functies zijn hierbij van groot belang. Slechte sociale vaardigheden...Show moreAchtergrond: Sociale vaardigheden zijn nodig om effectief te kunnen functioneren in de alledaagse maatschappij. Executieve functies zijn hierbij van groot belang. Slechte sociale vaardigheden kunnen er bijvoorbeeld voor zorgen dat iemand slecht kan omgaan met relaties en vriendschappen en mogelijk in een sociaal isolement belandt. Dit wil men natuurlijk voorkomen. Doel: Er wordt in dit onderzoek specifiek gekeken in hoeverre executieve functies een rol spelen bij verschillende aspecten van sociale vaardigheden bij kinderen tussen de vier en acht jaar in een niet-klinische populatie. Er moet zo veel mogelijk informatie worden verzameld, zodat kinderen zo vroeg mogelijk begeleid en ondersteund kunnen worden wanneer er sprake is van een probleem met de sociale vaardigheden. Methode: In totaal deden 474 kinderen mee aan het onderzoek, afkomstig van 32 scholen uit Zuid-Holland. Bij de kinderen werden vier verschillende taken van de Amsterdamse Neuropsychologische Taken (ANT) afgenomen en aan hun ouders werd gevraagd om de vragenlijst van de Social Skill Rating System (SSRS) in te vullen. Resultaten: Uit de resultaten blijkt dat er geen significante correlaties zijn gevonden tussen de variabelen van de ANT en de subschaal ‘Coöperatie’. De subschaal ‘Assertie’ correleert significant negatief met de gemiddelde reactiesnelheid van basale informatieverwerkingssnelheid en het aantal fouten bij gerichte aandacht. De subschaal ‘Assertie’ correleert wel significant positief met het percentage fouten in inhibitie. Zowel de subschaal ‘Verantwoordelijkheid’ als ‘Zelf-controle’ correleert significant negatief met de gemiddelde reactietijd van basale informatieverwerkingssnelheid. Conclusie: Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat niet alle executieve functies invloed hebben op de verschillende aspecten van sociale vaardigheden. Er zijn echter sommige executieve functies die wel significant correleren met de verschillende aspecten van sociale vaardigheden. Bij deze correlaties geldt dat betere executieve functies betere sociale vaardigheden voorspellen.Show less