The Merovingian period is between the Imperium Romanum lasting until the fourth century on one side and the Carolingian Empire from the middle of the eight century on the other side. In the debate...Show moreThe Merovingian period is between the Imperium Romanum lasting until the fourth century on one side and the Carolingian Empire from the middle of the eight century on the other side. In the debate on the economy of the Early Middle Ages, there is a contradictive understanding between the “ruralisation” implying “radical simplification” (Wickham 2005) and the continuation of long-distance trade with high peasant mobility (Theuws 2012; Theuws in press). The argument for putting long-distance trade back on the research agenda to challenge the dominance of the town-hinterland model (Theuws 2012, 30) is picked up in the MA thesis by dating and provenancing the barrels and timbers found in the linings of wells and revetments at the Oegstgeest-Rijnfront site, an early medieval riverine settlement on the bank of the Old Rhine in the Western Netherlands. The construction of Leiden’s BioScience Park demanded extensive excavations to document the archaeological record of the settlement ex-situ. Post-excavation analyses are still in process. The main aim of the present study was to compare the chronology and the socio-economic relations of the Oegstgeest-Rijnfront site with other riverine settlements along the Old-Rhine during the early medieval period and the rise of the emporia. Since precise dating can at present not be established by pottery, the current study focused on the archaeological timber finds. The aim was to determine (i) the felling dates and (ii) the geographical origin of the timber elements from the settlement by means of tree ring research. The results from the present tree-ring study and previous ones were synthesized. The data-set consists of 527 documented wooden elements recovered during the two campaigns of 2009 and 2014 and excavated from wells and revetments. The dendro-chronological study includes the measurement of 152 timber samples from 16 archaeological contexts, which reflect 96 TS. The TS were grouped into 6 TGs. In total 13 features of the present study could be dated. The results were compared with previous dendrochronological studies in order to synthesize all present data. Estimated felling dates (i.e. presence of sapwood) and exact felling dates (i.e. presence of a bark edge) have been taken as indicative for establishing absolute dated construction activity in the riverine settlement. The activity can be plotted most securely between AD 644 ± 1 to tpq AD 684 ± 8, but an earlier starting date of tpq AD 561 ± 5 needs to be taken in consideration. The provenance of the timbers of greenwood from the plank-lined wells compare best with the reference chronology that represent timbers that are excavated along the Dutch lower Rhine and Meuse rivers. The four Oak barrels from the barrel-lined wells and seven reused planks from a plank-lined water well have their geographical origin in the German Rhineland, predating the heyday of Dorestad, implying that long-distance trade can be detected in the Rhine estuary already before the rise of Dorestat as an emporium.Show less
In deze scriptie heb ik onderzoek gedaan naar het materiaal, met de nadruk op het aardewerk, dat in 1906 aan de Zuidweg te Naaldwijk is opgegraven. Teneinde de hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen...Show moreIn deze scriptie heb ik onderzoek gedaan naar het materiaal, met de nadruk op het aardewerk, dat in 1906 aan de Zuidweg te Naaldwijk is opgegraven. Teneinde de hoofdvraag zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden, heb ik twee deelvragen opgesteld. De eerste deelvraag ging over de ondergrond van het grafveld ten opzichte van de bijbehorende nederzetting. Hieruit bleek dat de nederzetting en het grafveld op een verschillende plaats in het landschap lagen. De nederzetting lag op een strandduin, die vaak hoger in het landschap liggen. Het grafveld lag in het lager gelegen, wat nattere gebied achter de strandduin waar de nederzetting op lag. Het grafveld lag dus op een andere locatie in het landschap. De reden hierachter is onduidelijk. Bij het beantwoorden van de tweede deelvraag heb ik aan de hand van de chronologieën van Siegmund (1998) en Müssemeier (2003) heb ik het aardewerk van de opgraving gedateerd. Na alle stukken individueel gedateerd te hebben, ben ik gekomen tot een algemene datering van 555 tot 620 AD +/- 50 jaar. Na de beantwoording van de deelvragen, heb ik de hoofdvraag beantwoord. Hieruit is gebleken dat verder onderzoek nog veel informatie kan opleveren. Wel is het duidelijk geworden, dat mensen in de merovingische periode gecremeerd werden. Of er ook begraven werd, is niet duidelijk. Inhumaties zijn niet aangetroffen, maar het is goed mogelijk dat deze er wel zijn geweest, maar dat ze verloren zijn gegaan.Show less
